Samenvatting
Het Leidsch Dagblad heeft met de publicatie van het artikel “Laatste waarschuwing voor De Gewoonste Zaak in Lisse ‘Kinderen blowen en gokken’” op journalistiek onzorgvuldige wijze aandacht besteed aan een bestuursrechtelijke kwestie waarbij T. en J. Oosthoek (klagers) zijn betrokken. Uit de publicatie blijkt onvoldoende dat sprake is van berichtgeving van feitelijke aard, waarbij het toepassen van wederhoor niet nodig was. Daarbij komt dat de onjuiste indruk is gewekt dat met klagers is gesproken. Verder is onduidelijk wat de volgorde van de vermelde gebeurtenissen is geweest en in welk licht zij moeten worden bezien. Bovendien is niet aannemelijk dat de gemiddelde lezer de term ‘laatste waarschuwing’ in overdrachtelijke zin zal hebben opgevat. Hierdoor is een zodanig vertekend beeld van de kwestie gegeven, dat geen sprake is van waarheidsgetrouwe berichtgeving. Het Leidsch Dagblad is wel op journalistiek zorgvuldige wijze omgegaan met de bezwaren van klagers. De Raad doet de aanbeveling aan het Leidsch Dagblad om deze conclusie ruimhartig te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
T. en J. Oosthoek (De Gewoonste Zaak)
tegen
de hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad
De heer T. Oosthoek en mevrouw J. Oosthoek, eigenaren van De Gewoonste Zaak, hebben op 15 juli 2020 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van klagers en de heer G. van ’t Hek, adjunct-hoofdredacteur, betrokken van 15 augustus 2020, 15 september 2020, 30 september 2020 en 13 oktober 2020.
De zaak is met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid behandeld op de zitting van de Raad van 6 november 2020.
Daarbij tekent de Raad aan dat de heer E.J. Schievink als Raadslid heeft deelgenomen aan de behandeling ter zitting, maar inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Raad. De beslissing over de klacht is vastgesteld door de voorzitter en de overige drie Raadsleden.
DE FEITEN
Op 7 juli 2020 is in het Leidsch Dagblad een artikel verschenen met de kop “‘Kinderen blowen en gokken’” en de bovenkop “Laatste waarschuwing voor De Gewoonste Zaak in Lisse”. De intro van het artikel luidt als volgt:
“Café De Gewoonste Zaak heeft een laatste waarschuwing gekregen van burgemeester Lies Spruit: als het bedrijf niet heel snel zijn leven betert, riskeert het sluiting.”
Verder bevat het artikel onder meer de volgende passages:
“Eigenaar Teun en Jacqueline Oosthout [bedoeld wordt: Oosthoek, RvdJ] hebben beterschap beloofd, maar suggereren dat de gemeente eigenlijk andere motieven voor de aanpak van hun bedrijf heeft. Zij hebben het gevoel dat ze ‘actief worden weggepest’ zodat het gebied Schoolstraat-Heemskerkplein zonder hen opnieuw ontwikkeld kan worden.
Het horecabedrijf aan de Schoolstraat trekt jongeren uit de wijde omgeving en heeft een reputatie vanwege de overlast, vechtpartijen en andere incidenten die daar vrijwel elk weekeinde plaatsvinden.
De politie heeft op zaterdagavond bijna alle beschikbare menskracht nodig voor De Gewoonste Zaak, heeft die de burgemeester laten weten.
Ambulances moeten er regelmatig aan te pas komen. In september vorig jaar lag een minderjarig meisje te schuimbekken na het drinken van alcohol in combinatie met (waarschijnlijk) de drug ghb.
Afgelopen oktober besloot Spruit om onderzoek te doen met politie, handhavers van Trigion en zogeheten mystery guests om te kijken hoe het binnen toe gaat. Dat leverde een lijst op van zo ongeveer alle mogelijke overtredingen: minderjarigen kunnen daar ook na twaalven zonder problemen naar binnen, drinken daar gewoon alcohol en lopen daar in veel gevallen dronken rond.”
en:
“Ontoelaatbaar, zo kwalificeert Spruit de gang van zaken. Het was voor haar, zo blijkt uit een recent bekend geworden brief, afgelopen februari reden voor een officiële waarschuwing: als het bedrijf niet heel snel zijn leven betert, sluit ze De Gewoonste Zaak en trekt ze ook wellicht de vergunning in.”
en:
“In dat laatste geval kan ze een nieuwe aanvraag voor een vergunning vervolgens vijf jaar weigeren. Ze laat weten dat politie, Trigion en de mystery guests verscherpt toezicht zullen houden.
Door de coronacrisis en de gedwongen sluiting van het bedrijf is van dat laatste volgens de burgemeester de afgelopen maanden uiteraard weinig terechtgekomen. Inmiddels is de horeca weer open. Spruit zegt dat ze begin september een besluit neemt hoe ze met de kwestie verder gaat.
Het bedrijf heeft op dringend verzoek van Spruit een verbeterplan ingediend. De verkoop van kannen mixdrank wordt direct gestopt en het personeel gaat beter letten op het naleven van de regels in het elf jaar geleden ondertekende convenant Veilig Uitgaan houden, beloven Teun en Jacqueline Oosthoek.
en:
“Volgens hen heeft de gemeente overigens een dubbele agenda. (…) ,,Er zijn anderen die op deze plek willen ontwikkelen – het liefst met ons pand erbij. Het lijkt er nu sterk op dat we in de weg zitten en actief weg worden gepest. Althans zo voelt het”, aldus het echtpaar in een reactie op de waarschuwing.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klagers stellen – kort samengevat – het volgende. Er is sprake van eenzijdige, tendentieuze en niet-waarheidsgetrouwe berichtgeving, waarbij ten onrechte geen wederhoor is toegepast. Voor de publicatie is slechts gebruik gemaakt van twee brieven: één van de burgemeester en één van klagers, die alleen in beperkte kring bekend zijn. Voor het gebruik van de brief van klagers is aan hen geen toestemming gevraagd. Bovendien dateren de brieven van februari 2020, terwijl de publicatie van 7 juli 2020 is. Aan andere openbare stukken is ten onrechte niet gerefereerd. Ook wordt in het artikel de schijn gewekt dat met klagers is gesproken, terwijl dat niet is gebeurd. Verder is onduidelijk welke bronnen zijn geraadpleegd, wat de berichtgeving oncontroleerbaar maakt.
Klagers wijzen erop dat de waarschuwing aan hun adres de eerste was in 30 jaar tijd en niet ‘de laatste’. Zij hebben een verbeterplan voor alcoholmatigingsbeleid geschreven, wat iets anders is dan ‘beterschap hebben beloofd’, zoals in het artikel is vermeld. Verder is onjuist dat zich in een jaar tijd wekelijks incidenten of vechtpartijen hebben voorgedaan en dat er regelmatig ambulances aan te pas hebben moeten komen.
Ten slotte voeren klagers aan dat de klachtprocedure van het Leidsch Dagblad niet deugt, omdat zij nergens terecht konden met hun klacht. Zij vinden dat het artikel ten onrechte niet is gerectificeerd. Het aanbod van de krant om een nieuw artikel te plaatsen, waarbij zij de gelegenheid zouden krijgen hun verhaal te vertellen, vonden klagers niet toereikend.
Klagers hebben hun standpunten toegelicht en concluderen dat het Leidsch Dagblad onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het Leidsch Dagblad stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. De publicatie is volledig gebaseerd op openbare raadsstukken van 25 juni 2020 en dus toetsbaar. Bij die stukken bevinden zich ook de in het artikel genoemde brief van de burgemeester, de reactie van klagers en het verbeterplan. Er waren geen nieuwe feiten, nieuwe bronnen of nieuwe aantijgingen die tot extra wederhoor noopten. Beide zijden van het verhaal zijn belicht. In het verbeterplan hebben klagers suggesties voor de hele gemeente gedaan, maar relevant is wat zij zelf gaan doen. Nergens in het stuk staat dat klagers beterschap hebben beloofd. In het plan staat uitgebreid dat klagers de regels beter gaan naleven. De zinsnede ‘laatste waarschuwing’ is overdrachtelijk bedoeld: als er niet snel wat verandert, lopen klagers het risico dat de burgemeester de zaak sluit. Ten aanzien van de vechtpartijen is de burgemeester heel duidelijk in haar brief: ze zegt over alles rapportages te hebben van politie, Trigion en zogeheten ‘mystery guests’. De suggestie dat de verslaggever met klager heeft gesproken is niet uitdrukkelijk of bewust opgewekt.
Verder meent het Leidsch Dagblad dat de klacht zorgvuldig is afgehandeld. Zowel de betrokken verslaggever als diens leidinggevende en de hoofdredacteur hebben op verschillende momenten contact gehad met klagers. Daarbij is klagers meegedeeld dat het chiquer en beter was geweest als de verslaggever contact met klagers had opgenomen en hen om een reactie had gevraagd. Maar dat rechtvaardigt geen rectificatie en daarom is klagers aangeboden om uitgebreid ruimte te maken voor hun kant van het verhaal in combinatie met een mooi portret van hun zaak. Klagers zijn echter niet op dat aanbod ingegaan.
Het Leidsch Dagblad concludeert dat de redactie bij de verslaggeving zorgvuldig heeft gehandeld en niet te kort is geschoten in de communicatie met klagers.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat de journalist het belang dat met een publicatie is gediend dient af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Naar het oordeel van de Raad is de berichtgeving op een aantal punten onvoldoende transparant. In de eerste plaats is onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke bronnen zijn geraadpleegd. Het Leidsch Dagblad heeft aangevoerd dat het artikel volledig is gebaseerd op openbare raadsstukken, maar dit komt – met name in het begin – niet duidelijk naar voren. Aldus blijkt uit de publicatie onvoldoende dat sprake is van berichtgeving van feitelijke aard, waarbij het toepassen van wederhoor niet nodig was. Daarbij komt dat bij de gemiddelde lezer de indruk zal zijn gewekt dat de redactie met klagers heeft gesproken, terwijl dat niet zo is.
Verder is voor de gemiddelde lezer onduidelijk wat de volgorde van de vermelde gebeurtenissen is geweest – incidenten, onderzoek, brieven, indienen verbeterplan, openbare raadsstukken en waarschuwing – en in welk licht zij moeten worden bezien, mede gezien de tijd die tussen de gebeurtenissen is verstreken en gelet op de datum van de publicatie.
De Raad acht het bovendien niet aannemelijk dat de lezer de term ‘laatste waarschuwing’ in overdrachtelijke zin zal hebben opgevat. Bezien in de context van de berichtgeving is met die term de indruk gewekt dat de waarschuwing de laatste was in een reeks, wat niet het geval is. Hierdoor is een zodanig vertekend beeld van de kwestie gegeven, dat geen sprake is van waarheidsgetrouwe berichtgeving.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Leidsch Dagblad met de publicatie journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het Leidsch Dagblad is vervolgens wel op een zorgvuldige wijze omgegaan met de bezwaren van klagers. Met het aanbod om een vervolgstuk te plaatsen waarin klagers uitgebreid aan het woord zouden komen, heeft de redactie een passend en adequaat voorstel gedaan om aan de bezwaren van klagers tegemoet te komen. Dat klagers om hen moverende redenen geen gebruik hebben willen maken van deze mogelijkheid, kan het Leidsch Dagblad niet met succes worden tegengeworpen.
Relevante punten uit de Leidraad: A. en B.3
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2020/30 en RvdJ 2018/51
CONCLUSIE
Het Leidsch Dagblad heeft met de publicatie journalistiek onzorgvuldig gehandeld. De wijze waarop de klacht is afgehandeld was zorgvuldig.
De Raad doet de aanbeveling aan het Leidsch Dagblad om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo is vastgesteld door de Raad op 15 januari 2021 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, J. Hoogenberg en mw. M. ten Katen, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. J.E.H.J. Vollaers, plaatsvervangend secretaris.
Publicatie op www.leidschdagblad.nl d.d. 27 januari 2021 en in het Leidsch Dagblad d.d. 28 januari 2021
