Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2021/22 over een klacht tegen K. van Teeffelen en Trouw te herzien. Verzoeker maakt bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoeker zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
X
tot herziening van de conclusie van de Raad van 6 mei 2021 (RvdJ 2021/22) betreffende zijn klacht tegen
K. van Teeffelen en de hoofdredacteur van Trouw
De heer X (verzoeker) heeft op 31 mei 2021 verzocht om herziening van de conclusie van 6 mei 2021 inzake zijn klacht tegen K. van Teeffelen en de hoofdredacteur van Trouw (hierna gezamenlijk: Trouw). Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek is verder correspondentie betrokken van verzoeker en de heer M. Roessingh, hoofdredacteur, van 7 en 9 juni 2021.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 2 juli 2021 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen. Een van de Raadsleden heeft zich voorafgaand aan de zitting verschoond, waarna het verzoek is beoordeeld door de voorzitter en overige leden.
DE FEITEN
Verzoeker heeft op 17 december 2020 een klacht ingediend tegen Trouw over het artikel “René sloeg zijn vrouw, Philomenia werd geslagen door haar man. Nu adviseren ze slachtoffers. ‘Elk verhaal heeft twee kanten’”.
Op 6 mei 2021 heeft de Raad geconcludeerd dat Trouw journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.
Gezien de opzet van de publicatie en de toon ervan, zijn de bedoeling en de aard van de daarin opgenomen informatie voor de lezer voldoende duidelijk: de publicatie behelst vooral het persoonlijke verhaal van de geïnterviewden – onder wie de ex-echtgenote van klager – en hun visie op de gebeurtenissen, zoals die zich volgens hen binnen de relaties met hun ex-partners hebben voorgedaan. De publicatie betreft geen feitelijke verslaglegging daarover. Het stond Trouw vrij om aandacht te besteden aan het verhaal van de geïnterviewde ex-echtgenote van klager op de wijze zoals zij heeft gedaan. Daarbij is voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen.
De Raad kan zich goed voorstellen dat klager zich door de publicatie gegriefd voelt. Dat hij het niet eens is met de uitlatingen van zijn ex-echtgenote, wil niet zeggen dat Trouw die uitlatingen niet had mogen publiceren. Vanwege de context van de publicatie behoefde de in het artikel verwerkte informatie niet vooraf te worden geverifieerd.
Verder behoeft wederhoor in beginsel niet te worden toegepast bij publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten. Hoewel een publicatie iemands belang zodanig kan raken dat het toepassen van wederhoor toch op zijn plaats is, was toepassing van wederhoor bij klager niet nodig. Daarbij is van doorslaggevend belang dat in het artikel geen persoonlijke gegevens van klager zijn vermeld. Het is daarom niet aannemelijk dat klager voor het grote publiek identificeerbaar is. Dat hij wellicht in kleine kring op de publicatie is aangesproken, is onvoldoende voor de conclusie dat Trouw onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het voorgaande in aanmerking genomen behoefde Trouw ook geen rectificatie te plaatsen.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Verzoeker stelt – samengevat – het volgende. Hij is het niet eens met de conclusie van de Raad dat geen herleiding tot zijn persoon mogelijk is. Zijn ex-echtgenote is tweemaal getrouwd, dus de publicatie is zeer eenvoudig naar hem terug te leiden.
Verder heeft verzoeker een aantal brieven van de politie, een reclasseringsadvies en een proces-verbaal van aangifte overgelegd. Daaruit blijkt dat zijn ex-echtgenote in de publicatie onwaarheden over hem uit. Hij is dus door de publicatie ten onrechte in een kwaad daglicht geplaatst, aldus verzoeker.
Trouw verwijst naar haar eerdere verweer en heeft daaraan niets toe te voegen.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoekers aannemelijk maken dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoeker heeft dit niet gedaan.
Het verzoekschrift bevat (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoeker eerder in zijn klacht heeft geformuleerd dan wel in zijn verdere correspondentie naar voren heeft gebracht, en die de Raad heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op basis van onjuiste constateringen heeft gedaan.
De door verzoeker overgelegde brieven van de politie, het reclasseringsadvies en het proces-verbaal van aangifte werpen geen nieuw licht op de zaak. Het gaat hierbij overigens niet om nieuwe feiten, maar om documenten die dateren van vóór de behandeling van de klacht op 2 juli 2021 en die derhalve bij verzoeker bekend waren of bij hem redelijkerwijs bekend konden zijn. Dat verzoeker zijn klacht mogelijk niet adequaat heeft opgesteld, door daarbij niet alle relevante documenten te voegen, komt voor zijn rekening en risico.
Dat verzoeker het niet eens is met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2021/23 en RvdJ 2014/27
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 27 augustus 2021 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, mw. dr. J. Luttikhold, H.P.M.J. Schneider en mw. M. Stenneke, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G. Kamminga, plaatsvervangend secretaris.