2025/14 Deels gegrond / Deels ongegrond

Carbon Tanzania Ltd. / M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en de hoofdredacteur van Trouw

Samenvatting

M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en Trouw hebben in het artikel “Miljardairs gebruiken jagers-verzamelaars om CO2-uitstoot te compenseren. ‘Nieuwe vorm van kolonialisme’” bericht over mogelijke misstanden bij het koolstofkredietproject van Carbon Tanzania Ltd. (klaagster). Daarbij is eenzijdig en vertekenend bericht over (het project van) klaagster, mede doordat beschuldigingen zonder voldoende grondslag en zonder deugdelijk wederhoor zijn gepubliceerd. Van relevante, zwaarwegende feitelijke onjuistheden is echter niet gebleken. De klacht is daarom deels gegrond en deels ongegrond. De Raad doet de aanbeveling aan Trouw om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek

inzake de klacht van

Carbon Tanzania Ltd.

 tegen

M. Hooft van Huysduynen, J. Juffermans en de hoofdredacteur van Trouw

De heer mr. V.S. Bouman, advocaat te Amsterdam, heeft op 4 februari 2025 namens Carbon Tanzania Ltd. (klaagster) een klacht ingediend tegen de heer M. Hooft van Huysduynen, mevrouw J. Juffermans, en de hoofdredacteur van Trouw. Na verzoek van de secretaris heeft mr. Bouman het klaagschrift ingekort ingediend op 7 februari 2025. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 4 en 21 maart 2025.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 28 maart 2025. Namens klaagster zijn de heer J. Anderson, medeoprichter van klaagster, mevrouw C. Elion, tolk, en mr. Bouman verschenen. Aan de zijde van Trouw waren Hooft van Huysduynen, Juffermans en de heer mr. J. Baars, senior jurist bij DPG Media, aanwezig.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft klaagster desgevraagd bevestigd dat zij, overeenkomstig artikel 2 lid 2 van het reglement van de Raad, met het indienen van de klacht bij de Raad heeft geaccepteerd dat zij afziet van het nemen van rechtsmaatregelen omtrent dezelfde publicaties en/of journalistieke gedragingen
Vervolgens hebben partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van notities.

DE FEITEN

Op 6 december 2024 heeft Trouw een artikel van de hand van Hooft van Huysduynen en Juffermans gepubliceerd met de kop “Miljardairs gebruiken jagers-verzamelaars om CO2-uitstoot te compenseren. ‘Nieuwe vorm van kolonialisme’”. De intro van het artikel luidt:
“Hadzabe, een groep jagers-verzamelaars in Tanzania die zelf nauwelijks CO₂ uitstoten. ‘Dit is een nieuwe vorm van kolonialisme.’”
 Het artikel bevat verder onder meer de volgende passages:
“Mirton, Unkje en Shogwi zien dat hun leefgebied droger wordt en dat er minder wild te vinden is. Maar dat dit mede komt door een klimaatcrisis die anderen, elders ter wereld, aanjagen met de uitstoot van CO2, ligt ver buiten hun blikveld.
Hadzabe stoten zelf nauwelijks CO2 uit. Ze leggen geen voorraden aan, hebben geen persoonlijk bezit en delen alles. Ze houden geen vee, kappen geen bomen, hebben geen auto, koelkast of tv.
De jongens realiseren zich ook niet dat er om die klimaatcrisis te bestrijden iets bedacht is als een handel in koolstofkredieten. En dat er koolstofkredieten uit hun naam worden gecreëerd en verkocht, waarmee grote en rijke uitstoters hun uitstoot legitimeren.
Overnachten voor 15.000 euro
De Hadzabe gingen ruim tien jaar geleden in zee met een bedrijf genaamd Carbon Tanzania. Ze kwamen overeen dat ze samen ontbossing van het leefgebied tegengaan. De CO2-uitstoot die zo zou worden voorkomen, wordt door Carbon Tanzania verkocht in de vorm van koolstofkredieten. De opbrengst wordt gedeeld.

en:
“De jaarlijkse uitstoot van zo’n 35.000 Nederlandse huishoudens
Carbon Tanzania beheert het Yaeda-Eyasi project. Dit project huurt zogenoemde village game scouts in, die het gebied moeten monitoren zodat lokale overheden en UCRT kunnen optreden als er illegaal bos wordt gekapt. Carbon Tanzania berekent de ontbossing die is voorkomen en verkoopt de koolstofkredieten. Het bedrijf krijgt 40 procent van de opbrengst, de Hadzabe-gemeenschap 60 procent.
Uit jaarverslagen blijkt dat de inhuur van de opzichters door de Hadzabe wordt betaald. Ze besteden de opbrengst verder vooral aan onderwijs en gezondheidszorg.
In de loop der tijd sloot Carbon Tanzania ook overeenkomsten met het herdersvolk Datoga, dat ook door UCRT werd geholpen om landgebruikrechten te verwerven. Het project breidde uit naar een gebied met 64.000 inwoners. De Hadzabe zijn sinds 2021 een kleine speler binnen het project.”

en:
“Maar onderzoekers van onder andere de Vrije Universiteit Amsterdam en Cambridge vonden bij twee andere CO2-projecten van Carbon Tanzania geen bewijs dat deze ontbossing voorkwamen. Carbon Tanzania creëerde en verkocht ten onrechte 1,7 miljoen koolstofkredieten, concludeerden ze vorig jaar in het tijdschrift Science.
De onderzoekers bekeken 26 koolstofprojecten en oordeelden dat de meeste, waaronder die van Carbon Tanzania, de dreiging van ontbossing overdrijven. Zo kunnen meer koolstofkredieten worden verkocht dan gerechtvaardigd is. “Ze verkopen meestal gebakken lucht,” aldus onderzoeksleider Thales Pupo West van de VU.
Simon Counsell, voormalig directeur van de Britse ngo Rainforest Foundation UK, keek met Trouw mee naar het Yaeda-Eyasi project. Hij vermoedt dat de dreigende ontbossing ook bij dit project veel te hoog is ingeschat. “Het is zeer de vraag of de gegenereerde koolstofkredieten het resultaat zijn van werkelijk voorkomen CO2-uitstoot”, aldus Counsell.
Carbon Tanzania spreekt dit tegen. Het bedrijf zegt de dreigende ontbossing ‘te overschatten noch te onderschatten’. De wetenschappers achter het onderzoek in Science maakten fouten, zegt het bedrijf. Het vermoeden van Simon Counsell zou ook niet kloppen. Het bedrijf wijst op een artikel waarin de conclusies in het Science-artikel zouden worden weerlegd. Dat artikel is geschreven onder leiding van Ed Mitchard, een Schotse wetenschapper die werkt bij een bedrijf dat diensten aan koolstofkrediet-projecten levert.

Cijfers zijn per ongeluk openbaar gemaakt
Het is ook de vraag of de Hadzabe een eerlijk deel van de opbrengst krijgen. Carbon Tanzania verdiende ruim 1,4 miljoen euro voor de betrokken inheemse groepen, zoals de Hadzabe. Dat is 60 procent van de opbrengst, zegt het bedrijf.
Maar Carbon Tanzania verkoopt de meeste koolstofkredieten aan een tussen-handelaar. Die verkoopt de kredieten voor meer geld door aan de eindgebruikers. De uiteindelijke opbrengst is dus hoger, maar hoeveel is niet duidelijk. Prijzen worden geheim gehouden.”

en:
‘Een nieuwe vorm van kolonialisme’
Wetenschappers en ngo’s wijzen er al jaren op dat de verhouding tussen koolstofkredietprojecten en inheemse volken ongelijk is en dat hun rechten regelmatig worden geschonden.
Inheemse volken hebben bijvoorbeeld het recht om in vrijheid en geïnformeerd te beslissen of ze wel of niet meedoen. Maar in de praktijk is dat vaak een afvinkexercitie, zegt Nathanial Rugh, een Spaanse wetenschapper die is verbonden aan het onderzoeksproject Global Atlas of Environmental Justice. Inheemse gemeenschappen begrijpen vaak niet waar ze aan beginnen, zegt hij.
Carbon Tanzania geeft hoog op over de betrokkenheid van de Hadzabe. “Dit initiatief is gegrond in de gemeenschap”, zegt het bedrijf. “Autonomie en participatie van de gemeenschap zijn hoekstenen van het project.” Hadzabe die door Carbon Tanzania bij
het project zijn betrokken, beamen dit.
Maar onafhankelijke activisten zijn kritisch. Volgens hen begrijpen de meeste Hadzabe niet hoe koolstofprojecten werken. Het is voor hen een raadsel hoe zoiets als een koolstofkrediet kan worden gecreëerd. Ze leven in of bij het bos, en gaan meestal niet naar school. Ze spreken de kliktaal Hadzane. Swahili, de voertaal in Tanzania, is hun tweede taal. “Heel weinig Hadzabe doorgronden het koolstofproject”, zegt een medewerker van een lokale ngo, die vanwege mogelijke repercussies anoniem wil blijven. “Dit is een nieuwe vorm van kolonialisme.”

Te weinig kennis en kunde
Toen Carbon Tanzania en UCRT het project in 2010 bij de Hadzabe introduceerden, leunden ze op enkele Hadzabe om de gemeenschap te informeren, zo staat in projectdocumenten. Maar een externe onderzoeker die het project in november 2012 keurde, schreef dat deze Hadzabe-vertegenwoordigers vonden dat ze daarvoor te weinig kennis en kunde hadden.
‘Prominente leden van de Hadzabe-gemeenschap, en veldcoördinatoren van Carbon Tanzania, vinden dat ze koolstofprojecten onvoldoende begrijpen om anderen te adviseren’, aldus het keuringsrapport. Het keurmerk Plan Vivo, een van de vele private keurmerken voor koolstofkredietprojecten, keurde het project desondanks goed.
“De Hadzabe konden geen weloverwogen beslissing nemen zonder deze basiskennis van koolstofprojecten en hun risico’s”, zegt Rugh, die het project op verzoek van Trouw bekeek. “Zouden ze hebben ingestemd als ze begrepen dat koolstofkredietprojecten mogelijk klimaatverandering aanjagen en bijdragen aan meer hitte en droogte in hun leefgebied?”
Carbon Tanzania zegt de voorschriften van de private keurmerkorganisatie Plan Vivo te hebben gevolgd. “Zoals u ziet in de keuringsrapporten, voldeden we meer dan adequaat aan de vereisten.” UCRT beantwoordde de vragen van Trouw niet.”

en:
“Een 69-jarige Hadza genaamd Gudo bemant het gemeenschapscentrum. Er hangen informatiebladen en foto’s aan de muur. Toeristen kunnen er doneren. Gudo’s pijl en boog staan in de hoek. Aan de muur hangt een foto van hem als jonge man. Midden in de natuur, in volle jachtuitrusting. Hij wijst er trots naar. “We leefden met heel veel wild en beschermden zwangere vrouwen en jonge kinderen. Ik ging dagelijks met vrienden op jacht. Nooit had ik het gevoel dat ik iets miste. Ik heb de auto en elektriciteit zien komen en heel veel nieuwe mensen. Volgens hen missen we wel iets.”
Hij vertelt dat alle heilige plekken verdwenen zijn, zoals de grotten en speciale bomen waar Hadza met hun voorouders spraken. “We treffen hen alleen nog in onze dromen.”

Onder het artikel staat de volgende tekst:
“Correctie: In een eerdere versie stonden enkele onjuistheden. Zo is het moederbedrijf van Carbon Tanzania (CT) in Groot-Brittanië gevestigd (niet CT zelf zoals eerst vermeld). Verder huurt CT niet zelf ‘village game scouts’ in, zoals vermeld, maar worden die ingehuurd door het beschreven koolstofkredietproject. Tot slot is nog een passage toegevoegd en wel deze: “Tanzania heeft in 2022 regels voor koolstofkredietprojecten ingevoerd, maar staat toe dat ze internationale, private keurmerken blijven volgen als het gaat om de uitgifte van koolstofkredieten en de controle daarop.”
De volledige naam van de anonieme medewerker van de ngo is bekend bij de hoofdredactie van Trouw”

 In een e-mail van 3 oktober 2024 heeft Anderson enkele vragen Hooft van Huysduynen en Juffermans beantwoord en verzocht de volgorde verklaring op te nemen in het artikel:
“STATEMENT (on behalf of Carbon Tanzania for inclusion in article)
The land-use plans that have been developed and implemented across the Yaeda Eyasi landscape were not developed for, or influenced by, the design or activities of the Yaeda Eyasi project or Carbon Tanzania. They are the result of consultative land use planning processes between Indigenous Peoples, local communities, government authorities and non-governmental organisations, according to Tanzanian land law.
Carbon Tanzania works alongside and in legal agreement with communities, following a full free, prior, and informed consent process based on current guidance, which was fully audited. We also work with the Indigenous Peoples’ rights organisation UCRT, whose involvement with the Yaeda and Eyasi communities far predates that of Carbon Tanzania. We actively respect legal land rights agreements and free, prior, and informed consent as being fundamental to our work with local communities to protect vital ecosystems within the constraints of competing land use and livelihood priorities.”

 
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klaagster stelt – samengevat – het volgende. De publicatie bevat diverse feitelijke onjuistheden en klaagster maakt met name bezwaar tegen drie specifieke passages. Allereerst staat in het artikel ten onrechte dat het project zogeheten village game scouts inhuurt. De verantwoordelijkheid voor inhuur van de game scouts ligt bij de dorpsraden en zij betalen die inhuur uit hun algemene middelen, waarvan een deel bestaat uit de opbrengsten van het project. Ten tweede is niet juist dat de Hadzabe sinds 2021 een kleine speler zijn binnen het project. Zij beheren zo’n 50% van het projectgebied, hebben daarin hun eigen bosbeschermingsactiviteiten en hebben volledige autonomie over de besteding van hun inkomsten. En ten derde is onjuist dat UCRT kan optreden als er illegaal bos wordt gekapt. Die organisatie bemiddelt slechts als er conflicten zijn, alleen de lokale overheden zijn bevoegd te handhaven. Verder heeft klaagster ter illustratie gewezen op een groot aantal andere onjuistheden.
Klaagster stelt verder dat zij en haar project op eenzijdige en tendentieuze wijze zijn belicht. Zo blijkt uit het gebruik van de term ‘kolonialisme’ dat sprake is van een vooringenomen houding, gericht tegen koolstofprojecten in het algemeen en tegen klaagster in het bijzonder. Deze zware en onterechte beschuldiging – afkomstig van een anonieme bron – wordt nergens onderbouwd, maar wel vier keer aangehaald.
Ook krijgen critici van koolstofprojecten veel meer ruimte dan voorstanders. Voorstanders en bij het project betrokken partijen worden slechts kort aangehaald en niet bij naam genoemd. Daarbij komt dat de Hadzabe die bij het project betrokken zijn, niet worden geciteerd. Sterker nog, dat Hadzabe het standpunt van klaagster beamen dat autonomie en participatie van de gemeenschap hoekstenen van het project zijn, wordt meteen in twijfel getrokken door de vermelding dat zij volgens ‘onafhankelijke’ activisten niet begrijpen hoe koolstofprojecten werken. Verder wordt de indruk gewekt dat het Plan Vivo keurmerk minder waarde heeft omdat het een privaat keurmerk is, terwijl vrijwel alle keurmerken privaat zijn. Ook is vermeld dat het keurmerk het project goedkeurde ondanks bezwaren van een externe onderzoeker over de kennis bij de Hadzabe, terwijl de bezwaren uit de startfase juist zijn weggenomen door de aanbevelingen van de onderzoeker op te volgen. Ten aanzien van de opgenomen stelling uit anonieme bron dat erg weinig Hadzabe het koolstofproject doorgronden, voert klaagster aan dat zij in 2010 conform de regels heeft gehandeld; zij heeft de leden van de Hadzabe die volgens hun gebruiken gaan over beslissingen, zodanig voorgelicht dat die leden een bewuste beslissing konden nemen. Uit recent onderzoek onder de Hadzabe gemeenschap blijkt dat 4% de bepalingen in de statuten kent over wat zij met het land kunnen doen, dat 86% de uitvoering van die statuten niet bestrijdt en dat 91% bijeenkomsten heeft bijgewoond om te overleggen over het gebruik van koolstofopbrengsten. Verder wordt met de zin dat de ‘uiteindelijke opbrengst’ hoger is, de indruk gewekt dat klaagster meer overhoudt aan de verkoop van koolstofkredieten dan zij zelf zegt, terwijl juist van de inkomsten uit direct verkochte koolstofkredieten en aan tussenhandelaren verkochte kredieten 60% aan de deelnemende gemeenschappen wordt betaald. Verder geeft Trouw, met het noemen van vier Hadzabe die niet in het projectgebied wonen, maar in gebieden die lijden onder toerisme, een verkeerd beeld van de realiteit; een groot deel van de Hadzabe beschikt juist mede dankzij klaagster over landrechten en heeft de mogelijkheid de traditionele levensstijl te blijven beoefenen. Illustratief is in dit verband het citaat in de laatste alinea, waarmee de indruk wordt gewekt dat klaagster een rol heeft gespeeld in de teloorgang van heilige plekken en de Hadzabe- cultuur.
Klaagster vindt tot slot dat zij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen voor wederhoor. Haar reactie heeft vrijwel geen plaats gekregen in het artikel en haar verklaring is niet opgenomen, terwijl dat bij dit soort publicaties gebruikelijk is.

Trouw stelt hier – samengevat – het volgende tegenover. Het artikel is gebaseerd op veel documenten, wetenschappelijke onderzoeken en rapporten en op interviews met klaagster, betrokkenen en critici. Het resultaat is een kritisch maar gebalanceerd artikel. Trouw wijst erop dat journalisten vrij zijn om zelf de invalshoek van het artikel te bepalen, mits dat – zoals nu – leidt tot een evenwichtig artikel waarbij voldoende ruimte is geboden voor wederhoor. Projecten met uitstootcompensatie liggen wereldwijd onder een vergrootglas. Het project van klaagster is veel in het nieuws geweest als voorbeeldproject en klaagster heeft jarenlang ook zelf de publiciteit gezocht. De reactie van klaagster is in het artikel op verschillende plaatsen verwerkt. Het is niet gebruikelijk om een verklaring als geheel op te nemen.
Dat het project de village game scouts inhuurt, is gebaseerd op het jaarverslag van klaagster over 2022. Verder is niet onjuist dat UCRT kan optreden als er illegaal bos wordt gekapt; de term ‘optreden’ ziet niet alleen op handhaving, maar ook op ander (actief) handelen naar aanleiding van illegale kap, zoals bemiddeling waarover klaagster zelf spreekt. Bovendien vermeldt klaagster zelf in verschillende documenten dat overheden en UCRT gezamenlijk optrekken tegen inbreuken op het landgebruikplan. Dat de duizend Hadzabe tot slot 50% van het projectgebied beheren, laat onverlet dat zij een minderheid vormen binnen het gehele gebied van 64.000 inwoners.
Verder is in diverse wetenschappelijke publicaties al gesproken over ‘kolonialisme’ rond emissie-kredieten. Dit begrip valt in de maatschappelijke discussie dan ook steeds vaker; het betreft algemene en actuele kritiek. De opkomende kritiek op projecten die destijds als ecologische voorbeeldprojecten zijn gestart, is bovendien een nieuwswaardige en daarmee journalistieke invalshoek, zodat de term kon worden gebruikt. Op de zitting heeft Trouw verder toegelicht dat het begrip in deze context toepasselijk is: Hadzabe hebben gebrekkige kennis van het project én de risico’s, hebben gebrekkig zicht op de geldstromen en weten niet dat er andere stakeholders zijn, zoals het moederbedrijf van klaagster. Het begrip is niet gebruikt door één, maar door twee anonieme activisten. Trouw heeft bovendien de juistheid van de term geverifieerd bij wetenschappers.
Trouw betwist dat de indruk wordt gewekt dat klaagster meer verdient dan ze zegt. Uit het artikel blijkt dat ook anderen aan het project verdienen, omdat is vermeld dat wordt gewerkt met een tussenhandelaar. Ook met het citaat uit de laatste alinea wordt geen verkeerde indruk gewekt. Daarmee wordt alleen verduidelijkt dat de Hadzabe in de praktijk lang niet allemaal meer zoals vroeger kunnen leven. Met het benoemen van het feit dat het gaat om een privaat keurmerk wordt evenmin een negatieve indruk gewekt. Het onderscheid tussen private en publieke keurmerken is algemeen bekend en in Nederland zijn de meeste keurmerken privaat. Verder blijkt uit het keuringsrapport van Plan Vivo niet dat er interventies zijn gepleegd en wat de resultaten daarvan waren.
Tot slot blijkt uit het door klaagster aangehaalde onderzoek, dat is uitgevoerd door de partner van de heer Anderson, niet dat de Hadzabe begrijpen hoe koolstofkredietprojecten werken en hoe een koolstofkrediet wordt gecreëerd. Om die reden leek het Trouw niet nodig het rapport te benoemen in de publicatie.
Trouw concludeert dat zij zorgvuldig heeft gehandeld.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

De Raad stelt voorop dat media een belangrijke taak hebben om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Daarbij zijn de journalist en zijn redactie vrij in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.
Dit neemt niet weg dat de journalist een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Verder mogen beschuldigingen niet zonder deugdelijke grondslag worden gepubliceerd. Bovendien moet voldoende wederhoor worden toegepast bij een degene die door gepubliceerde beschuldigingen duidelijk wordt gediskwalificeerd, om een eventueel onjuist en eenzijdig beeld te voorkomen. Hieronder wordt ook verstaan dat het gegeven wederhoor adequaat moet worden verwerkt.

Het is maatschappelijk en journalistiek relevant om onderzoek te verrichten naar en te berichten over eventuele misstanden bij koolstofkredieten.

In het artikel wordt een verband gelegd tussen misstanden bij koolstofkredieten in algemene zin en de situatie rondom het koolstofproject waarbij klaagster is betrokken. Klaagster wordt ernstig gediskwalificeerd, omdat zij door een anonieme bron wordt beschuldigd van (neo)kolonialisme. Die term wordt zelfs gebruikt in de kop en intro van het artikel. Op de zitting is gebleken dat Trouw de beladen term ‘kolonialisme’ bewust heeft gebruikt, ondanks de negatieve lading die daaraan is verbonden.
Ook verder wordt – mede door de opzet van het artikel – de indruk gewekt dat bij het koolstofproject waarbij klaagster is betrokken, sprake is van misstanden. Zo wordt de kennis van de Hadzabe over het project, zowel die ten tijde van de totstandkoming als de huidige kennis, in twijfel getrokken. Klaagster wordt er verder van beschuldigd dat zij de dreigende ontbossing overschat om meer koolstofkredieten te kunnen verkopen. Verder wordt bericht over de opbrengsten van het project, waarvan mogelijk te weinig bij de Hadzabe terecht komen en waarbij in het midden blijft of klaagster dan wel de tussenhandelaar daarvoor verantwoordelijk is. Ten slotte wekt de laatste passage over een voormalig jager, die vertelt dat alle heilige plekken zijn verdwenen, binnen de context van de eerdere informatie de indruk dat het koolstofproject van klaagster daarbij een rol heeft gespeeld en dat ook in dit opzicht sprake is van een misstand.
Naar het oordeel van de Raad vinden de beschuldigingen onvoldoende steun in de feiten en wordt – mede door het ontbreken van context en adequate weergave van het wederhoor in de publicatie – onevenwichtig bericht over klaagster en haar project. Het beladen begrip ‘(neo)kolonialisme’ wordt niet uitgelegd en niet wordt duidelijk gemaakt waarom dat begrip van toepassing zou zijn op klaagster of haar koolstofproject dat in het artikel wordt genoemd. De beschuldiging wordt in het artikel toegeschreven aan een anonieme bron, terwijl een visie hierop van wetenschappers en – nog belangrijker – van de Hadzabe en klaagster zelf, in het artikel ontbreekt.
Ten aanzien van de beschuldigingen dat de dreigende ontbossing wordt overschat en de Hadzabe bij de totstandkoming van het project geen weloverwogen beslissing zouden hebben kunnen nemen, is slechts op marginale en terughoudende wijze wederhoor opgenomen. Met betrekking tot de overige beschuldigingen blijkt uit het artikel niet dat daadwerkelijk wederhoor bij klaagster is gevraagd.
Hierdoor is een eenzijdig en vertekend beeld over klaagster geschetst, dat wordt versterkt doordat eventuele ontlastende informatie achterwege is gelaten of – net als het wel opgenomen wederhoor – wordt gebagatelliseerd.
Zo wordt de binnen de context zeer relevante maar summier geformuleerde zin dat de Hadzabe de stelling van klaagster beamen, dat autonomie en participatie van de gemeenschap hoekstenen van het project zijn, meteen afgezwakt door de verder niet onderbouwde zin dat (anonieme) onafhankelijke activisten kritisch zijn en menen dat de meeste Hadzabe niet begrijpen hoe koolstofprojecten werken. Verder is het door klaagster aangeleverde artikel ter weerlegging van de beschuldiging dat de ontbossing wordt overschat, door Trouw gemarginaliseerd door de deskundigheid van de opsteller in twijfel te trekken. Bij de beschuldiging dat de Hadzabe bij de totstandkoming van het project te weinig kennis hadden, is volstaan met de vermelding dat klaagster de voorschriften van Plan Vivo heeft gevolgd, zonder de reactie van klaagster op te nemen dat het verbeterpunt over de kennis bij de Hadzabe om weloverwogen te beslissen al was geadresseerd vóór de goedkeuring door Plan Vivo. Op de zitting is bovendien gebleken dat Trouw eventuele ontlastende informatie – zoals het door klaagster aangehaalde actuele onderzoek met daarin een enquête onder 400 Hadzabe over het koolstofproject – zonder goede reden niet heeft verwerkt in het artikel. Dat de Hadzabe te weinig kennis en kunde zouden hebben om weloverwogen te beslissen over het deelnemen aan het project is gebaseerd op het keuringsrapport uit 2012, zonder dat de gang van zaken van destijds verder is uitgezocht of is geverifieerd bij de Hadzabe zelf. Ook ten aanzien van de overige beschuldigingen blijft onduidelijk wat de Hadzabe zelf vinden, terwijl de strekking van de beschuldigingen is dat zij worden benadeeld door het project, althans onvoldoende kennis hebben van risico’s verbonden aan het project. Dit versterkt de eenzijdigheid van het artikel.
Trouw heeft, kortom, eenzijdig en vertekenend bericht over klaagster en het project, mede doordat ernstige beschuldigingen zonder voldoende grondslag en zonder deugdelijk wederhoor zijn gepubliceerd. De klacht is daarom op dit punt gegrond.

Ten aanzien van de drie door klaagster gestelde onjuistheden waartegen zij met name bezwaar heeft gemaakt, heeft Trouw het gebruik van de termen ‘kleine speler’ en ‘optreden’ en de herkomst van de opgenomen informatie uitgelegd en verantwoord. Naar het oordeel van de Raad is er, gelet op die toelichting, geen sprake van zodanige, zwaarwegende onjuistheden dat Trouw daarmee op dit punt journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook overigens is niet van gebleken van relevante onjuistheden.

Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht deels gegrond en deels ongegrond is.

Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3 en C.
Relevante eerdere conclusies van de Raad (onder meer): RvdJ 2024/30, RvdJ 2024/15 en RvdJ 2024/8

CONCLUSIE

Voor zover de klacht betrekking heeft op feitelijke onjuistheden is deze ongegrond. Ten aanzien van de klachtonderdelen dat het artikel een eenzijdig en vertekend beeld schetst, en dat onvoldoende wederhoor is toegepast, is de klacht gegrond.

De Raad doet de aanbeveling aan Trouw om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.

Zo vastgesteld door de Raad op 4 juni 2025 door mr. G.C. Makkink, voorzitter, drs. M.M. Klaassen, Y. Lange, E.J. Schievink en M.S. Bosgra, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.