2025/30 Afgewezen

Carbon Tanzania Ltd. / Trouw - verzoekster inzake herziening conclusie RvdJ 2025/14

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2025/14 over een klacht van Carbon Tanzania Ltd. tegen M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en Trouw te herzien. Trouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

de hoofdredacteur van Trouw

tot herziening van de conclusie van de Raad van 4 juni 2025 (RvdJ 2025/14) inzake de klacht van

Carbon Tanzania Ltd.

De heer mr. J. Baars, senior jurist bij DPG Media, heeft op 2 juli 2025 namens Trouw (verzoekster) verzocht om herziening van de conclusie van 4 juni 2025 inzake de klacht van Carbon Tanzania Ltd. tegen M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en de hoofdredacteur van Trouw. Bij de beoordeling van het verzoek is verder de reactie van Carbon Tanzania Ltd. van 29 juli 2025 betrokken.

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 19 september 2025 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

Carbon Tanzania Ltd. heeft op 4 februari 2025 een klacht ingediend tegen M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en de hoofdredacteur van Trouw over het op 6 december 2024 verschenen artikel “Miljardairs gebruiken jagers-verzamelaars om CO2-uitstoot te compenseren. ‘Nieuwe vorm van kolonialisme’”.

Op 4 juni 2025 heeft de Raad – voor zover in deze herzieningsprocedure van belang – geconcludeerd dat de klacht gegrond is ten aanzien van de klachtonderdelen dat het artikel een eenzijdig en vertekend beeld schetst en dat onvoldoende wederhoor is toegepast.

De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“In het artikel wordt een verband gelegd tussen misstanden bij koolstofkredieten in algemene zin en de situatie rondom het koolstofproject waarbij klaagster is betrokken. Klaagster wordt ernstig gediskwalificeerd, omdat zij door een anonieme bron wordt beschuldigd van (neo)kolonialisme. Die term wordt zelfs gebruikt in de kop en intro van het artikel. Op de zitting is gebleken dat Trouw de beladen term ‘kolonialisme’ bewust heeft gebruikt, ondanks de negatieve lading die daaraan is verbonden.
Ook verder wordt – mede door de opzet van het artikel – de indruk gewekt dat bij het koolstofproject waarbij klaagster is betrokken, sprake is van misstanden. Zo wordt de kennis van de Hadzabe over het project, zowel die ten tijde van de totstandkoming als de huidige kennis, in twijfel getrokken. Klaagster wordt er verder van beschuldigd dat zij de dreigende ontbossing overschat om meer koolstofkredieten te kunnen verkopen. Verder wordt bericht over de opbrengsten van het project, waarvan mogelijk te weinig bij de Hadzabe terecht komen en waarbij in het midden blijft of klaagster dan wel de tussenhandelaar daarvoor verantwoordelijk is. Ten slotte wekt de laatste passage over een voormalig jager, die vertelt dat alle heilige plekken zijn verdwenen, binnen de context van de eerdere informatie de indruk dat het koolstofproject van klaagster daarbij een rol heeft gespeeld en dat ook in dit opzicht sprake is van een misstand.
Naar het oordeel van de Raad vinden de beschuldigingen onvoldoende steun in de feiten en wordt – mede door het ontbreken van context en adequate weergave van het wederhoor in de publicatie – onevenwichtig bericht over klaagster en haar project. Het beladen begrip ‘(neo)kolonialisme’ wordt niet uitgelegd en niet wordt duidelijk gemaakt waarom dat begrip van toepassing zou zijn op klaagster of haar koolstofproject dat in het artikel wordt genoemd. De beschuldiging wordt in het artikel toegeschreven aan een anonieme bron, terwijl een visie hierop van wetenschappers en – nog belangrijker – van de Hadzabe en klaagster zelf, in het artikel ontbreekt.
Ten aanzien van de beschuldigingen dat de dreigende ontbossing wordt overschat en de Hadzabe bij de totstandkoming van het project geen weloverwogen beslissing zouden hebben kunnen nemen, is slechts op marginale en terughoudende wijze wederhoor opgenomen. Met betrekking tot de overige beschuldigingen blijkt uit het artikel niet dat daadwerkelijk wederhoor bij klaagster is gevraagd.
Hierdoor is een eenzijdig en vertekend beeld over klaagster geschetst, dat wordt versterkt doordat eventuele ontlastende informatie achterwege is gelaten of – net als het wel opgenomen wederhoor – wordt gebagatelliseerd.
Zo wordt de binnen de context zeer relevante maar summier geformuleerde zin dat de Hadzabe de stelling van klaagster beamen, dat autonomie en participatie van de gemeenschap hoekstenen van het project zijn, meteen afgezwakt door de verder niet onderbouwde zin dat (anonieme) onafhankelijke activisten kritisch zijn en menen dat de meeste Hadzabe niet begrijpen hoe koolstofprojecten werken. Verder is het door klaagster aangeleverde artikel ter weerlegging van de beschuldiging dat de ontbossing wordt overschat, door Trouw gemarginaliseerd door de deskundigheid van de opsteller in twijfel te trekken. Bij de beschuldiging dat de Hadzabe bij de totstandkoming van het project te weinig kennis hadden, is volstaan met de vermelding dat klaagster de voorschriften van Plan Vivo heeft gevolgd, zonder de reactie van klaagster op te nemen dat het verbeterpunt over de kennis bij de Hadzabe om weloverwogen te beslissen al was geadresseerd vóór de goedkeuring door Plan Vivo. Op de zitting is bovendien gebleken dat Trouw eventuele ontlastende informatie – zoals het door klaagster aangehaalde actuele onderzoek met daarin een enquête onder 400 Hadzabe over het koolstofproject – zonder goede reden niet heeft verwerkt in het artikel. Dat de Hadzabe te weinig kennis en kunde zouden hebben om weloverwogen te beslissen over het deelnemen aan het project is gebaseerd op het keuringsrapport uit 2012, zonder dat de gang van zaken van destijds verder is uitgezocht of is geverifieerd bij de Hadzabe zelf. Ook ten aanzien van de overige beschuldigingen blijft onduidelijk wat de Hadzabe zelf vinden, terwijl de strekking van de beschuldigingen is dat zij worden benadeeld door het project, althans onvoldoende kennis hebben van risico’s verbonden aan het project. Dit versterkt de eenzijdigheid van het artikel.
Trouw heeft, kortom, eenzijdig en vertekenend bericht over klaagster en het project, mede doordat ernstige beschuldigingen zonder voldoende grondslag en zonder deugdelijk wederhoor zijn gepubliceerd. De klacht is daarom op dit punt gegrond.”

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Verzoekster stelt – samengevat – dat de Raad ten onrechte van bepaalde feitelijke aannames is uitgegaan. De anonieme bron die Carbon Tanzania Ltd. in het artikel beschuldigt van (neo)kolonialisme is een lid van de Hadzabe met een relevante academische achtergrond. Op basis daarvan is het onjuist om aan te nemen dat deze bron geen Hadzabe of deskundige is en om daarop het oordeel over de nuance in het artikel te enten. Verder is de redenering dat nu de bron anoniem is diens visie extra moest worden onderbouwd, niet steekhoudend. De anonimiteit zegt niets over (het ontbreken van) deskundigheid of representativiteit. Bovendien heeft verzoekster eerder aangevoerd dat de term ‘(neo)kolonialisme’ door meerdere (deskundige) personen in dezelfde context is gebezigd.
Daarnaast bestrijdt verzoekster de conclusie dat zij de deskundigheid van de opsteller van een door klaagster aangehaald artikel over ontbossing in twijfel zou hebben getrokken. Het uitgangspunt in de journalistiek is nu juist dat bronnen kritisch worden gewogen. Waar het gaat om een non-peer-reviewed artikel van een commercieel betrokken auteur, rechtvaardigt dit een kritische duiding, ook vanuit het oogpunt van objectieve verslaggeving. Daarbij heeft verzoekster vermeld dat de opsteller een wetenschapper is en geduid dat hij zelf een belang heeft bij koolstofkredieten.
Ten slotte meent verzoekster dat zij het rapport over een enquête onder Hadzabe niet in de publicatie had hoeven betrekken, omdat daaruit niet blijkt dat de Hadzabe begrijpen hoe koolstofkredietprojecten werken. Uit de overwegingen van de Raad volgt niet dat hij heeft vastgesteld dat het rapport de weerlegging van de stelling in het artikel wél ondersteunt en dat verzoekster daarom dit in haar artikel had moeten meenemen.
Uit het voorgaande volgt dat de conclusie van de Raad (deels) is gebaseerd op feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan, zodat het herzieningsverzoek moet worden toegewezen, aldus verzoekster.

Carbon Tanzania heeft daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover gesteld. De aanvullende informatie over de anonieme bron laat onverlet dat in het artikel onvoldoende informatie wordt verschaft aan de lezer, in het bijzonder over de vraag waarom het begrip ‘(neo)kolonialisme’ van toepassing zou zijn op Carbon Tanzania of haar koolstofproject.
Aan de conclusie van de Raad kan evenmin afdoen dat verzoekster niet de deskundigheid, maar de onafhankelijkheid van de opsteller van het artikel over ontbossing in twijfel heeft getrokken zonder inhoudelijke weerlegging van zijn standpunten.
Ook het argument van verzoekster betreffende de enquête onder Hadzabe gaat voorbij aan de overkoepelende conclusie van de Raad dat verzoekster een eenzijdig en vertekend beeld heeft geschetst en door Carbon Tanzania verstrekte ontlastende informatie achterwege heeft gelaten of heeft gebagatelliseerd. Het artikel van Trouw gaat bovendien niet alleen over de kennis van Hadzabe over het koolstofproject, maar ook over de gevolgen voor hun leven. Juist daarvoor is het rapport over de enquête relevant.
Volgens Carbon Tanzania bevat het herzieningsverzoek overwegend een herhaling of nadere uitwerking van eerdere stellingen van verzoekster en is geen sprake is van feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Herziening van een eerder gedane conclusie is (onder meer) mogelijk indien een verzoeker aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad ‘berust op feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan’. Verzoekster heeft dat niet gedaan.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft verzoekster allereerst nadere informatie verstrekt over haar anonieme bron. Het gaat hierbij echter niet om nieuwe feiten, maar om informatie die ten tijde van de behandeling van de klacht op de zitting van 28 maart 2025 al bij verzoekster bekend was of bij haar redelijkerwijs bekend kon zijn. Een herzieningsverzoek kan echter niet worden toegewezen als dat is gebaseerd op feiten die door de verzoeker eerder ingebracht had kunnen worden. Dat verzoekster mogelijk niet adequaat op de stellingen van klaagster heeft gereageerd, komt voor haar rekening.

Verder bevat het verzoekschrift (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoekster eerder in de procedure heeft geformuleerd en die de Raad (in de kern) heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.

In essentie vraagt verzoekster om een herbeoordeling van de klacht, omdat zij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroep) procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting of uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.

Relevante eerdere conclusie(s) van de Raad: RvdJ 2025/17, RvdJ 2021/47, RvdJ 2021/36 en RvdJ 2014/27
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1

CONCLUSIE

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo vastgesteld door de Raad op 14 november 2025 door mr. S. Djebali, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, L.C. Hauben, J. Hoogenberg en M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.