Samenvatting
W. Groeneveld en Dagblad van het Noorden hebben in het artikel “Ratten in de Peperstraat in Groningen: eigenaren van afval krijgen een week de tijd om op te ruimen” bericht over overlast in Groningen. In het artikel zijn de heren A. en B. Kaynar en Centavos Investment BV (klagers) gediskwalificeerd, terwijl onvoldoende wederhoor is toegepast. Bovendien is een feitelijke onjuistheid niet zo snel mogelijk op passende wijze rechtgezet. Groeneveld en Dagblad van het Noorden hebben op deze punten journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Voor het overige was hun handelwijze zorgvuldig. De Raad voor de Journalistiek doet de aanbeveling aan Dagblad van het Noorden om deze conclusie ruimhartig te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
A. en B. Kaynar en Centavos Investment BV
tegen
W. Groeneveld en de hoofdredacteur van Dagblad van het Noorden
De heer mr. J.D. Meerburg, advocaat te Groningen, heeft op 2 juni 2021 namens de heren A. en B. Kaynar en Centavos Investment BV (klagers) een klacht ingediend tegen de heer W. Groeneveld en de hoofdredacteur van Dagblad van het Noorden (hierna gezamenlijk: Dagblad van het Noorden). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 29 juni 2021 en 13 oktober 2021.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 29 oktober 2021. Namens klagers was A. Kaynar aanwezig, bijgestaan door mr. Meerburg, die het standpunt van klagers heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie. Namens Dagblad van het Noorden zijn Groeneveld en de heer E. van Dijk, hoofdredacteur, verschenen, bijgestaan door mr. J. Gevers, advocaat te Groningen.
DE FEITEN
Op 7 december 2020 verscheen op de website van Dagblad van het Noorden een artikel van de hand van Groeneveld met de kop “Ratten in de Peperstraat in Groningen: eigenaren van afval krijgen een week de tijd om op te ruimen”. De intro van het artikel luidt:
“In het steegje achter pizza- en grillzaak Bienvenue in de Peperstraat in Groningen is het een bende. Meters rotzooi, zowel in de hoogte, breedte als lengte, ligt al maandenlang te rotten en is een walhalla voor ongedierte. De stank is niet te harden.”
Het artikel bevat onder meer de volgende passage:
“Probleem is dat het afval op privégrond ligt. Maar dat betekent niet dat gemeente geen handvatten heeft om het aan te pakken.
Meerdere pandeigenaren en horecazaken mogen gebruik maken van de steeg. Zo hebben verschillende kroegen daar hun afvalcontainer staan. Maar zij produceren al weken geen rotzooi.
De restaurants, zoals Bienvenue, zijn nog wel in bedrijf, maar zeggen ook niet verantwoordelijk te zijn voor de bende. Maar de zooi moet weg. Het stinkt, trekt ratten en nog meer afval aan en is niet goed voor de volksgezondheid. Dat vindt de gemeente ook, vertelt woordvoerder Peter Steinfort.
‘Bedrijf van gebroeders Kaynar verantwoordelijk’
,,Het is privéterrein en is daardoor de verantwoordelijkheid van de acht pandeigenaren die toegang hebben tot de steeg. Wij hebben geen idee wie de zooi daar dumpt, maar we gaan naar aanleiding van jullie eerdere artikel de eigenaren vandaag aanschrijven dat ze een week de tijd hebben om het op te ruimen. Anders doen wij dat en dan zijn de kosten voor hen”, legt Steinfort uit.
De gebruikers van de steeg melden dat er maar één partij verantwoordelijk is voor de bende, namelijk Centavos Investments. Dat is de investeringsmaatschappij van de gebroeders Kaynar. Centavos is eigenaar van Peperstraat 27, het pand waarin onder andere Bienvenue zit en dat grenst aan de steeg. Al jaren laten de Kaynars de boel verslonzen.
De broers Kaynar willen graag het pleintje achter het pand, pal naast de Papengang, volbouwen met woningen en horecaruimte. Daar heeft de gemeente echter een stokje voor gestoken middels de Wet Bibob.
Met die wet in de hand kan de gemeente een bouwvergunning tegenhouden als er aantoonbaar vermoeden bestaat dat het geld verkregen is met criminele activiteiten. Dat vermoeden is bij de gebroeders Kaynar het geval. Ze zijn in 2017 opgepakt voor oplichting, witwassen en andere duistere praktijken, waaronder drugshandel. Bij een inval zijn wapens gevonden.”
De door klagers overgelegde print van het artikel dateert van 2 juni 2021. Op de dag van de zitting luidt de laatste alinea van voorgaande passage:
“Met die wet in de hand kan de gemeente een bouwvergunning tegenhouden als er aantoonbaar vermoeden bestaat dat het geld verkregen is met criminele activiteiten. Dat vermoeden is bij de gebroeders Kaynar het geval. Ze zijn in 2017 opgepakt voor oplichting en witwassen. Daarnaast bestaat er een vermoeden van betrokkenheid bij drugshandel. Bij een inval zijn wapens gevonden.”
Verder staan in het artikel nog de volgende passages:
“Kaynar mag niks bouwen, maar verkoopt het terrein ook niet door, waardoor de impasse aanhoudt. En erger: volgens omwonenden, ondernemers en andere pandeigenaren laat Kaynar de boel bewust verloederen. ,,Ze willen zo een middelvinger naar de gemeente opsteken.”
Dat klinkt als een plausibele verklaring. Want deze geschiedenis heeft zich de afgelopen jaren exact zo voorgedaan op het pleintje waarop de Kaynars woningbouw willen plegen.”
en:
“En aan de andere kant van het pand spelen dezelfde problemen zich nu opnieuw af. Tot grote ergernis van iedereen die daar woont, een kroeg bestiert of eigenaar van een pand is.
Volgens een woordvoerster van Centavos is dat echter niet hun probleem. ,,Wij zien die rotzooi ook en het ligt inderdaad tegen ons pand aan, maar dat betekent niet dat wij verantwoordelijk zijn. Meerdere eigenaren mogen gebruik maken van die steeg, zij zijn net zo goed schuldig.” Juridisch lijkt het te kloppen, beaamt ook gemeentewoordvoerder Steinfort.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klagers stellen, kort samengevat, het volgende. De verantwoordelijkheid voor de overlastproblemen wordt ten onrechte volledig bij hen gelegd. Er zijn immers acht pandeigenaren en de steeg wordt door diverse partijen gebruikt. Bovendien is onduidelijk van wie deze beschuldiging afkomstig is. Daarbij komt dat klagers in het kader van wederhoor hebben meegedeeld dat zij twee keer eerder, onverplicht en op eigen kosten, alle rommel hebben opgeruimd zonder hulp van de mede-eigenaren. Dit is ten onrechte niet in het artikel verwerkt. Met de zinsnede ‘juridisch lijkt het te kloppen’ wordt op tendentieuze wijze de indruk gewekt dat de gang van zaken feitelijk niet klopt.
Verder wordt klagers ten onrechte een motief toegedicht, te weten dat zij de boel laten verloederen vanwege problemen met de gemeente over bouwplannen. Concrete bronnen worden niet genoemd, terwijl Groeneveld vermeldt dat hij de beschuldiging plausibel acht. Uit de omstandigheid dat eerder ook overlast is geweest op een braakliggend stuk grond van klagers, kan echter nog geen motief worden gehaald; braakliggende stukken trekken nu eenmaal veelvuldig vuilnis aan. Het gaat hier om ongefundeerde speculatie, waarbij geen wederhoor is toegepast.
Ook maken klagers er bezwaar tegen dat is verwezen naar een strafzaak van geruime tijd geleden. Daarbij komt dat het feitelijk onjuist is dat zij zijn aangehouden wegens drugshandel. Groeneveld wist dat of had dat behoren te weten. Bovendien ontbreekt enige nuancering ten aanzien van de positie van de gemeente en het OM. Ook ten aanzien van dit onderdeel van het artikel is geen wederhoor toegepast.
Klagers concluderen dat het artikel diverse ernstige, ongefundeerde beschuldigingen aan hun adres bevat, waarbij onvoldoende wederhoor is toegepast. Hierdoor is sprake van eenzijdige en tendentieuze berichtgeving.
Dagblad van het Noorden is van mening dat zorgvuldig is gehandeld. Het artikel is tot stand gekomen op basis van uitvoerig onderzoek, waarbij ook is gesproken met omwonenden, medegebruikers van de steeg en de gemeente. Deze bronnen worden voldoende duidelijk in de publicatie aangeduid. Bovendien wordt voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Dat klagers verantwoordelijk zijn voor de overlast en dat het motief daarvoor is gelegen in de problemen met de gemeente, wordt niet als feit gepresenteerd. Dat is ook niet bedoeld met de zinsnede ‘juridisch lijkt het te kloppen’. Wel blijkt uit het artikel duidelijk dat het motief van klagers aannemelijk lijkt op basis van onderzoek naar een patroon in hun handelwijze. De bronnen worden ook vermeld. Zij zijn enkel niet met naam genoemd, omdat zij dat niet wilden.
Dat klagers twee keer eerder op eigen kosten alle rommel hebben opgeruimd behoefde geen vermelding, omdat het artikel gaat over de rotzooi die ten tijde van de publicatie in de steeg lag.
Tot slot heeft Dagblad van het Noorden naar voren gebracht dat klagers inderdaad niet zijn opgepakt voor drugshandel, maar dat zij daarmee wel in verband zijn gebracht. Dit baseren zij op een ander artikel en op eerdere citaten van klagers zelf. Het herschrijven van de betreffende zin – door duidelijk te maken dat klagers niet zijn opgepakt voor drugshandel, maar daarmee wel in verband zijn gebracht – zou bij de lezer een gelijke indruk achterlaten. Daarom is dit niet gerectificeerd. Op de zitting heeft Dagblad van het Noorden erop gewezen dat de zin inmiddels toch is aangepast.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
In het artikel worden klagers ervan beschuldigd dat zij (alleen) verantwoordelijk zijn voor de rotzooi in de steeg. Die beschuldiging is gekoppeld aan de aantijging dat klagers bewust delen van de stad laten verloederen wegens een conflict met de gemeente.
De Raad heeft de klacht zo opgevat dat deze bestaat uit de volgende onderdelen:
1. de beschuldigingen aan het adres van klagers zijn onvoldoende onderbouwd, waarbij niet duidelijk is gemaakt van welke bronnen deze afkomstig zijn;
2. er is onvoldoende wederhoor toegepast;
3. het is feitelijk onjuist dat klagers zijn opgepakt voor drugshandel en dit is ten onrechte niet gerectificeerd.
Ad 1.
Beschuldigingen behoren alleen te worden gepubliceerd wanneer onderzocht is of hiervoor een deugdelijke grondslag bestaat, zeker wanneer die beschuldigingen werden geuit door personen die in conflict verkeren met de beschuldigde of die anderszins belanghebbende zijn.
Hoewel het beter was geweest als Dagblad van het Noorden in het kader van de controleerbaarheid van de berichtgeving had toegelicht waarom slechts in algemene zin wordt gesproken over ‘gebruikers van de steeg’ en ‘omwonenden, ondernemers en andere pandeigenaren’, blijkt uit deze aanduidingen voldoende duidelijk van wie de beschuldigingen jegens klagers afkomstig zijn. Bovendien is in het artikel ook een woordvoerder van de gemeente aan het woord gelaten, die de beschuldigingen nuanceert. Daarbij is voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Op dit punt heeft Dagblad van het Noorden journalistiek zorgvuldig gehandeld. Dat de term ‘verantwoordelijk’ op twee manieren kan worden uitgelegd – als ‘veroorzaker’ en ‘(juridisch) aansprakelijk’ – en in beide betekenissen in het artikel wordt gebruikt, maakt dit niet anders.
Ad 2.
Het voorgaande ontslaat Dagblad van het Noorden niet van de verplichting om deugdelijk wederhoor toe te passen bij klagers, die door de publicatie worden gediskwalificeerd. Daarmee kan (de indruk van) eenzijdige en tendentieuze berichtgeving worden voorkomen.
Uit het artikel blijkt dat ten aanzien van de aantijging dat klagers verantwoordelijk zijn voor de rotzooi in de steeg, wederhoor is toegepast. Hun reactie dat zij twee keer eerder onverplicht en op eigen kosten alle rommel hebben opgeruimd zonder hulp van de mede-eigenaren, is echter niet in de publicatie verwerkt. Gezien de koppeling aan de aantijging dat klagers bewust delen van de stad laten verloederen, was die reactie wel degelijk relevant.
Daarbij komt dat aan klagers een motief voor hun handelwijze wordt toegedicht, dat zou zijn gelegen in hun conflict met de gemeente. Bovendien is verwezen naar (vermeende) strafbare gedragingen van de heren Kaynar in het verleden. Hoewel het de redactie vrijstond om daarover te berichten, wordt daarmee een verdergaand negatief beeld over klagers geschetst. Niet is gebleken dat de aantijging ten aanzien van het bewust laten verloederen met het gesuggereerde motief daarvoor, voor wederhoor aan klagers is voorgelegd.
Dit leidt tot de slotsom dat onvoldoende wederhoor is toegepast.
Ad 3.
Zoals hiervoor is overwogen stond het de redactie vrij om te verwijzen naar eerdere (vermeende) strafbare gedragingen van de heren Kaynar. Een journalist en zijn redactie zijn immers vrij in de selectie van wat zij publiceren, zodat het aan hen is om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.
Klagers hebben echter onweersproken gesteld dat de heren Kaynar niet zijn opgepakt voor drugshandel, zoals aanvankelijk in het artikel was vermeld. Die passage was dan ook feitelijk onjuist en het lag op de weg van Dagblad van het Noorden om dit zo snel mogelijk en op een passende wijze recht te zetten. Dat is ten onrechte niet gebeurd.
Klagers hebben hun bezwaren op 27 januari 2021 aan Dagblad van het Noorden kenbaar gemaakt en daarbij gewezen op deze feitelijke onjuistheid. Dagblad van het Noorden heeft de passage op een onbekend moment, maar in ieder geval pas ná 2 juni 2021 – de datum van de door klagers overgelegde print van het artikel – aangepast. De rechtzetting heeft niet zo snel mogelijk plaatsgevonden. Daarnaast wordt in het artikel zoals dat nu online staat op geen enkele wijze vermeld dat de tekst is gewijzigd. Mede vanwege het tijdsverloop had Dagblad van het Noorden expliciet kenbaar moeten maken dat sprake was van een aanpassing. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is aldus geen sprake van een passende rechtzetting. Hierbij kan in het midden blijven of de bewoordingen van de aanpassing volledig adequaat zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Dagblad van het Noorden ten aanzien van onderdeel 1. journalistiek zorgvuldig en ten aanzien van onderdelen 2. en 3. journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.2, B.3, C. en D.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/41, RvdJ 2021/21 en RvdJ 2021/18
CONCLUSIE
W. Groeneveld en Dagblad van het Noorden hebben journalistiek onzorgvuldig gehandeld door onvoldoende wederhoor toe te passen en een feitelijke onjuistheid niet deugdelijk recht te zetten. Voor het overige was hun handelwijze zorgvuldig.
De Raad doet de aanbeveling aan Dagblad van het Noorden om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 20 december 2021 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, mw. mr. N.A.M. van Herten, M.J.P.H. Josten, mw. L.M. van de Langenberg MSc en mw. drs. S.S. Sitalsing, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.
Publicatie in Dagblad van het Noorden d.d. 25 januari 2022
