2021/35 Niet inhoudelijk behandeld

X / de hoofdredacteur van Opgelicht?! (AVROTROS)

Samenvatting

Omdat Opgelicht?! (AVROTROS) niet meedoet aan de procedure van de Raad voor de Journalistiek, heeft de Raad een klacht over een uitzending van Opgelicht?! niet inhoudelijk behandeld. De Raad gaat in deze situatie alleen tot behandeling van de klacht over in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X

tegen

de hoofdredacteur van Opgelicht?! (AVROTROS)

Mevrouw X (klaagster) heeft op 19 mei 2021 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van Opgelicht?! (AVROTROS). Bij de bespreking van de zaak is verder correspondentie van klaagster betrokken van 20 mei 2021 en 13 juni 2021.

De hoofdredacteur van Opgelicht?! heeft in het verleden herhaaldelijk aan de Raad bericht dat hij niet wenst mee te werken aan de procedure van de Raad. Bij het doorsturen van de klacht is daarom aan de hoofdredacteur meegedeeld dat indien hij niet binnen de termijn van drie weken inhoudelijk heeft geantwoord, dit als een stilzwijgende afwijzing wordt beschouwd.
In een e-mail van 15 juni 2021 heeft mevrouw A. van Tricht, juridische zaken AVROTROS, namens de eindredactie laten weten dat Opgelicht?! zich op grond van art. 9 lid 5 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad nog steeds uit beginsel niet zal verweren.

De zaak is besproken op de zitting van de Raad van 9 juli 2021 op basis van de schriftelijke stukken.

DE FEITEN

Op 11 mei 2021 is in het televisieprogramma Opgelicht?! aandacht besteed aan klaagster.

HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER

Klaagster stelt – kort samengevat – dat sprake is van onjuiste en tendentieuze berichtgeving. In de uitzending worden ten onrechte beschuldigingen aan haar adres geuit. Ook is er geen deugdelijk wederhoor toegepast. Zij heeft problemen ondervonden door de uitzending en heeft inmiddels ook aangifte gedaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

In artikel 9 lid 5 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad is het volgende bepaald:
“Indien de klacht is ingediend tegen een medium dat of een journalist die zich uit beginsel niet verweert, ziet de Raad af van behandeling, tenzij de klacht volgens de Raad van algemene strekking of principieel belang is.”
Opgelicht?! heeft zich op principiële gronden niet verweerd. De Raad zal dan slechts tot behandeling van de klacht overgaan in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of van principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.

Klaagster maakt bezwaar tegen een item in de uitzending dat specifiek gaat over haar. De Raad vindt niet dat de strekking van de klacht het belang van klaagster in zodanige mate overstijgt, dat sprake is van een algemene strekking. Dat een inhoudelijk oordeel van de Raad mogelijk ook anderen ten goede komt, is daartoe onvoldoende.

Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de klacht betrekking heeft op elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, en daarmee van principieel belang is. De klacht gaat over niet-waarheidsgetrouwe en tendentieuze berichtgeving, publicatie van ongefundeerde beschuldigingen en het toepassen van wederhoor.
De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat de door de Raad gehanteerde criteria onvoldoende duidelijk zijn. Dat Opgelicht?! niet volgens deze criteria zou hebben gehandeld, maakt op zichzelf de klacht nog niet van principieel belang.

De Raad ziet dan ook geen aanleiding de klacht inhoudelijk te behandelen.

Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3 en C.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/15 en RvdJ 2017/9
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 9 lid 5

CONCLUSIE

De klacht is niet van algemene strekking of principieel belang en wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.

Zo vastgesteld door de Raad op 24 augustus 2021 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, L.A.M.M. Donders, mw. M. ten Katen, mw. L.M. van de Langenberg en A. Olgun, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.