Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2021/1 over een klacht van K.P.M. Westerlaken en Stichting Prisma Groep (verzoekers) tegen M. Venderbosch, AD Utrechts Nieuwsblad en de Gelderlander te herzien. Verzoekers maken bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekers zich niet kunnen vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
K.P.M. Westerlaken en Stichting Prisma Groep
tot herziening van de conclusie van de Raad van 5 januari 2021 (RvdJ 2021/1) betreffende hun klacht tegen
M. Venderbosch en de hoofdredacteuren van AD Utrechts Nieuwsblad en de Gelderlander
K. Nadal, voorzitter, heeft op 30 januari 2021, namens K.P.M. Westerlaken en Stichting Prisma Groep te ’s Hertogenbosch (hierna gezamenlijk: verzoekers) verzocht om herziening van de conclusie van 5 januari 2021 inzake de klacht van verzoekers tegen M. Venderbosch en de hoofdredacteuren van AD Utrechts Nieuwsblad en de Gelderlander (hierna gezamenlijk: AD c.s.). Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek is verder correspondentie van de heer P.F.G. van den Bosch, hoofdredacteur AD Regio, betrokken van 2 februari 2021.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 5 maart 2021 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.
DE FEITEN
Verzoekers hebben op 28 maart 2020 een klacht ingediend tegen AD c.s. over het artikel “Isjed en Sampa zijn homo, trans én moslim: ‘Het maakt dat je altijd op je hoede bent. Dit is geen veilig land’”.
Op 5 januari 2021 heeft de Raad geconcludeerd dat AD c.s. journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is dan ook aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.
Het voorgaande doet niet af aan het uitgangspunt dat een journalist die iemand wil interviewen, diegene zodanig behoort in te lichten over de aard van de publicatie, dat de te interviewen persoon voldoende geïnformeerd kan beslissen of hij aan die publicatie wil meewerken.
Mede gelet op de door klagers geschetste gang van zaken moet voor hen tijdens het interview voldoende duidelijk zijn geweest wat de insteek van het interview is geweest, te weten: het schrijven van een artikel over de wereld van klagers, die niet overeenkomt met de wereld van de gemiddelde lezer van AD c.s.
Als klagers vervolgens niet (verder) hadden willen meewerken, had het op hun weg gelegen om het gesprek met Venderbosch te beëindigen, maar dat hebben zij niet gedaan. Er is geen sprake van een wijziging van de inhoud van het artikel, waardoor niet meer is voldaan aan wat klagers – al tijdens het interview – redelijkerwijs mocht verwachten.
Niet ter discussie staat dat is afgesproken dat Venderbosch het artikel vooraf ter inzage aan klagers zou sturen om feitelijke onjuistheden te kunnen corrigeren. Dat is ook gebeurd. Klagers hebben daarop een aangepaste versie van het artikel aan Venderbosch geretourneerd.
Gezien de gevoeligheid van het onderwerp hadden AD c.s. klagers wellicht meer tegemoet kunnen komen in de door hen aangebrachte wijzigingen. Dat zij dat niet hebben gedaan, maakt echter niet dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld.
De zienswijze van klagers is deugdelijk in de berichtgeving weergegeven. Daarbij is van belang dat de journalist die een artikel vooraf ter inzage geeft aan degene over wie het artikel gaat – om feitelijke onjuistheden te corrigeren en om onduidelijkheden weg te nemen – vrij is te bepalen hoe hij op- of aanmerkingen in het artikel verwerkt. Niet is gebleken dat de publicatie zodanige omissies bevat, die maken dat AD c.s. tot rectificatie of verwijdering van het artikel hadden moeten overgaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat AD c.s. journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld.”
DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN
Verzoekers stellen – samengevat – het volgende. Zij zijn nog steeds van mening dat AD c.s. niet zorgvuldig hebben gehandeld, omdat er tot op de dag van vandaag onjuistheden in het artikel staan. De Raad is in zijn conclusie nauwelijks op die onjuistheden ingegaan. Het is begrijpelijk dat een journalist een eigen manier van interpreteren en schrijven heeft. Het mag echter niet zo zijn dat er onwaarheden worden gepubliceerd alsof het een feitelijke weergave is van de realiteit. In het werk van verzoekers is juist de nuance heel belangrijk. Een onjuistheid die al eerder is benoemd, is dat aan Stichting Prisma Groep wordt gerefereerd als ‘Isjed’s Stichting Prisma Groep’. Achter de stichting staat echter een volledig team van bestuursleden, projectleiders en vrijwilligers. Daarnaast is het respectloos en denigrerend om Isjed te omschrijven als ‘in biologische zin een man’; dit betreft een gevoelig onderwerp binnen de trans-gemeenschap. Daarbij komt dat Isjed meerdere malen heeft aangegeven dat zij zich zeer oncomfortabel voelt bij deze omschrijving. Verder wordt in het artikel gebruik gemaakt van insensitief jargon. De doelgroep die verzoekers representeren wordt in dit artikel niet dichter bij de gemiddelde AD-lezer gebracht, maar wordt er juist nog verder van verwijderd. Aangezien de mensen binnen hun doelgroep helaas vaak niet worden gerepresenteerd in verschillende instellingen, verwachten verzoekers geen volledig begrip, maar zij verwachten wel eerlijkheid en enige empathie. Verzoekers vragen om herziening van de conclusie, zodat alle onwaarheden en onjuistheden in het artikel worden verbeterd.
AD c.s. zien in het herzieningsverzoek een herhaling van de klacht, geen nieuwe feiten of inzichten. In het eerdere verweer hebben zij al hun argumenten en het relaas van de totstandkoming van het artikel ruimschoots naar voren gebracht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoekers aannemelijk maken dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoekers hebben dit niet gedaan.
Het verzoekschrift bevat (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoekers eerder al in hun klacht hebben geformuleerd dan wel in hun verdere correspondentie naar voren hebben gebracht, en die de Raad heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op basis van onjuiste constateringen heeft gedaan.
In essentie vragen verzoekers om een herbeoordeling van de klacht, omdat zij zich niet kunnen vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroeps)procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting en uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.
Dat verzoekers het niet eens zijn met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
De herzieningskamer ziet geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusie van de Raad: RvdJ 2020/44
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 23 april 2021 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, S.A. Agterberg, L.C. Hauben, mw. L.M. van de Langenberg MSc en mw. A. Pruis, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.