Samenvatting
F. Sukmana en Erasmus Magazine (hierna gezamenlijk: EM) hebben in het artikel “‘De student die mij aanrandde kom ik voortdurend tegen in de collegezaal’” aandacht besteed aan grensoverschrijdend gedrag onder studenten. In de publicatie is sprake van een vermenging van het persoonlijke verhaal van de geïnterviewde en een feitenrelaas. Daarbij zijn de feiten niet afdoende gecheckt, terwijl wel die indruk is gewekt. Bovendien kan klager, als de vermeende dader, in ieder geval door zijn naaste omgeving in het verhaal worden herkend en is tevens het risico ontstaan dat hij door een relatief grote kring binnen de Erasmus Universiteit kan worden geïdentificeerd. Vanwege deze combinatie van omstandigheden heeft EM met de wijze waarop het verhaal van de geïnterviewde is gepubliceerd, geen goede afweging gemaakt tussen het belang dat met de publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie (kunnen) worden geschaad.
In het verlengde hiervan is het ook ontoelaatbaar dat EM naar aanleiding van het gesprek met en de klacht van klager, niet heeft gezocht naar mogelijkheden om op enigerlei wijze tegemoet te komen aan zijn bezwaren. De klacht is daarom gegrond. De Raad doet de aanbeveling aan Erasmus Magazine om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
F. Sukmana en de hoofdredacteur van Erasmus Magazine
De heer X te […] (klager) heeft op 27 september 2022 een klacht ingediend tegen mevrouw F. Sukmana en de hoofdredacteur van Erasmus Magazine (hierna gezamenlijk: EM). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken, inclusief een geluidsfragment, van 4, 15, 17 en 18 november 2022.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 25 november 2022. Klager is daar verschenen, vergezeld door zijn tolk mevrouw […]. Namens EM waren mevrouw Sukmana en mevrouw W. Gunneweg, hoofdredacteur, aanwezig, vergezeld door mr. R. Brekhoff, advocaat te Amsterdam. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van notities.
Vanwege de plotselinge verhindering van een van de leden van de Raad, hebben partijen desgevraagd laten weten geen bezwaar te hebben tegen behandeling van de zaak door de voorzitter en drie leden.
DE FEITEN
Op 21 april 2022 is op de website van EM een artikel van de hand van Sukmana verschenen met de kop: “‘De student die mij aanrandde kom ik voortdurend tegen in de collegezaal’”. De intro van het artikel luidt:
“Een studente die seksueel grensoverschrijdend gedrag meemaakte, vertelt erover aan EM. ‘Twee maanden lang moest ik hyperventileren zodra ik hem in de collegezaal zag.’”
Hieronder is een foto geplaatst van een jonge vrouw, van achteren gezien, met het onderschrift “Deze studente maakte seksueel grensoverschrijdend gedrag mee. De foto is geanonimiseerd om haar identiteit te beschermen.” Verderop in het artikel staat nog een foto van deze jonge vrouw, van de zijkant gezien, waarbij zij haar arm voor haar gezicht heeft.
Na de foto volgt de volgende tekst:
“EM praat met een studente (21) die seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp deelt ze anoniem haar verhaal.”
Het artikel bevat verder onder meer de volgende passage:
““Nu alles weer open is, kom ik hem weer tegen op de campus. De eerste keren was ik nog overdonderd en moest ik stiekem huilen in Polak. Maar nu gaat het goed. Ik kan hem gewoon aankijken als ik hem tegenkom. Ik zie hem geregeld met jonge studentes lopen en ik maak me zorgen om die meiden. Ik voel me schuldig dat ik ze niet kan waarschuwen voor hem. Daarom doe ik nu mijn verhaal, hopelijk lezen die meiden dit artikel en beseffen ze dat het over hem gaat.””
De publicatie eindigt onder de kop ‘Verantwoording’ met de volgende tekst:
“EM voerde drie gesprekken met de studente voor dit verhaal. Een goede vriend van de studente, afkomstig uit dezelfde vriendengroep, was aanwezig tijdens een van die gesprekken. Hij kon belangrijke onderdelen van het verhaal bevestigen.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. Hoewel het geïnterviewde meisje niet met haar gelaat is afgebeeld, is zij toch via de foto’s te herkennen. In combinatie met passages in het artikel is daardoor voor anderen te achterhalen dat klager degene is, die in het artikel wordt beschuldigd. Volgens klager is dat bewust, omdat in het artikel ook staat dat het meisje hoopt dat anderen beseffen dat het over hem gaat. Het gaat om ernstige ongefundeerde beschuldigingen van aanranding. EM had beter onderzoek moeten doen naar de grondslag van de beschuldigingen, maar heeft dat niet gedaan. In plaats daarvan zijn de valse beschuldigingen zonder enig bewijs gepubliceerd. Niet alleen kan dat klager beschadigen, ook faciliteert EM daarmee de stalking van klager door het meisje.
Verder meent klager dat EM ten onrechte niet tot rectificatie is overgegaan, nu hij heeft aangetoond dat de beschuldigingen niet juist kunnen zijn. EM heeft het bewijs zelfs niet willen bekijken. Voor zover klager weet, is hij nog niet herkend. Hij is echter ook bang voor de rol die het artikel in de toekomst kan spelen. Het meisje kan immers, zonder medewerking van EM, met behulp van de foto’s bekend maken dat het artikel over haar gaat en zo het artikel als bewijs van aanranding door klager naar voren brengen. Het artikel wekt immers de indruk dat de aanranding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In dat verband wijst klager er met nadruk op dat volgens de verantwoording in het artikel een goede vriend van het meisje belangrijke onderdelen van het verhaal kan bevestigen.
EM stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. De publicatie maakt onderdeel uit van een grootschalig journalistiek onderzoeksproject naar seksueel grensoverschrijdend gedrag onder studenten. Met de artikelen is niet bedoeld om vermeende daders van seksueel grensoverschrijdend gedrag te ontmaskeren of verantwoordelijk te houden. Het gaat om het beschrijven van ervaringen van studenten die zeggen slachtoffer te zijn van dit gedrag. Het maatschappelijke belang van de serie is om studenten aan het denken te zetten. Naast de waarschuwende werking gaat van de serie ook het signaal uit dat slachtoffers niet alleen zijn en hulp kunnen zoeken.
Verder wijst EM erop dat zowel de geïnterviewde als de vermeende dader geanonimiseerd zijn opgevoerd. Ten tijde van het interview was de volledige naam van de vermeende dader bij de interviewer niet bekend en er is niet gesproken over persoonlijke details anders dan in het artikel zijn verwoord. EM heeft aan de geïnterviewde vertrouwelijkheid toegezegd en kan daarom bevestigen noch ontkennen dat het artikel betrekking heeft op klager en de door hem genoemde personen. Dit heeft ook tot gevolg dat EM niet kan ingaan op het overgelegde materiaal waaruit zou blijken dat klager onschuldig is. Om diezelfde reden is in het gesprek met klager bewust ervoor gekozen het door hem meegenomen bewijsmateriaal niet in te zien. Bovendien is dat materiaal moeilijk te beoordelen: dat moet dan eerst worden voorgelegd aan de geïnterviewde en al snel zal dit uitmonden in een conflict over wat er daadwerkelijk is gebeurd. Daarom is gekozen voor een persoonlijk verhaal, waarin slechts één kant wordt belicht en de vermeende dader onherkenbaar is.
EM heeft ervoor gekozen om foto’s van de geïnterviewde te gebruiken (en geen stockfoto of illustratie) om duidelijk te maken dat het gaat om een ervaringsverhaal van een bestaand persoon. Omdat de geïnterviewde alleen van haar achter- en zijkant is afgebeeld is zij hooguit herkenbaar voor mensen uit haar zeer naaste omgeving. Aangezien ook de vermeende dader niet bij naam is genoemd, is het verhaal hooguit tot hem te herleiden door mensen die de geïnterviewde (her)kennen en weten dat de vermeende dader tot haar vriendengroep behoorde. Het artikel heeft niet tot doel om klager te identificeren. Met haar slotopmerking beoogt de geïnterviewde te zeggen dat zij andere studentes waakzaam wil maken voor signalen van (potentieel) grensoverschrijdend gedrag en dat zij, als zich eenzelfde patroon van ongewenste aanrakingen voordoet, eerder of anders ingrijpen. EM erkent dat dit wat ongelukkig is verwoord.
Tot slot betwist EM dat de indruk wordt gewekt dat de aanranding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het verhaal is volledig geschreven tussen aanhalingstekens; de geïnterviewde is van het begin tot het eind aan het woord en het artikel is niet aangevuld met eigen bevindingen van EM. De juistheid van de geschetste feiten kon ook niet worden geverifieerd, omdat er niemand bij aanwezig zou zijn geweest. Bovendien bevat grensoverschrijdend gedrag een zeker subjectief element. EM heeft wel de consistentie van de beschuldiging gecontroleerd door drie gesprekken af te nemen, waarbij bovendien één keer een vriend aanwezig was die delen van het verhaal kon bevestigen. Over de mate van verificatie is EM transparant geweest onder het kopje ‘Verantwoording’.
Op de zitting heeft EM – vanwege de door klager naar voren gebrachte vrees voor mogelijke repercussies – hieraan toegevoegd dat zij vanwege de toegezegde anonimiteit nooit, ook niet op haar verzoek, de identiteit van het meisje aan de buitenwereld bekend zal maken.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De Raad stelt voorop dat EM niet heeft kunnen en willen bevestigen dat het artikel over klager gaat, maar dat klager dat voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Daarom gaat de Raad ervan uit dat het artikel gaat over de in de klacht bedoelde personen en zal hij de klacht inhoudelijk beoordelen. Dat betekent overigens niet dat de Raad zich buigt over het waarheidsgehalte van de beschuldigingen. De Raad beoordeelt alleen de journalistieke handelwijze van EM.
De kern van de klacht is tweeledig. Volgens klager bevat het artikel ernstige beschuldigingen zonder dat is onderzocht of daarvoor voldoende grondslag bestaat, waarbij de privacy van de geïnterviewde jonge vrouw – en in het verlengde daarvan de privacy van klager als vermeende dader – niet voldoende is gewaarborgd. Daarnaast maakt klager bezwaar tegen de wijze waarop EM zijn klacht heeft afgehandeld.
De Raad overweegt allereerst dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat de journalist in het algemeen een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Verder geldt dat in een publicatie de privacy van personen niet verder mag worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie. Ook in dit opzicht dient dus een belangenafweging plaats te vinden.
Hierbij komt dat beschuldigingen alleen gepubliceerd mogen worden wanneer is onderzocht of daarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Wie beschuldigd wordt, dient bovendien voldoende gelegenheid te krijgen om, bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen.
In diverse conclusies heeft de Raad geoordeeld dat het toelaatbaar is om zonder nader onderzoek en toepassing van wederhoor het persoonlijke verhaal van een geïnterviewde te publiceren, mits duidelijk is dat de publicatie (vooral) de visie van de geïnterviewde op de gebeurtenissen behelst, de publicatie geen feitelijke verslaglegging bevat en overige beschreven personen voor het grote publiek niet identificeerbaar zijn. (zie onder meer RvdJ 2021/22)
In dit geval is onvoldoende duidelijk dat het artikel alleen een persoonlijk verhaal van de geïnterviewde betreft. In de intro en het onderschrift bij de vlak daaronder geplaatste foto wordt door EM als feit gepresenteerd dat de geïnterviewde daadwerkelijk het slachtoffer is geworden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast heeft EM in de verantwoording meegedeeld dat ‘een goede vriend van de studente, afkomstig uit dezelfde vriendengroep, bij een van de gesprekken aanwezig was en belangrijke onderdelen van het verhaal kon bevestigen.’ Daarmee wordt de indruk gewekt dat EM aan een vorm van waarheidsvinding heeft gedaan.
Aldus is sprake van een vermenging van het persoonlijke verhaal van de geïnterviewde en een feitenrelaas. Daarbij zijn de feiten niet afdoende gecheckt, terwijl wel die indruk wordt gewekt.
Daarbij komt dat klager, als de vermeende dader, door de niet volledig onherkenbare foto’s van de geïnterviewde vrouw in ieder geval door zijn naaste omgeving – zoals de vriendengroep van hem en de vrouw – in het verhaal kan worden herkend. EM heeft dat ook erkend althans niet weersproken.
Daarmee is tevens het risico ontstaan dat klager kan worden geïdentificeerd door een relatief grote kring binnen de Erasmus Universiteit en dat – gelet op het onderwerp van de publicatie, met de weergegeven details over de campus en de vermelding dat de vermeende dader daar nog rondloopt, en de beoogde waarschuwende werking – zijn naam snel de ronde zal doen.”
Vanwege deze combinatie van omstandigheden heeft EM met de wijze waarop het verhaal van de geïnterviewde is gepubliceerd, geen goede afweging gemaakt tussen het belang dat met de publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie (kunnen) worden geschaad.
In het verlengde hiervan acht de Raad het onzorgvuldig dat EM naar aanleiding van het gesprek met en de klacht van klager, niet heeft gezocht naar mogelijkheden om op enigerlei wijze tegemoet te komen aan zijn bezwaren en aandacht te schenken aan zijn lezing van het verhaal. De Raad meent dat daartoe – ook binnen de gekozen opzet en verantwoording van het artikel – mogelijkheden waren geweest, ook zonder afbreuk te doen aan de toegezegde anonimiteit van de geïnterviewde en zonder expliciete erkenning dat het artikel over klager zou gaan. EM heeft dat echter nagelaten en het materiaal van klager geheel genegeerd.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.2, B.3, C., C.1 en D.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/22 en RvdJ 2018/16
CONCLUSIE
De klacht is gegrond.
De Raad doet de aanbeveling aan Erasmus Magazine om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 7 februari 2023 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, L.C. Hauben en mw. drs. S.S. Sitalsing, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.