2020/44 Afgewezen

Scouting Vereniging Raša Popov en A. Muhic - verzoekers inzake herziening conclusie RvdJ 2020/28 / KRO NCRV (How to be a Man - Servië)

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2020/28 over een klacht van Scouting Vereniging Raša Popov en A. Muhic (verzoekers) te herzien. Verzoekers maken bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekers zich niet kunnen vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

Scouting Vereniging Raša Popov en A. Muhic

tot herziening van de conclusie van de Raad van 3 september 2020 (RvdJ 2020/28) betreffende hun klacht tegen

KRO-NCRV (How to be a Man – Servië)

Mevrouw Z. Duvnjak heeft op 26 september 2020 namens Scouting Vereniging Raša Popov en A. Muhic (verzoekers) verzocht om herziening van de conclusie van 3 september 2020 inzake hun klacht tegen KRO-NCRV. Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek is verder correspondentie van mevrouw R.A. Hendriksen, jurist bij KRO-NCRV, betrokken van 19 oktober 2020.

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 23 oktober 2020 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

Verzoekers hebben op 28 maart 2020 een klacht ingediend tegen KRO-NCRV over een aflevering van het televisieprogramma “How to be a Man” met de titel “Servië”.

Op 3 september 2020 heeft de Raad geconcludeerd dat KRO-NCRV journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
De Raad stelt vast dat de gewraakte uitzending gaat over klagers. Zij zijn derhalve ‘rechtstreeks belanghebbenden’ en ontvankelijk in hun klacht. Niet is gebleken dat klagers onbevoegd zijn vertegenwoordigd. De Raad zal de klacht dan ook inhoudelijk beoordelen.
Kern van de klacht is dat interviews met minderjarigen en/of beeldmateriaal van hen is gebruikt (in een gewijzigde context) zonder dat zij daarvoor toestemming hebben gegeven.
Uitgangspunt is dat een journalist die iemand wil interviewen, diegene zodanig behoort in te lichten over de aard van de publicatie, dat de te interviewen persoon voldoende geïnformeerd kan beslissen of hij aan die publicatie wil meewerken. Citaten uit interviews mogen niet worden gebruikt in een andere context dan de geïnterviewde mocht verwachten, gelet op wat hem door de journalist werd meegedeeld. Wanneer de aard of de inhoud van de publicatie in de loop van het redactieproces zodanig worden gewijzigd, dat niet meer wordt voldaan aan wat de geïnterviewde redelijkerwijs mocht verwachten, moet hem of haar opnieuw om toestemming voor publicatie worden gevraagd.
Het standpunt van klagers komt erop neer dat zij onjuist c.q. onvoldoende over de aard van het programma zijn geïnformeerd althans dat de aard en insteek van de uitzending gedurende de opnamen zijn gewijzigd. KRO-NCRV heeft aangevoerd dat de journalistieke bedoelingen van de programmamakers van het begin af aan duidelijk zijn gemaakt, waarbij is afgesproken dat een aantal minderjarige scouts van Raša Popov en het zoontje van Muhic zouden worden geïnterviewd en/of in beeld zouden worden gebracht. De Raad kan niet vaststellen welk standpunt juist is en komt daarom niet toe aan de vraag of KRO-NCRV klagers opnieuw om toestemming had moeten vragen dan wel dat klagers de gegeven toestemming hebben kunnen intrekken.
Het voorgaande laat onverlet dat de journalist vrij is in zijn selectie van nieuws. Hij hoeft geen toestemming voor of instemming met een publicatie te hebben van degene over wie hij publiceert. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Wel dient hij het belang dat met een publicatie is gediend af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Bovendien dient de journalist rekening te houden met de bijzondere kwetsbaarheid van bepaalde groepen, zoals minderjarigen.
De Raad stelt vast dat de beelden van de betreffende minderjarigen onderdeel uitmaken van een aflevering over hoe het is om man te zijn in Servië, een land dat een oorlog heeft verloren.
Gelet op de aard van de publicatie en de wijze waarop de minderjarigen in beeld zijn gebracht, zijn de belangen van de betreffende minderjarigen niet (onevenredig) geschaad.
Ten slotte overweegt de Raad dat een journalist in beginsel niet verplicht is om voorafgaand aan de publicatie zijn concept voor te leggen aan een betrokkene. Dat kan anders zijn als daarover afspraken zijn gemaakt, maar daarvan is in dit geval niet gebleken.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat KRO-NCRV journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld. Het siert de omroep dat zij naar aanleiding van de klacht – die wellicht is ontstaan ten gevolge van misverstanden in de communicatie – de uitzending offline heeft gehaald.

DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

Verzoekers stellen – samengevat – het volgende. Van misverstanden in de communicatie was geen sprake. KRO-NCRV heeft namelijk toegegeven dat de opnames zijn gestopt, omdat programmamaker Margriet van der Linden zich bij het stellen van vragen aan de scouts niet hield aan de gemaakte afspraken. Verzoekers vragen zich af waarom de Raad de heer M. Pantovic – die als zogeheten ‘fixer’ bij de opnames betrokken is geweest – niet heeft benaderd voor een verklaring over de gang van zaken. In diens verklaring, die verzoekers bij hun verzoekschrift hebben overlegd, wordt onder andere verwezen naar een Whatsapp-gesprek waaruit blijkt dat Muhic twijfelde over het in beeld brengen van zijn zoontje. Muhic is daar uiteindelijk alleen mee akkoord gegaan, omdat Pantovic hem liet weten dat het gezicht van zijn zoontje moest worden afgeschermd dan wel dat zijn zoontje van de rugkant moest worden gefilmd. Dat is echter niet gebeurd.
Verder kunnen verzoekers zich niet vinden in de overweging van de Raad dat de belangen van de betreffende minderjarigen niet (onevenredig) zijn geschaad.
Ter ondersteuning van hun standpunten wijzen verzoekers op Servische regelgeving en internationale verdragen waaruit volgt dat KRO-NCRV onzorgvuldig heeft gehandeld. Verzoekers blijven zich miskend, misbruikt en vernederd voelen. Zij hopen dat de Raad met een andere conclusie hen alsnog (moreel) recht kan doen.

KRO-NCRV stelt daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Zij heeft niet toegegeven dat Van der Linden zich niet hield aan gemaakte afspraken. Er is juist op gewezen dat dit volgens mevrouw Živkovic het geval was. De producent is volledig open geweest over zijn bedoelingen, zowel in de voorbereiding als ter plaatse. De verklaring van de heer Pantovic is na de conclusie opgesteld en werpt geen ander licht op de zaak. Er zijn geen afspraken gemaakt over het blurren van het gezicht van het zoontje van Muhic. KRO-NCRV was niet eerder bekend met de inhoud van het overgelegde Whatsapp-gesprek.
Verder wordt door verzoekers niet onderbouwd waarom de beelden uit de productie de kinderen heel erg zouden hebben geschaad. Daarbij wijst KRO-NCRV erop dat de Raad alleen toetst aan zijn Leidraad en niet aan de genoemde Servische regelgeving en internationale verdragen.
KRO-NCRV concludeert dat het betoog van verzoekers inhoudelijk een herhaling van zetten is. Het herzieningsverzoek werpt geen nieuw licht op de zaak en getuigt niet van feiten die door de Raad ten onrechte als vaststaand of aannemelijk zijn geacht.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoekers aannemelijk maken dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoekers hebben dit niet gedaan.

Het verzoekschrift bevat (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoekers eerder al in hun klacht hebben geformuleerd en in de verder betrokken correspondentie van verzoekers. De Raad heeft daarover een oordeel gegeven. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op basis van onjuiste constateringen heeft gedaan.

In essentie vragen verzoekers om een herbeoordeling van de klacht, omdat zij zich niet kunnen vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroeps)procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting en uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte. Dat de Raad de heer Pantovic niet om een verklaring heeft gevraagd, maakt dat niet anders. Verzoekers hadden diens verklaring direct bij hun klacht kunnen overleggen. Dat zij dat niet hebben gedaan, komt voor hun rekening.

Dat verzoekers het niet eens zijn met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.

Ten overvloede overweegt de herzieningskamer dat de Raad beoordeelt of met een gewraakte journalistieke gedraging de grenzen van de journalistieke ethiek zijn overschreden. De uitgangspunten die de Raad daarbij hanteert zijn vastgelegd in de Leidraad. De Raad toetst journalistieke uitingen niet aan (buitenlandse) wettelijke regels. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter.

Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2020/21 en RvdJ 2020/8
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1

CONCLUSIE

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo vastgesteld door de Raad op 14 december 2020 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, mw. mr. N.A.M. van Herten, mw. M. ten Katen, mw. drs. E.M.H. Lemaier en mw. M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. N. Tibold, plaatsvervangend secretaris.