Samenvatting
Omdat Zembla heeft bekend gemaakt uit beginsel niet meer mee te doen aan de procedure van de Raad voor de Journalistiek, heeft de Raad een klacht van Graniet Import Benelux B.V. niet inhoudelijk behandeld. De Raad gaat in deze situatie alleen tot behandeling van de klacht over in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
Graniet Import Benelux B.V.
tegen
M. Blaas, R. Bosma en de hoofdredacteur van Zembla (BNNVARA)
De heer mr. H.A.J.M. van Kaam, advocaat te Amsterdam, heeft op 13 november 2020 namens Graniet Import Benelux B.V. (hierna: klaagster) een klacht ingediend tegen mevrouw M. Blaas, eindredacteur, de heer R. Bosma, onderzoeksjournalist, en de hoofdredacteur van Zembla (hierna gezamenlijk: Zembla). Op 27 november 2020 heeft Van Kaam de klacht nader toegelicht.
Op 30 december 2020 heeft de heer mr. B. Priem, bedrijfsjurist bij BNNVARA, onder verwijzing naar artikel 9 lid 5 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad, bericht dat Zembla uit beginsel geen verweer zal voeren. Klaagster heeft daarop gereageerd op 5 februari 2021.
De zaak is besproken op de zitting van de Raad van 12 februari 2021 op basis van de schriftelijke stukken. Een van de Raadsleden heeft zich voorafgaand aan de zitting verschoond, waarna de zaak is beoordeeld door de voorzitter en overige leden.
DE FEITEN
De klacht richt zich tegen de volgende publicaties van Zembla:
– een artikel dat op 2 september 2020 op de website van Zembla is geplaatst met de kop “Rijkswaterstaat maakt rekenfout bij omstreden granulietstort”;
– een artikel dat op 3 september 2020 op de website van Zembla is geplaatst met de kop “Kamerleden willen opheldering na grove rekenfout door Rijkswaterstaat”;
– een herhaling op 10 september 2020 van een uitzending van 6 februari 2020 met de titel “De afvaldump door Rijkswaterstaat”;
– een uitzending op 24 september 2020 met de titel “De afvaldump door Rijkswaterstaat (deel 2)”;
– een artikel dat op 14 oktober 2020 op de website van Zembla is geplaatst met de kop “’Diepe plassenbeleid te veel gericht op economie’, zegt Kuijken over granulietkwestie”;
– een Twitterbericht van Bosma van 27 oktober 2020 over de kwestie.
De Raad heeft zich op 7 december 2020 uitgesproken over een eerdere klacht van klaagster, die onder meer was gericht tegen de hiervoor genoemde uitzending van 6 februari 2020 (RvdJ 2020/41).
Op 22 december 2020 heeft BNNVARA een bericht verspreid onder de kop “BNNVARA erkent Raad voor de Journalistiek niet meer”. In dit bericht is onder meer het volgende vermeld:
“De Raad voor de Journalistiek oordeelde onlangs dat de Zembla-uitzending ‘De afvaldump door Rijkswaterstaat (deel 1)’ en de berichtgeving daaromheen ‘deels onzorgvuldig’, ‘eenzijdig’, ‘onevenwichtig’ en ’tendentieus’ waren. BNNVARA kan zich hier volstrekt niet in vinden. Dit oordeel bevestigt volgens de omroep dat de Raad onvoldoende is uitgerust om onderzoeksjournalistieke producties te beoordelen.
Gert-Jan Hox, directeur content van BNNVARA: ‘(…) Daarom hebben we, na overleg met de journalistieke redacties, besloten om de Raad voorlopig niet meer te erkennen, ook niet voor onze andere journalistieke programma’s.’”
HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER
Klaagster stelt, kort samengevat, het volgende. Er is sprake van onvolledige, éénzijdige, niet-objectieve en tendentieuze berichtgeving. Zembla blijft volharden in de onjuiste stelling dat granuliet geen grond zou zijn en het productcertificaat dat klaagster gebruikt niet rechtsgeldig zou zijn. Zembla hecht geen relevante waarde aan informatie die de afgelopen maanden het tegendeel heeft aangetoond en negeert deze informatie. Daarbij komt dat Zembla zelf nieuws creëert, bijvoorbeeld met een rekenfout. Ook vindt in onvoldoende mate wederhoor plaats. Tot slot blijven rechtzettingen en aanvullingen opzettelijk achterwege, waardoor de kijker en lezer onvolledig geïnformeerd worden.
Volgens klaagster kan er geen sprake van zijn dat Zembla zich uit beginsel niet verweert, aangezien Zembla richting klaagster inhoudelijk op de klacht heeft gereageerd. Overigens is klaagster van mening dat sprake is van een klacht van algemene strekking en/of principieel belang omdat de uitgangspunten die de Raad hanteert ten aanzien van wederhoor en rectificatie onvoldoende duidelijk zijn.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
In artikel 9 lid 5 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad is het volgende bepaald:
“Indien de klacht is ingediend tegen een medium dat of een journalist die zich uit beginsel niet verweert, ziet de Raad af van behandeling, tenzij de klacht volgens de Raad van algemene strekking of principieel belang is.”
Met de zinsnede ‘uit beginsel’ is tot uitdrukking gebracht dat de bepaling niet voorziet in de mogelijkheid dat media per geval besluiten al dan niet hun medewerking aan de procedure bij de Raad te verlenen. Een beroep op deze bepaling betekent dat het betrokken medium en/of de journalist principieel niet wenst mee te werken aan enige tegen hem gerichte procedure voor de Raad en, naar mag worden verondersteld, zich ook niets wenst aan te trekken van wat de Raad eventueel in een tegen hem gerichte zaak beslist. In feite is sprake van een principiële afwijzing van de Raad.
De Raad heeft geconstateerd dat Zembla naar aanleiding van de eerdere conclusie van de Raad (RvdJ 2020/41) heeft bekend gemaakt uit beginsel geen medewerking meer te verlenen aan de procedures bij de Raad en in deze zaak daarom geen verweer te voeren.
Klaagster heeft in dit verband opgemerkt dat Zembla richting haar wel degelijk op de klacht heeft gereageerd. Hoewel in artikel 2a lid 1 van het Reglement enkele bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de eerste lijn van klachtbehandeling (door het medium zelf), kan die reactie echter niet worden aangemerkt als ‘zich verweren’ zoals bedoeld in artikel 9 lid 5 van het Reglement. Die bepaling moet immers worden bezien in het licht van de klachtprocedure bij de Raad (de tweede lijn van klachtbehandeling), die – blijkens artikel 2a lid 2 e.v. van het Reglement – pas aanvangt nadat een klager zich tot het betrokken medium heeft gewend, het medium de klacht niet naar tevredenheid van de klager heeft afgehandeld dan wel niet (tijdig) op de klacht heeft gereageerd, en de klager zijn klacht vervolgens formeel aan de Raad heeft voorgelegd.
Gelet op het voorgaande kan de Raad niet anders dan constateren dat zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 9 lid 5 van het Reglement. De Raad zal daarom ook in dit geval slechts tot behandeling van de klacht overgaan in het bijzondere geval dat deze van een algemene strekking of principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.
De publicaties gaan direct of indirect over klaagster. De Raad vindt niet dat de strekking van de klacht het belang van klaagster in zodanige mate overstijgt, dat sprake zou zijn van een algemene strekking. Dat een inhoudelijk oordeel van de Raad mogelijk ook anderen ten goede komt, is daartoe onvoldoende.
Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de klacht betrekking heeft op elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, en daarmee van principieel belang is. De klacht gaat over beweerdelijk niet-waarheidsgetrouwe, eenzijdige, niet-objectieve, tendentieuze en onvolledige berichtgeving, de toepassing van wederhoor, het uitlokken van incidenten met de bedoeling nieuws te creëren en het niet rectificeren van onjuistheden. De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt. Niet is gebleken dat de door de Raad gehanteerde criteria onvoldoende duidelijk zijn.
Klaagster heeft weliswaar aangevoerd dat de uitgangspunten die de Raad hanteert ten aanzien van wederhoor en rectificatie onvoldoende duidelijk zijn, maar haar betoog komt er in de kern op neer dat Zembla niet volgens de in de Leidraad geformuleerde criteria zou hebben gehandeld. Dat maakt op zichzelf de klacht nog niet van principieel belang.
De Raad ziet dan ook geen aanleiding de klacht inhoudelijk te behandelen.
Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A., B.1, B.3, C. en D
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2021/8, RvdJ 2020/43 en RvdJ 2017/36
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 9 lid 5
CONCLUSIE
De klacht is niet van algemene strekking of principieel belang en wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 30 maart 2021 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, J. Hoogenberg, mw. M. Ten Katen en H.P.M.J. Schneider, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.