Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie
RvdJ 2021/33 over een klacht van E. van de Beek tegen R. van der Noordaa, C. van de Ven en De
Groene Amsterdammer te herzien. Verzoeker maakt bezwaar tegen de
afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet
aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste
constateringen heeft genomen. Dat verzoeker zich niet kan vinden in de
overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot
herziening te honoreren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
E. van de Beek
tot herziening van de conclusie van de Raad van 20 juli 2021 (RvdJ 2021/33) betreffende zijn klacht tegen
R. van der Noordaa, C. van de Ven en de hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer
De heer E. van de Beek (verzoeker) heeft op 20 juli 2021 verzocht om herziening van de conclusie van diezelfde dag inzake zijn klacht tegen R. van der Noordaa, C. van de Ven en de hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer (hierna gezamenlijk: De Groene Amsterdammer). Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek is verder correspondentie betrokken van De Groene Amsterdammer van 17 augustus 2021.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 17 september 2021 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen. Een van de Raadsleden heeft zich voorafgaand aan de zitting verschoond, waarna het verzoek is beoordeeld door de voorzitter en de overige leden.
DE FEITEN
Van de Beek heeft op 18 januari 2021 een klacht ingediend tegen De Groene Amsterdammer over het artikel “Nederlandse MH17-activist blijkt schaakstuk voor Russische inlichtingendienst”.
De klacht is vierledig:
1. De bewering dat Bonanza Media een ‘spil’ is in een ‘desinformatiecampagne van de Russische inlichtingendienst GROe’ is smadelijk en wordt nergens hard gemaakt.
2. De bewering “Dat Russische spionnen zo vergaand invloed hebben op wat activisten en burgerjournalisten schrijven is een uniek voorbeeld van inmenging in Nederland.” slaat (onder meer) op klager. De Groene Amsterdammer voert geen enkel bewijs aan voor deze claim. De enige bewering die Bellingcat doet over een artikel van klager is dat het voor publicatie is voorgelegd aan een Russische spion via Yerlashova en dat er voor publicatie veranderingen zijn aangebracht in de tekst. Bellingcat trekt daaruit echter niet de conclusie dat Russische spionnen (vergaand) invloed hebben uitgeoefend op wat hij heeft geschreven. Overigens heeft Bellingcat op geen enkele manier bewezen dat een of meer artikelen van klager voor publicatie zijn voorgelegd aan een GROe-officier.
3. Mikpunt zijn vooral de andere twee betrokkenen bij Bonanza Media: Yerlashova en Van der Werff. Door de ongefundeerde beschuldigingen aan hun adres wordt indirect ook klager beschuldigd.
4. Er is klager en ook Yerlashova geen enkele vorm van wederhoor aangeboden.
Op 8 februari 2021 hebben een vice-voorzitter en de secretaris van de Raad (VS 2021-5, niet gepubliceerd) beslist dat voor zover de klacht betrekking heeft op de belangen van klager – klachtonderdeel 2, waaronder begrepen het achterwege laten van wederhoor bij klager – de klacht evident ongegrond is. Verder hebben zij beslist dat het ten aanzien van de overige klachtonderdelen evident is, dat klager geen rechtstreeks belang heeft.
Vervolgens heeft de Raad naar aanleiding van het door Van de Beek ingestelde beroep in zijn conclusie van 26 april 2021 (RvdJ 2021/B4, niet gepubliceerd), het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van de Raad bestaat onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat voor zover de klacht betrekking heeft op de zin “Dat Russische spionnen zo vergaand invloed hebben op wat activisten en burgerjournalisten schrijven is een uniek voorbeeld van inmenging in Nederland.” – waaronder begrepen het achterwege laten van wederhoor bij klager – deze evident ongegrond is. Het beroep van klager tegen dit onderdeel van de beslissing van de voorzitter en secretaris is derhalve gegrond.
Uit het beroepschrift kan de Raad niet opmaken dat klager ook heeft beoogd beroep aan te tekenen tegen het onderdeel van de beslissing dat ten aanzien van de overige klachtonderdelen klager evident geen rechtstreeks belang heeft.
Overigens is de Raad van oordeel dat de voorzitter en de secretaris van de Raad terecht hebben overwogen dat de overige klachtonderdelen betrekking hebben op de belangen van Bonanza Media, Van der Werff en Yerlashova en dat klager ter zake niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd.
Dit onderdeel van de beslissing blijft dan ook van kracht.”
Hierna is de klacht alsnog conform de normale procedure in behandeling genomen, maar alleen voor zover het beroep gegrond is verklaard, te weten: voor zover het beroep betrekking had op het onderdeel van de beslissing van de vice-voorzitter en secretaris dat de klacht evident ongegrond is.
Op 20 juli 2021 heeft de Raad geconcludeerd dat De Groene Amsterdammer zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“Kern van de klacht is dat de zin “Dat Russische spionnen zo vergaand invloed hebben op wat activisten en burgerjournalisten schrijven is een uniek voorbeeld van inmenging in Nederland.” uitsluitend slaat op klager die daarmee ten onrechte en zonder toepassing van wederhoor in een kwaad daglicht is gesteld. De Raad zal zich tot deze kern beperken.
Naar het oordeel van de Raad behelst de gewraakte zin een samenvattende conclusie van de verschillende passages daarvoor, die niet alleen op klager betrekking hebben. Uit die passages, die volgen uit het rapport van Bellingcat, blijkt genoegzaam dat een Russische inlichtingendienst invloed heeft (gehad) binnen Bonanza Media.
In de betreffende passages is bovendien voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Met de zin “In een aantal gevallen lijkt het erop dat er hele zinnen zijn toegevoegd.” is niet als feit gepresenteerd dat daadwerkelijk aanpassingen zijn verricht, nadat stukken aan een Russische inlichtingendienst zijn voorgelegd. De Groene Amsterdammer heeft bovendien aannemelijk gemaakt, dat voor die bewering voldoende grondslag bestaat in het Bellingcat-rapport.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat het artikel voornamelijk berichtgeving van feitelijke aard bevat, bestond geen aanleiding voor het toepassen van wederhoor bij klager.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Verzoeker stelt – samengevat – het volgende. Volgens hem is de Raad ten onrechte niet ingegaan op zijn eerste klachtonderdeel en raakt de daarin bestreden smadelijke bewering hem direct in zijn belang. Voorts verzoekt hij de Raad te beargumenteren op basis waarvan is geconcludeerd dat Bellingcat ‘genoegzaam’ heeft aangetoond dat ‘een Russische inlichtingendienst invloed heeft (gehad) binnen Bonanza Media’. Verzoeker meent verder dat de Raad eraan voorbij is gegaan dat hij de enige is die voor Bonanza Media heeft geschreven. Tot slot stelt hij het oordeel over het wederhoor ter discussie. Hij betwist dat het artikel voornamelijk berichtgeving van feitelijke aard bevat en verzoekt de Raad dit nader te onderbouwen.
De Groene Amsterdammer heeft erop gewezen dat in het verzoek geen nieuwe feiten of argumenten staan, maar dat het variaties bevat op stellingen van verzoeker die eerder door de Raad zijn behandeld. Ook maakt verzoeker niet duidelijk waar de Raad onjuiste constateringen heeft gedaan. Volgens De Groene Amsterdammer heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de eerdere conclusie berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten.’
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien een verzoeker aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoeker heeft dit niet gedaan.
Het verzoekschrift bevat (enige nadere toelichting op) stellingen die verzoeker eerder in de procedure heeft geformuleerd en die de Raad (naar de kern) heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.
Daarbij wijst de Raad erop dat in de conclusie van 20 juli 2021 niet inhoudelijk beslist hoefde te worden op klachtonderdeel 1. Immers, in hun beslissing van 8 februari 2021 hebben de vice-voorzitter en secretaris geconcludeerd dat ten aanzien van (onder meer) dat klachtonderdeel klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd. Uit de conclusie van 26 april 2021 volgt dat die beslissing na het ingestelde beroep van kracht is gebleven en dat de klacht op dat punt niet verder in behandeling is genomen.
Verder vraagt verzoeker om een herbeoordeling van de klacht, omdat hij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroeps)procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting of een uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.
Dat verzoeker het niet eens is met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2021/36 en RvdJ 2021/26
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 18 oktober 2021 door mr. W.A.M. van Schendel, voorzitter, L.C. Hauben, mw. mr. N.AM. van Herten en mw. M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.