Samenvatting
Omdat BOOS (BNNVARA) niet meedoet aan de procedure van de Raad voor de Journalistiek, heeft de Raad een klacht over een aantal publicaties niet inhoudelijk behandeld. De Raad gaat in deze situatie alleen tot behandeling van de klacht over in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X en Y
tegen
de hoofdredacteur van BOOS (BNNVARA)
De heer mr. R. Klöters, advocaat te Amsterdam, heeft op 14 april 2021 namens X en mevrouw Y (klagers) een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van BOOS (BNNVARA).
BNNVARA heeft recent aan de Raad bericht dat zij niet langer wenst mee te werken aan de procedure van de Raad. Bij het doorsturen van de klacht is daarom aan BOOS/BNNVARA meegedeeld dat indien niet binnen de termijn van drie weken inhoudelijk op de klacht is gereageerd, dit als een stilzwijgende afwijzing wordt beschouwd.
Op 30 april 2021 heeft mevrouw B. den Ouden, hoofd Juridische Zaken bij BNNVARA, aan de Raad duidelijk gemaakt dat BOOS uit beginsel geen verweer zal voeren.
De zaak is besproken op de zitting van de Raad van 28 mei 2021 op basis van de schriftelijke stukken.
DE FEITEN
De klacht richt zich tegen de volgende uitzendingen, met bijbehorende beschrijvingen, van BOOS:
– een uitzending op 6 augustus 2020 met de kop “[Y] geeft ONJUIST MEDISCH ADVIES rondom OPERATIE met COMPLICATIES”;
– een uitzending op 8 oktober 2020 met de kop “Preview [Y] met o.a. VONNEKE BONNEKE en SELMA OMARI”;
– een uitzending op 15 oktober 2020 met de kop “[Y] BEDREIGT, LIEGT en ROMMELT met KEURMERKEN maar BELT ook de POLITIE voor BOOS”;
en tegen een aantal berichten op sociale media van BOOS en verslaggever T. Hofman, waarin wordt verwezen naar de inhoud van deze uitzendingen.
HET STANDPUNT VAN KLAGERS
Klagers stellen, kort samengevat, het volgende. Er is sprake van onvolledige, eenzijdige, niet-objectieve en tendentieuze berichtgeving. In de uitzendingen zitten veel onjuistheden met het doel klagers belachelijk te maken teneinde de kijkcijfers positief te beïnvloeden. Er worden onder valse voorwendselen afspraken gemaakt voor interviews, er wordt zonder noodzaak in het geheim en/of zonder toestemming gefilmd en opnames van telefoongesprekken gemaakt, privéruimten worden niet gerespecteerd en wederhoor wordt niet toegepast of bewust niet in de uitzendingen verwerkt. De beschuldigingen in de uitzendingen, afkomstig van personen die in conflict staan met klagers, zijn niet goed onderzocht en beeldmateriaal wordt bewerkt om de berichtgeving nog eenzijdiger te maken. De handelwijze leidt er ook toe dat BOOS zelf nieuws creëert en dat de privacy van het personeel van klagers onevenredig wordt aangetast. Rectificatie van onjuistheden blijft eveneens uit.
Klagers verlangen dat de Raad BOOS verzoekt om de gewraakte publicaties te verwijderen en verwijderd te houden. Daarnaast verlangen zij een verzoek aan BOOS om inhoudelijk aandacht te besteden aan de beoordeling van de klacht door de Raad.
Voor het geval BOOS besluit zich niet te verweren, menen klagers dat sprake is van een klacht van algemene strekking en/of principieel belang. Zij wijzen er daarbij op dat in het kader van hoor en wederhoor een reactie op beeld wordt afgedwongen, dat tweemaal onder valse voorwendselen toegang werd verkregen tot een niet openbare ruimte, dat tijdens dit ongeoorloofde bezoek beelden en geluiden zijn verkregen die zonder toestemming en zonder ernstige misstand zijn uitgezonden en dat een item is uitgezonden terwijl was toegezegd dat dat op die bewuste dag niet zou gebeuren.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
In artikel 9 lid 5 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad is het volgende bepaald:
“Indien de klacht is ingediend tegen een medium dat of een journalist die zich uit beginsel niet verweert, ziet de Raad af van behandeling, tenzij de klacht volgens de Raad van algemene strekking of principieel belang is.”
BOOS heeft zich op principiële gronden niet verweerd. De Raad zal dan ook slechts tot behandeling van de klacht overgaan in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of van principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.
De publicaties gaan direct over klagers. De Raad vindt niet dat de strekking van de klacht het belang van klagers in zodanige mate overstijgt, dat sprake is van een algemene strekking. Dat een inhoudelijk oordeel van de Raad mogelijk ook anderen ten goede komt, is daartoe onvoldoende.
Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de klacht betrekking heeft op elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, en daarmee van principieel belang is. De klacht gaat over niet-waarheidsgetrouwe, eenzijdige, niet-objectieve, tendentieuze en onvolledige berichtgeving, toepassing van wederhoor, het uitlokken van incidenten met de bedoeling nieuws te creëren, het niet nakomen van afspraken, het zonder toestemming gebruik maken van heimelijk gemaakte opnamen, het werken met ‘open vizier’, privacyschending
en het niet rectificeren van onjuistheden. De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt. Niet is gebleken dat de door de Raad gehanteerde criteria onvoldoende duidelijk zijn. Het standpunt van klagers dat sprake is van een klacht van principieel belang, komt er in de kern op neer dat BOOS niet volgens de in de Leidraad geformuleerde criteria zou hebben gehandeld. Dat maakt op zichzelf de klacht nog niet van principieel belang.
De Raad ziet dan ook geen aanleiding de klacht inhoudelijk te behandelen.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.1, B.3, C, C.1 en D.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/15 en RvdJ 2021/8
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 9 lid 5
CONCLUSIE
De klacht is niet van algemene strekking of principieel belang en wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 13 juli 2021 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, mw. dr. J. Luttikhold, mw. A. Pruis en F.Th.H. Ruys, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.