Samenvatting
Nieuwsuur heeft in de uitzending Wat is de rol van deze Nederlandse
hoogleraar bij omstreden paspoorthandel? en in bijbehorende artikelen op haar
website aandacht besteed aan (mogelijk) onoorbare paspoorthandel op Malta en de
betrokkenheid daarbij van D.V. Kochenov (klager). Zij mocht daarbij een
kritische benadering kiezen en eendere vraagstelling hanteren. Van enige
journalistiek ontoelaatbare vooringenomenheid is niet gebleken. Het stond
Nieuwsuur vrij de focus te leggen op (de rol van) klager, die vanwege zijn bijzondere expertise als hoogleraar Europees constitutioneel recht en
burgerschap aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in de kwestie diverse
posities heeft ingenomen. Klager had voorbereid kunnen zijn op de vragen die
hem in het interview zijn gesteld en hij had ten tijde van het interview
bedacht kunnen en moeten zijn op de wijze waarop in de berichtgeving aandacht
aan hem zou worden besteed. Het had op zijn weg gelegen om eventueel tijdens
dan wel direct na het interview maar vóór de uitzending bezwaar te maken
tegen de gang van zaken. Dat hij dat niet heeft gedaan kan Nieuwsuur nu niet
met succes worden tegengeworpen. Nieuwsuur heeft gedegen onderzoek verricht en
diverse onafhankelijke bronnen geraadpleegd. De wijze waarop zij aandacht heeft
besteed aan de reactie van de RUG is niet onzorgvuldig. Ten slotte is niet
gebleken dat de berichtgeving ten aanzien van klager noch met betrekking tot
Malta relevante onjuistheden bevat. Er bestaat geen aanleiding voor het
oordeel dat een zodanig vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de
kwestie is gegeven, dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze
berichtgeving. De Raad heeft de klacht op enkele onderdelen niet inhoudelijk
behandeld. Verder heeft Nieuwsuur journalistiek zorgvuldig gehandeld.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
D.V. Kochenov
tegen
de hoofdredacteur van Nieuwsuur (NOS/NTR)
De heer mr. V.S. Bouman, advocaat te Amsterdam, heeft op 25 maart 2020 via een online klachtformulier namens de heer D.V. Kochenov (klager) een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van Nieuwsuur (NOS/NTR). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie betrokken van klager en de heer J. Oranje, hoofdredacteur, van 1, 14 en 21 april 2020, van 11 en 25 mei 2020 en van 25 juni 2020.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 juli 2020. Klager is daar verschenen vergezeld door mr. Bouman. Namens Nieuwsuur waren de heer S. Sietsma, verslaggever, de heer L. Mulder, redacteur, en de heer Oranje aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van notities.
Voorafgaand aan de zitting heeft de Raad de gewraakte uitzending bekeken.
Verder heeft de Raad bij de beoordeling van de klacht nadere aanvullingen van klager en Nieuwsuur betrokken van 21 en 30 juli 2020.
DE FEITEN
Op 25 september 2019 is in een uitzending van het televisieprogramma Nieuwsuur de reportage “Paspoorthandel: schatrijke buitenlanders kopen staatsburgerschap op Malta” uitgezonden. Een dag later is een vervolgreportage uitgezonden met de titel “Wat is de rol van deze Nederlandse hoogleraar bij omstreden paspoorthandel?” De bij deze vervolguitzending behorende tekst op de website van Nieuwsuur luidt:
“De Groningse hoogleraar Dimitry Kochenov is expert in juridische kwesties rond EU-burgerschap, maar gaf tegelijk betaald advies aan de Maltese regering over de handel in paspoorten. Ook was hij voorzitter van een vereniging die de belangen promoot van bedrijven die verdienen aan de handel in paspoorten.
Uit onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat de Groningse hoogleraar verschillende activiteiten verricht en functies heeft bij organisaties die financiële belangen hebben bij de paspoorthandel. De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is op de hoogte maar benadrukt geen twijfels te hebben aan de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de hoogleraar.
Kochenov is aan de Rijksuniversiteit Groningen voltijds hoogleraar EU Constitutioneel Recht en Burgerschap, maar wordt ook wel de paspoortprofessor genoemd. Hij heeft een indrukwekkend cv opgebouwd aan universiteiten in Mexico, de Verenigde Staten, Japan, Italië, en dus Groningen. Hij bezoekt overal ter wereld congressen en bijeenkomsten, spreekt daar regeringsleiders toe en discussieert met advocaten en adviseurs die vermogende kopers van paspoorten bijstaan.
Controversieel
Als academicus doet hij onderzoek naar onderwerpen als nationaliteit en migratie. Hij spreekt regelmatig over de handel in paspoorten die een aantal EU-landen drijft.
Die handel is controversieel. Het Europees Parlement, de Raad van Europa en ook inlichtingendienst AIVD wijzen op risico’s van schatrijke en machtige buitenlanders die zich in de EU inkopen en vanaf dat moment alle rechten hebben die horen bij het EU-burgerschap.
De AIVD vindt het een gevaarlijke ontwikkeling. “Vanuit het oogpunt van nationale veiligheid vindt de AIVD het zorgelijk wanneer dergelijke programma’s deze uitwerking hebben. Met een dergelijk programma zouden bijvoorbeeld inlichtingenofficieren met kwade bedoelingen vrij kunnen reizen binnen de EU. Dit kan gevolgen hebben voor de nationale veiligheid”, laat de dienst weten.
Kochenov adviseerde de Maltese overheid tegen betaling over de juridische aspecten rond de invoering van de paspoorthandel in 2014. Ook nam hij deel aan een Maltese delegatie die met mandaat van de Maltese regering het standpunt verdedigde inzake de handel in paspoorten tegenover de Europese Commissie.
Daarnaast was Kochenov lange tijd voorzitter van de Investment Migration Council (IMC) in Genève. Deze in Zwitserland geregistreerde vereniging heeft als primaire doelstelling ‘de bevordering van de handel in paspoorten en verblijfsvergunningen’. Het bestuur bestond naast academicus Kochenov louter uit consultants en advocaten die hun geld verdienen in deze bedrijfstak.
Technisch failliet
In de Maltese Kamer van Koophandel vindt Nieuwsuur ook stukken waaruit blijkt dat Kochenov een van de twee directeuren is van een bedrijf dat gelieerd is aan de Zwitserse lobbyvereniging IMC. Kochenov doet hiervan geen opgaaf op de website van de Rijksuniversiteit Groningen omdat hij het als een uitvloeisel ziet van zijn functie als voorzitter van de IMC. De bv werd in maart 2015 opgericht en diende sindsdien twee keer een jaarrekening in, ondertekend door Kochenov.
Samen met zijn mededirecteur is hij juridisch verantwoordelijk. Maar in een reactie zegt Kochenov dat hij niet betrokken was bij de dagelijkse gang van zaken bij het bedrijf.
Uit de jaarrekeningen blijkt dat het bedrijf al jarenlang technisch failliet is. Waar het zijn geld aan uitgeeft, wordt uit de gedeponeerde stukken niet duidelijk. Kochenovs raadsman stelt dat IMC Services over een kantoor beschikt, waarvandaan onder meer de CEO en het secretariaat opereren.
De oppositie op Malta heeft grote moeite met de rol van Kochenov. “Hij is adviseur en geeft advies over een zeer dubieus programma. Hij is adviseur bij een bedrijf dat miljoenen verdient aan de handel in paspoorten”, zegt parlementariër Jason Azzopardi. “En mijn probleem is ook dat hij naar de Europese Commissie ging. Hij verdedigde daar zijn eigen belangen en niet die van Malta.”
De Rijksuniversiteit Groningen verzocht Kochenov begin dit jaar om de activiteiten voor lobbyvereniging IMC te beëindigen. Het zou zijn onafhankelijkheid in het geding kunnen brengen, en daarnaast gaat het om een politiek gevoelig onderwerp, zo laat de universiteit weten aan Nieuwsuur.
Kochenov bleef aanvankelijk aan als voorzitter van de lobbyvereniging. Na negen maanden en vragen van Nieuwsuur over deze activiteiten heeft hij zijn functie beëindigd. Hij wil die beslissing desgevraagd niet toelichten.
Exclusieve concessie
Verder is Kochenov ook enkele jaren adviseur geweest van het consultants-kantoor Henley & Partners. Dat bedrijf adviseert overheden bij de verkoop van paspoorten, maar ook potentiële kopers bij het aanvragen ervan. Het bedrijf heeft de exclusieve concessie om de Maltese regering te adviseren bij de paspoorthandel.
Ook dit adviseurschap meldt Kochenov niet op de website van de Rijksuniversiteit. Dat hoefde volgens hem niet omdat hij adjunct-hoogleraar was waarvoor geen meldplicht voor nevenfuncties gold. Het zou volgens hem alleen gaan om een papieren functie: hij zou nooit zijn gevraagd door Henley & Partners om daadwerkelijk advies uit te brengen. Begin 2019 legde Kochenov deze functie na enkele jaren neer.”
Hierna heeft Nieuwsuur nog aandacht aan de kwestie besteed:
– op 27 september 2019 in het artikel “Onderzoek naar Groningse hoogleraar vanwege paspoorthandel Malta”;
– op 24 oktober 2019 in het artikel en de uitzending “Onderwijsinspectie kijkt mee bij onderzoek naar Groningse paspoortprofessor”;
– op 5 november 2019 in het artikel “Staatssecretaris maakt zich zorgen om Maltese paspoorthandel”;
– op 27 november 2019 in het artikel “Kamer bezorgd over onderzoek naar ‘paspoortprofessor’ Kochenov”;
– op 30 december 2019 in het artikel “Paspoorthandel: Haagse onvrede over Groningse hoogleraar groeit”;
– op 17 januari 2020 in het artikel “Kamerfracties willen onderste steen boven over paspoorthandel”;
– op 27 januari 2020 in het artikel “Kabinet snapt weinig van bezoek Groningse hoogleraar aan paspoortcongres”.
Op 19 december 2019 heeft klager zich met bezwaren tegen de berichtgeving (tot dan toe) gewend tot Nieuwsuur. Hierop heeft Nieuwsuur gereageerd op 24 december 2019. Vervolgens heeft klager zich op 25 maart 2020 tot de Raad gewend.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager heeft zijn klacht onderverdeeld in twaalf punten. Ten aanzien daarvan stelt hij, samengevat, het volgende.
1. Hij is op 9 september 2019 benaderd voor een interview dat zou gaan over de juridische kant van investeringsmigratie en burgerschapsrecht, en de Maltese regelgeving ter zake. In het uiteindelijke interview heeft redacteur Sietsma echter volledig gefocust op het juridisch advies dat klager aan Malta heeft gegeven, zijn nevenfuncties en zijn persoonlijke mening over investeringsmigratie in het algemeen en op Malta in het bijzonder.
2. Zowel de vragen tijdens het interview, waarvan gedeelten zijn uitgezonden op 26 september 2019, als de toon van de e-mails die klager daarna heeft ontvangen waren veelal tendentieus. Dit heeft hij als zeer aanvallend ervaren en hij heeft hierdoor geen eerlijke kans gekregen zich te verweren tegen de aantijgingen.
3. Zijn werkzaamheden voor Malta zijn onjuist weergegeven. Hij is hoogleraar Europees constitutioneel recht en burgerschap aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG); nationaliteitsrecht vormt een onderdeel van zijn vakgebied. Vanwege zijn expertise heeft de Maltese overheid hem om advies verzocht toen zij had besloten een programma voor investeringsmigratie op te zetten. In het kader daarvan heeft hij twee notities geschreven waarin hij de bevoegdheid van lidstaten ten aanzien van staatsburgerschap uiteengezet heeft. Daarnaast heeft hij als extern deskundige deelgenomen aan overleggen tussen Malta en de Europese Commissie. Hoewel zijn rol was beperkt tot het uitleggen van Europese wetgeving, heeft Nieuwsuur ten onrechte de indruk gewekt dat hij een sleutelrol heeft gehad in het opzetten van het beleid van Malta en dat hij er actief voor heeft gezorgd dat buitenlanders door middel van een investering het Maltese staatsburgerschap kunnen verkrijgen. Bovendien is niet benoemd dat vele andere landen migratie op basis van investering aanbieden. Daardoor is de onjuiste indruk gewekt dat hij heeft gezocht naar specifieke uitzonderingen in het recht die het Maltese programma mogelijk zouden maken, terwijl hij slechts heeft bevestigd dat de praktijk die vele andere landen vóór Malta al voerden, in lijn is met het EU-recht.
4. De berichtgeving over investeringsmigratie op Malta is in algemene zin onzorgvuldig en vooringenomen. Door het migratieprogramma ten onrechte te presenteren als een unicum, daarbij op allerlei manieren een sfeer van illegaliteit te creëren en na te laten te vermelden dat het programma is toegestaan onder het EU-recht, heeft Nieuwsuur haar kijkers onjuist en onvolledig geïnformeerd. Daarmee heeft zij klager schade berokkend: hij wordt hierdoor in verband gebracht met een beweerdelijk schimmige praktijk.
5. In de berichtgeving is ook aandacht besteed aan andere bezigheden van klager. Daarbij is het langlopende onderzoeksproject dat jaarlijks leidt tot de publicatie van de Quality of Nationality-Index (QNI) ten onrechte ‘omstreden’ genoemd: het betreft een wetenschappelijke publicatie die wordt uitgegeven door een vooraanstaande juridische uitgeverij in Oxford. Het onderzoek is wereldwijd door academici en journalisten geciteerd. Ook de bewering dat de RUG klager gevraagd zou hebben het project stop te zetten is onjuist. De RUG heeft hem in februari 2019 wel gevraagd of de titel van de publicatie zodanig kon worden gewijzigd dat Henley & Partners daar niet meer in voorkwam. De naam is daarom met ingang van 2020 gewijzigd van ‘Henley & Partners – Kochenov Quality of Nationality Index’ in ‘Kälin and Kochenov’s Quality of Nationality Index’. Bij die naamswijziging heeft de uitzending van Nieuwsuur geen enkele rol gespeeld. In de artikelen van 30 december 2019 en 27 januari 2020 heeft Nieuwsuur verzuimd te vermelden dat klager tijdens het congres in november 2019 slechts de QNI heeft gepresenteerd. Dergelijke activiteiten vormen een essentieel onderdeel van zijn leeropdracht als professor, namelijk het verspreiden van kennis buiten de universiteit.
6. Ook het filmpje bij het artikel van 27 september 2019 bevat onjuistheden. Daarin heeft Sietsma ten onrechte beweerd dat klager ‘bijbanen’ heeft beëindigd. Hij heeft één bijbaan beëindigd na het interview: zijn voorzitterschap van de Investment Migration Council (IMC). Het laatste advies aan de Maltese overheid dateerde van ver voor het interview en hij had zijn lidmaatschap van de raad van advies van Henley & Partners al in januari 2019 beëindigd.
7. Klager maakt er ook bezwaar tegen dat in de berichtgeving uitsluitend critici en tegenstanders van investeringsmigratie aan het woord zijn gelaten. Het had op de weg van Nieuwsuur gelegen om daarnaast bijvoorbeeld collega’s van de RUG en andere experts op het vlak van nationaliteit en het EU-recht aan het woord te laten. Zij hadden kunnen bevestigen dat investeringsmigratie volledig in overeenstemming is met het EU-recht en zouden aldus de visie van klager hebben onderschreven. Daarnaast was het passend geweest als Nieuwsuur aan IMC, de Maltese regering en Henley & Partners reacties had gevraagd. Op die manier zou een objectiever en eerlijker beeld zijn geschetst, waardoor de belangen van klager mogelijk minder zouden zijn geschaad.
8. Verder is kwalijk dat verklaringen van de RUG die de stellingen van klager ondersteunen in de uitzending van 26 september 2019 niet zijn aangehaald. De RUG heeft per e-mail van 24 september 2019 aan Nieuwsuur onder meer laten weten dat haar conclusie dat klager ‘niet voor al zijn nevenfuncties en -activiteiten vooraf toestemming [heeft] gevraagd’ onjuist is. Dat is echter niet vermeld. Bovendien heeft Nieuwsuur andere onderdelen van de reactie van de RUG onjuist uitgelegd. Nieuwsuur heeft de volledige reactie van de RUG bovendien nooit gepubliceerd op haar site, terwijl zij dat in de uitzending van 26 september 2019 wel had aangekondigd. Op deze wijze heeft Nieuwsuur ten onrechte de indruk gewekt dat de RUG de onjuiste conclusies van Nieuwsuur heeft onderschreven.
Na de zitting heeft klager – in reactie op de aanvulling van Nieuwsuur – hieraan nog het volgende toegevoegd. Hij betwist dat de reactie van de RUG eerder online heeft gestaan en wijst in dat verband op een daags na de uitzending gemaakte schermafbeelding van het artikel van 27 september 2019. Daaruit blijkt dat in het artikel geen link naar de reactie van de RUG is opgenomen, niet in de hoofdtekst noch in het kader onderaan waarin een link staat naar de reactie van klager. Dat sinds de nadere reactie van Nieuwsuur van 21 juli 2020 wel een link naar de reactie van de RUG in het kader staat, doet niet ter zake. En ook elders op de site was de reactie niet te vinden, zoals blijkt uit de kopie van 2 oktober 2019 van de voorpagina van de Nieuwsuur-site. Daarop staat een overzicht van alle artikelen die in de voorafgaande dagen zijn gepubliceerd. Onderaan de pagina zijn verwijzingen te vinden naar drie artikelen die aan klager zijn gewijd, waaronder naar de reactie die zijn raadsman namens hem heeft gestuurd. Die reactie heeft een vergelijkbare status als de reactie van de RUG, dus logischerwijs zou in dit overzicht dan ook een link moeten staan naar die reactie. Dat blijkt uit het feit dat de pagina waarop Nieuwsuur op 21 juli jl. de reactie van de RUG gepubliceerd heeft, op 22 juli jl. in dit overzicht was terug te vinden. Het ontbreken van een dergelijke link in het overzicht van 2 oktober 2019 toont aan dat de reactie ten tijde van de uitzending niet gepubliceerd was. Dat Nieuwsuur de kijkers in de uitzending van 26 september 2019 expliciet heeft gewezen op de site met de integrale reactie van de RUG, ontkent klager niet. Sterker nog, dat is onderdeel van de klacht: Nieuwsuur verwijst naar de reactie, waarin ontlastende informatie staat voor klager, maar publiceert die vervolgens in weerwil van haar aankondiging niet. In plaats daarvan citeert zij selectief uit de reactie, waarbij zij de voor klager ontlastende onderdelen daarvan onbesproken laat. Dat de reactie van de RUG nu achterhaald zou zijn, is niet relevant. De klacht betreft immers het handelen van Nieuwsuur in de periode rond de uitzending van 26 september 2019.
9. De critici die aan het woord zijn gelaten, verspreiden onjuistheden. Zo hebben de Maltese journalisten het werk dat klager voor de Maltese overheid heeft verricht onjuist geïnterpreteerd, te weten: alsof hij heeft bepaald welke betekenis het begrip ‘ingezetene’ zou moeten hebben, terwijl hij slechts het Europese recht uitlegde. De uitlatingen zijn zonder enige kritische kanttekening opgenomen in de uitzending. Verder wijst klager op de uitspraken van PvdA-Kamerlid Attje Kuiken in de uitzending van 26 september 2019, die zij doet in reactie op de vraag van de verslaggever: “Als u kijkt naar de positie van Kochenov in dit dossier, wat is dan het probleem?”. Kuiken antwoordt daarop dat “[klagers] positie onhoudbaar is omdat ie niet integer heeft gehandeld volgens de regels die voor universiteiten geldt en dus voor hoogleraren. Dat ie dingen niet heeft genoemd, dat ie heel veel geld heeft verdiend met de handel in paspoorten”. Klager heeft echter geen geld verdiend met ‘de handel in paspoorten’. Hij heeft tegen een marktconforme vergoeding advies gegeven aan de regering van Malta over de bevoegdheden van EU-lidstaten op het gebied van het nationaliteitsrecht. Vervolgens zegt Kuiken dat die ‘handel’ ervoor zorgt “dat rijke Russen onder andere een Europees paspoort kunnen krijgen waarmee ze misschien bijdragen aan corruptie, witwassen, identiteitsfraude, maar ook spionage”. Door zo de link te leggen tussen klager, die een Russische achtergrond heeft, en criminaliteit van Russen, suggereert zij een direct verband tussen zijn werk en de genoemde ernstige criminaliteit. Uit de vraagstelling van de interviewer blijkt bovendien nog eens de vooringenomenheid van Nieuwsuur: hij vraagt Kuiken niet op neutrale wijze naar haar mening, maar naar ‘het probleem’. De tendentieuze en onjuiste uitspraken van Kuiken worden, mede door het ontbreken van iedere kritische kanttekening, daarmee ter bevestiging van het door Nieuwsuur ingenomen standpunt uitgezonden en kunnen in dat licht ook aan Nieuwsuur worden toegerekend.
10. De wijze waarop Nieuwsuur de uitlatingen van Kuiken heeft gepresenteerd is des te stuitender omdat klager geen gelegenheid is geboden om daarop te reageren. Ook heeft klager niet kunnen reageren op de uitspraken van CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt, die stelt dat de RUG de activiteiten van klager niet had mogen toestaan en die in stevige bewoordingen de academische integriteit en onafhankelijkheid van klager in twijfel trekt.
11. Alle berichtgeving dient ook in onderling verband te worden beschouwd. De omvang daarvan staat in geen verhouding tot de ernst van de beweerdelijke vergrijpen, en raakt klager sterk in zijn persoonlijke leven. Op sociale media is hij meerdere malen bedreigd en uitgescholden, en in zijn woonplaats wordt hij meer dan eens nagewezen.
12. Tot slot maakt klager bezwaar tegen de wijze waarop Nieuwsuur in het kader van de berichtgeving heeft samengewerkt met de Kamerleden Omtzigt en Kuiken. Dit blijkt onder meer duidelijk uit de vragen die hij op 29 december 2019 ontving van Sietsma naar aanleiding van Kamervragen die zouden zijn gesteld over zijn aanwezigheid bij een bijeenkomst. Die vragen zijn echter pas op 30 december 2019 openbaar gemaakt. Hoewel dergelijke samenwerkingen niet verboden zijn en regelmatig voorkomen, had het op de weg van Nieuwsuur gelegen om hier transparant over te zijn in haar verslaggeving. Het ontbreken van deze transparantie versterkt de indruk dat Nieuwsuur niet onafhankelijk te werk gaat in dit dossier.
Klager heeft zijn standpunten uitvoerig toegelicht.
Nieuwsuur stelt allereerst dat klager aan zijn klacht elementen heeft toegevoegd die hij niet eerst aan Nieuwsuur heeft voorgelegd. Nieuwsuur heeft op deze, hieronder specifiek benoemde, onderdelen niet de kans gekregen om zich met een verweer eerst rechtstreeks tot de klager te wenden, samen te zoeken naar een oplossing of te erkennen dat klager gelijk heeft. Ook heeft klager niet zelf kunnen vaststellen of een reactie van Nieuwsuur afdoende is geweest, alvorens deze onderdelen aan de Raad voor te leggen. Nieuwsuur heeft daarom op deze punten geen inhoudelijk verweer gevoerd en aan de Raad verzocht deze punten buiten beschouwing te laten. Hierna heeft Nieuwsuur de achtergronden van de kwestie uiteengezet: het dossier begon met nieuwsgierigheid naar de omstandigheden rond de moordaanslag op journaliste Caruana Galizia op Malta. Zij bleek te berichten over een dossier dat raakte aan corruptie tot in de hoogste Maltese regeringskringen: manipulatie van en fraude met persoonsgegevens in EU-verband. Haar zoon is een van de journalisten die in de uitzending aan het woord is gelaten. Ten aanzien van de klachtonderdelen heeft Nieuwsuur – samengevat – het volgende gesteld:
1. Sietsma heeft van tevoren benoemd dat het interview zou gaan over burgerschap, paspoorthandel en over het werk van klager in dit gebied. Het is een gebruikelijke gang van zaken dat een gesprek op hoofdlijnen wordt besproken en dat de journalist de vrijheid heeft tijdens het interview zijn werk te doen en binnen het onderwerp de vragen te stellen die hij relevant vindt. Zo is het ook gegaan; het interview was niet volledig gefocust op het juridische advies van klager aan Malta. Dat blijkt (ook) uit de montage, die een evenwichtige weerspiegeling is van het hele gesprek. Los daarvan: in het telefonische gesprek voorafgaand aan het interview is er niets afgesproken over de inhoud van de vragen. Klager heeft vooraf overigens ook niet gevraagd naar, of overlegd over, de vragen die Nieuwsuur zou stellen. Bovendien heeft hij ook na het beëindigen van het vraaggesprek – dat bijna twee weken voor de uitzending plaatsvond – op geen enkele manier geprotesteerd, bezwaar gemaakt of duidelijk gemaakt dat hij verrast zou zijn. Sietsma is zeer zorgvuldig te werk gegaan; hij heeft grondig onderzoek verricht en kritische vragen gesteld. Het ging daarbij om het vakgebied en de deskundigheid van klager, van wie mag worden verwacht dat hij zich in een dergelijk kritisch vraaggesprek staande kan houden.
2. Sietsma’s houding was professioneel en verre van beschuldigend of wantrouwend. Van een tendentieuze vraagstelling is geen sprake geweest. Klager heeft van tevoren de gelegenheid gehad zich voor te bereiden. Hij is ruimhartig in de gelegenheid gesteld om vragen te beantwoorden en die beantwoording is ook meegenomen in de uitzending zodat iedereen daarvan kennis kan nemen. Omdat klager tijdens het interview over bepaalde zaken geen openheid wilde betrachten, heeft Nieuwsuur na het interview verder onderzoek gedaan. Daaruit kwamen nieuwe feiten naar voren. De vragen die deze nieuwe feiten opriepen heeft Sietsma per e-mail voorgelegd. Ook in reactie op deze vragen is geen enkel teken van onvrede geuit richting Nieuwsuur.
3. Van een onjuiste weergave van klagers werkzaamheden voor Malta is geen sprake. Klager maakt zijn rol kleiner dan die in werkelijkheid was: naast het initiële advies aan de regering, heeft hij in opvolgende jaren nog verschillende opdrachten uitgevoerd voor de Maltese overheid. Bovendien is hij met mandaat van premier Muscat met een Maltese delegatie naar Brussel gereisd, om voor een kritische Europese Commissie de Maltese paspoorthandel te verdedigen en met hen te onderhandelen. Zo werd klager, de academicus, tegen betaling een vertegenwoordiger, onderhandelaar en belangenbehartiger van de Maltese regering inzake een dubieuze handel. Nieuwsuur heeft nergens het woord ‘sleutelrol’ gebruikt, al zou dat gezien de feiten zelfs te verdedigen zijn, maar de rol van klager ‘belangrijk’ genoemd. Die kwalificatie is feitelijk juist en proportioneel. In zijn rol verdedigde klager saillant genoeg ook indirect de belangen van de ondernemingen die actief zijn in de Maltese paspoorthandel en waar hij nauwe contacten mee onderhoudt, onder andere als voorzitter van lobbyvereniging IMC.
De journalisten die in de uitzending aan het woord komen hebben uitgebreid onderzoek verricht naar de verschillende facetten van de Maltese paspoorthandel. Verder is wel degelijk vermeld dat ook andere EU-landen, zoals Cyprus en Bulgarije, paspoorten verkopen. De specifieke aandacht voor Malta is gerechtvaardigd. Het land is in de EU ‘runner up’ als verkoper van de meeste paspoorten per jaar en is hard op weg om de meest verkopende lidstaat (Cyprus) in te halen. Dat succes is mede te danken aan het voor de EU unieke feit dat de paspoortkopers zich niet op Malta hoeven te vestigen. Daarbij komt dat de grote toevloed aan geld die deze handel genereert, terechtkomt bij een regering waartegen substantiële beschuldigingen van fraude en corruptie zijn geuit – ook specifiek rond de handel in paspoorten. 4. Nergens heeft Nieuwsuur Malta een unicum genoemd, sterker: er zijn expliciet andere programma’s en landen genoemd. Het creëren van een sfeer van illegaliteit is niet door Nieuwsuur gedaan, maar vindt haar oorsprong in de uitvoeringspraktijk van de Maltese overheid. Het betreft hier een gedegen journalistiek product, gebaseerd op feiten en voorzien van uitvoerig wederhoor, wat niet alleen ruim is toegepast, maar ook als zodanig aangekondigd.
5. De kwalificatie ‘omstreden’ ten aanzien van de Quality of Nationality-Index is gebaseerd op feiten. Zo heeft de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in haar reactie aan Nieuwsuur gesteld dat de samenwerking van Kochenov en Kälin rond de QNI stopt “…om mogelijke twijfel over onafhankelijkheid te voorkomen.” Ook wordt de samenwerking tussen Kochenov en Kälin / Henley & Partners gehekeld door de Maltese oppositie en de twee journalisten; zij maken geen onderscheid tussen het project QNI, klagers adviseurschap voor Henley & Partners en de samenwerking in het bestuur van IMC. Een korte blik op publicaties over Kälin geeft bovendien een beeld van een omstreden ondernemer die opereert in een omstreden business. Het onderzoek van Nieuwsuur is dus niet alleen relevant, de karakterisering is proportioneel en journalistiek verantwoord; in de driehoek klager – Henley & Partners – Malta grijpen de belangen allemaal in elkaar.
De subonderdelen inhoudend dat de QNI niet is gestopt vanwege de berichtgeving van Nieuwsuur en dat Nieuwsuur heeft verzuimd te vermelden dat klager in november naar het congres ging voor de QNI, zijn nieuw ingebracht.
6. Dit klachtonderdeel is nieuw ingebracht.
7. Klager mag vinden dat de uitzending er anders uit had moeten zien, maar dat valt onder de journalistieke vrijheid van de makers. Daarbij komt dat uiteraard reactie is gevraagd aan genoemde instanties en personen. Een woordvoerder van de Maltese regering heeft laten weten dat de regering niet beschikbaar was voor een interview. En ook Kälin, die in de ogen van klager als expert zou moeten gelden, was niet bereid om voor de camera uitleg te geven over de paspoorthandel waarin hij zo actief is en waarnaar hij samen met klager onderzoek doet.
8. Het subonderdeel inhoudend dat niet is vermeld dat klager volgens de RUG voor al zijn nevenfuncties toestemming vroeg, is nieuw ingebracht en nimmer aan Nieuwsuur voorgelegd. Verder draait klager de zaken om. Zoals valt te lezen in de aangehaalde e-mail, betreft dat een reactie van Nieuwsuur op de eerste beantwoording van de vragen door de RUG. Die beantwoording was op verschillende punten dermate onduidelijk dat daaruit lastig conclusies waren te trekken. Daarom zijn aanvullende vragen gesteld en zijn er veel meer stappen geweest – zowel schriftelijk als telefonisch – waarin ook zaken zijn besproken die ten nadele van klager zijn, die de uitzending niét hebben gehaald. Naar goed journalistiek gebruik is alle informatie gewogen, samengevat en gepubliceerd. Klager heeft zelf de kans gehad om te stellen dat hij met toestemming zijn werkzaamheden verrichtte. Dat is door Nieuwsuur niet bestreden. Nieuwsuur is dus volledig geweest in de berichtgeving en hoeft niet ook nog de RUG op dit onderdeel te citeren.
Overigens is klager niet open geweest waar hij wel de kans, en zelfs de plicht had. Zo wilde hij niets zeggen over betalingen aan zijn adres en heeft hij verzwegen dat hij bestuurder was van IMC Services Ltd. (Malta), een rechtspersoon die regelmatig grote bedragen ontvangt van de Maltese overheid. Verder heeft klager nergens vermeld dat de RUG hem begin 2019 heeft aangesproken om zijn voorzitterschap van het IMC (Zwitserland) te beëindigen. Ook heeft hij nog steeds niet duidelijk gemaakt waarom hij na het interview maar vlak voor de uitzending zijn functie als voorzitter van de IMC heeft neergelegd. Daarbij komt dat de raadsman van klager vlak voor de uitzending foutieve informatie heeft verstrekt door te melden dat klager in zijn periode als adjunct-hoogleraar (anders dan hoogleraren) niet verplicht was om nevenfuncties en -activiteiten te publiceren. Het was te laat om dit nog te verifiëren, waardoor Nieuwsuur op basis van de informatie het achterhouden van die nevenfunctie (en dus het overtreden van de geldende codes) onbenoemd heeft gelaten. Ten onrechte, want navraag bij de RUG leert dat ál het academisch personeel verplicht is alle relevante informatie hierover te vermelden bij het persoonlijke profiel op de website. Aldus hebben klager en zijn raadsman welbewust getracht om het journalistieke product van Nieuwsuur in hun voordeel te beïnvloeden. Sindsdien leeft er bij Nieuwsuur argwaan over de betrouwbaarheid van de informatie die door of namens klager wordt verstrekt.
Na de zitting heeft Nieuwsuur – desgevraagd door de Raad – hieraan het volgende toegevoegd. De reactie van de RUG heeft in september 2019 wel degelijk online gestaan. De reden dat de reactie inmiddels niet meer was te vinden, had technische oorzaken. Inmiddels staat de link weer online. Overigens zijn de kijkers in de uitzending van 26 september 2019 expliciet gewezen op de website met de integrale reactie. Daarnaast is telkens de reactie van de RUG samengevat meegenomen in de artikelen. Die passages hebben altijd online gestaan.
Afgezien van de vindplaats gaat het vooral om de inhoudelijke reactie van de RUG. Die is anders dan klager claimt, te weten dat de RUG verklaart ‘van elk van zijn nevenfuncties op de hoogte’ te zijn geweest. De RUG verwoordt het echter anders: “Deze zijn volgens zijn opgave correct.” Daarmee wordt de waarde van die verklaring zeer relatief, en niet ontlastend voor klager maar belastend voor de universiteit. Want, anders dan de RUG, heeft Nieuwsuur wél zelf onderzoek gedaan naar het waarheidsgehalte van de opgaaf van klager en vastgesteld dat die niet volledig was. Inmiddels heeft extern onderzoek die conclusie bevestigd. Daarmee is de RUG-reactie achterhaald.
9. Op geen enkel moment heeft Nieuwsuur de Russische afkomst van de hoogleraar genoemd, laat staan een verband gelegd met criminele praktijken. Ook Kuiken doet dat niet. Het Kamerlid refereert wel aan een intrigerend gegeven, namelijk dat het vooral Russen zijn die de Maltese paspoorten kopen. Het is klager die in zijn klacht de link legt tussen zijn Russische achtergrond en de grote aantallen Russische kopers van het Maltese paspoort, door dit Kuiken te verwijten. Verder vraagt Nieuwsuur zich af waaraan klager zijn geld verdient met zijn advies aan de Maltese overheid, als dat niet aan de paspoorthandel is.
Het subonderdeel inhoudend dat de vraagstelling van Nieuwsuur vooringenomen was, is nieuw ingebracht.
10. Dit klachtonderdeel is nieuw ingebracht.
11. Dit klachtonderdeel is nieuw ingebracht.
12. Dit klachtonderdeel is nieuw ingebracht.
Nieuwsuur concludeert dat de klacht op alle punten ongegrond is. De onderbouwing van de klachten is onvolledig, gebaseerd op een feitelijke verkeerde voorstelling van zaken en miskent de functie van de journalistiek. Nieuwsuur heeft gedegen journalistiek werk verricht, passend binnen de geldende richtlijnen van zowel de Raad als de journalistieke code van Nieuwsuur zelf.
Ook Nieuwsuur heeft haar standpunten uitvoerig toegelicht.
BEOORDELING VAN DE PROCEDURELE ASPECTEN
Volgens artikel 2a lid 1 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad moet een klager zich met zijn bezwaren eerst wenden tot het medium, voordat hij zijn klacht bij de Raad kan indienen. Dit brengt mee dat een klager de klacht die hij door de Raad wil laten beoordelen in (min of meer) dezelfde bewoordingen/strekking eerst aan het medium moet hebben voorgelegd. Achtergrond van deze bepaling is dat – in het kader van een goede zelfregulering door de media – uitgangspunt verdient te zijn dat partijen eerst samen overleg voeren om te bezien of zij tot een minnelijke oplossing van het probleem kunnen komen.
Eerder heeft de Raad beslist dat een klager de hiervoor bedoelde verplichting ook heeft ten aanzien van vervolg-berichtgeving. Dat hij al een klachtprocedure bij de Raad is gestart over een eerdere publicatie, maakt dit niet anders. (zie RvdJ 2014/26)
Dit uitgangspunt geldt ook ten aanzien van nieuwe klachtonderdelen over eenzelfde publicatie: een klager zal die nieuwe onderdelen eerst aan het medium moeten voorleggen, voordat hij die ter beoordeling aan de Raad kan voorleggen. Het uitbreiden van de inhoud/strekking van de klacht bij de Raad is niet de geëigende weg.
Nieuwsuur heeft aangevoerd dat klager de volgende (sub)onderdelen van de klacht niet eerst aan haar heeft voorgelegd:
Ad 5.
De subonderdelen inhoudend dat de QNI niet is gestopt vanwege de berichtgeving van Nieuwsuur (5a.) en dat Nieuwsuur heeft verzuimd te vermelden dat klager in november naar het congres ging voor de QNI (5b.), zijn nieuw ingebracht.
Ad 6.
Het volledige klachtonderdeel inhoudend dat klager niet meerdere bijbanen, maar slechts één bijbaan heeft opgezegd.
Ad 8.
Het subonderdeel inhoudend dat niet is vermeld dat klager volgens de RUG voor al zijn nevenfuncties toestemming vroeg.
Ad 9.
Het subonderdeel inhoudend dat de vraagstelling van Nieuwsuur in het gesprek met Kamerlid Kuiken vooringenomen was.
Ad 10.
Het volledige klachtonderdeel inhoudend dat klager geen gelegenheid tot wederhoor is geboden na het commentaar van de Kamerleden.
Ad 11.
Het volledige klachtonderdeel inhoudend dat de omvang van de berichtgeving disproportioneel is.
Ad 12.
Het volledige klachtonderdeel inhoudend dat Nieuwsuur niet transparant is geweest over haar samenwerking met de Kamerleden.
Klager heeft hier – samengevat – het volgende tegenover gesteld:
Ad 5.
a. De stelling dat de universiteit hem zou hebben gevraagd te stoppen met de QNI ‘na de berichtgeving van Nieuwsuur’ is bij uitstek een voorbeeld van de onjuiste berichtgeving waarover hij al in zijn brief van 19 december 2019 aan Nieuwsuur heeft geklaagd. In die brief heeft hij het volgende geschreven: “Cliënt acht uw wijze van verslaggeving in de eerste plaats onzorgvuldig: zowel de uitzendingen als de artikelen bevatten aantoonbaar feitelijke onjuistheden.” Vervolgens heeft hij in dit verband de wijze van berichtgeving over de QNI expliciet aan de orde gesteld. In haar reactie is Nieuwsuur specifiek ingegaan op dit punt.
b. De omissie van Nieuwsuur om te vermelden dat klagers bezoek aan een congres in november 2019 slechts diende om de QNI te presenteren, is eveneens een voorbeeld van de onjuiste berichtgeving waarover hij in zijn brief aan Nieuwsuur heeft geklaagd. Meer dan dat is het een duidelijk voorbeeld van de eenzijdige, vooringenomen berichtgeving van Nieuwsuur, en het weglaten van feiten en omstandigheden die het standpunt van klager ondersteunen. Hierover heeft klager wel degelijk geklaagd in zijn eerste brief: “Uit het handelen van uw redactie blijkt dat zij niet gedreven wordt door interesse in waarheidsvinding, maar slechts door sensatielust. (…) Dat heeft mede geleid tot eenzijdige en bovenal tendentieuze berichtgeving, onder meer door het frame waarin de positie van cliënt gepresenteerd is. Tot slot is de berichtgeving onvoldoende compleet, met name omdat u diverse relevante feiten en omstandigheden die de visie en het standpunt van mijn cliënt ondersteunen onbenoemd hebt gelaten.”
Ad 6.
De stelling van Nieuwsuur dat klager na het interview ‘bijbanen’ heeft opgezegd, is eveneens een voorbeeld van de onjuiste, eenzijdige en vooringenomen berichtgeving waarover hij in zijn eerste brief heeft geklaagd.
Ad 8.
In zijn brief aan Nieuwsuur heeft klager zich er letterlijk over beklaagd dat hij de RUG voor al zijn nevenfuncties toestemming heeft gevraagd en dat de universiteit dit bevestigd heeft, maar dat Nieuwsuur dit desondanks niet heeft vermeld. Nieuwsuur is in haar reactie ook op deze klacht ingegaan en heeft daarin de juistheid van dit feit betwist.
Ad 9.
Het gewraakte citaat van Kuiken is letterlijk opgenomen in de brief aan Nieuwsuur en voorzien van een vergelijkbare klachtomschrijving als in de klachtbrief aan de Raad. Daarbij heeft klager in zijn brief wel degelijk bezwaren geuit over de vooringenomen handelwijze van Nieuwsuur: “De berichtgeving is onvoldoende onpartijdig: uw redactie is vooringenomen en bevooroordeeld te werk gegaan. Dat heeft mede geleid tot eenzijdige en bovenal tendentieuze berichtgeving, onder meer door het frame waarin de positie van cliënt gepresenteerd is.” Nieuwsuur heeft in haar reactie daarop ook gereageerd: “U noemt de berichtgeving over investeringsmigratie op Malta in algemene zin onzorgvuldig en vooringenomen. Dat bestrijden wij.”
Ad 10.
In de klachtbrief aan Nieuwsuur is expliciet aangekaart dat in zijn algemeenheid niet is voldaan aan de eisen van hoor en wederhoor, en dat zulks in het bijzonder geldt ten aanzien van de uitspraken van de Kamerleden. Nieuwsuur heeft hierop ook gereageerd.
Ad 11.
De buitenproportionele omvang van de berichtgeving is in de brief van 19 december 2019 meerdere keren aan de orde gekomen. Blijkens haar reactie heeft Nieuwsuur de opmerkingen van klager – terecht – als klacht over de omvang van de berichtgeving opgevat.
Ad 12.
De samenwerking tussen Nieuwsuur en enkele Kamerleden is een aspect van de sensatielust waar klager zich in zijn eerste brief over heeft beklaagd.
De Raad heeft kennisgenomen van de correspondentie tussen partijen die aan het indienen van de klacht is voorafgegaan. Daaruit blijkt dat klager zich in specifieke zin heeft beklaagd over de bewering dat de QNI zou zijn gestopt na de berichtgeving van Nieuwsuur (ad 5a.) en het achterwege laten van de vermelding dat klager volgens de RUG voor al zijn nevenfuncties toestemming vroeg (ad 8.). Deze klachtonderdelen zal de Raad dan ook bij zijn beoordeling betrekken.
Ten aanzien van de andere (sub)onderdelen (5b., 6., 9., 10, 11. en 12.) constateert de Raad dat klager zijn bezwaren in zijn brief aan Nieuwsuur slecht zeer algemeen heeft verwoord en die pas in zijn klacht aan de Raad heeft gepreciseerd. Door die handelwijze is Nieuwsuur niet in staat geweest om voorafgaand aan de procedure bij de Raad adequaat op deze onderdelen te reageren. Deze punten zal de Raad daarom buiten beschouwing laten.
Verder stelt de Raad vast dat klager zich (slechts) op 19 december 2019 met zijn bezwaren tot Nieuwsuur heeft gewend, voordat hij de klacht bij de Raad heeft ingediend. Dat brengt mee dat de Raad bij zijn beoordeling de publicaties van ná die datum – te weten: die van 30 december 2019 en van 17 en 27 januari 2020 – buiten beschouwing zal laten.
Ten aanzien van de uitzending van 25 september 2019 constateert de Raad dat de klacht niet tijdig – te weten vóór 25 maart 2020 – is ingediend. Ook over deze uitzending zal de Raad zich daarom niet uitspreken.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Volgens de opsomming van klager bestaat zijn klacht uit de volgende onderdelen:
1. wijze van benadering van klager;
2. tendentieuze toon van vraagstelling in het interview met klager;
3. onjuiste weergave van klagers werkzaamheden voor Malta;
4. onjuiste en eenzijdige berichtgeving over Malta;
5. de Quality of Nationality-Index (QNI) is ten onrechte ‘omstreden’ genoemd;
6. klager heeft na het interview geen ‘bijbanen’ beëindigd;
7. alleen critici zijn aan het woord gelaten;
8. de reactie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is alleen ten nadele van klager gebruikt;
9. critici verspreiden onjuistheden over klager;
10. Nieuwsuur heeft verzuimd wederhoor toe te passen na het commentaar van de Kamerleden;
11. de omvang van de berichtgeving is disproportioneel;
12. Nieuwsuur is niet transparant geweest over haar samenwerking met Kamerleden.
Gelet op hetgeen hiervoor onder de procedurele aspecten is overwogen, zullen de klachtonderdelen 6. en 10. tot en met 12. in het geheel niet bij de klacht worden betrokken en de klachtonderdelen 5. en 9. slechts gedeeltelijk. Verder zal het oordeel van de Raad geen betrekking hebben op de berichtgeving van 25 september 2019 en de berichtgeving ná 19 december 2019.
De Raad zal de overige klachtonderdelen bezien in de context van de gehele berichtgeving van 26 september 2019 tot 19 december 2019 en in onderlinge samenhang beoordelen.
In de berichtgeving is uitgebreid aandacht besteed aan het feit dat in Malta tegen (forse) betaling het staatsburgerschap (en daarmee: een Maltees paspoort) kan worden verkregen, ook zonder dat de betrokkene op Malta een vaste woon- of verblijfplaats heeft. Dit heeft als effect dat betrokkenen daaraan als burgers van de Europese Unie bepaalde EU-rechten kunnen ontlenen. Dit wordt door velen zowel in Nederland als op Malta en binnen de EU als ‘ongewenst’ beschouwd. De praktijk op Malta wordt niet alleen door Nieuwsuur maar ook door bijvoorbeeld de Nederlandse overheid, aangeduid als ‘paspoorthandel’. Bezien in de context is het gebruik van die term gangbaar en journalistiek zorgvuldig.
Media hebben een belangrijke taak om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Het is maatschappelijk relevant en journalistiek geboden om onderzoek te verrichten naar en/of te berichten over deze (mogelijk) onoorbare paspoorthandel op Malta en de betrokkenheid daarbij van klager.
Nieuwsuur heeft aannemelijk gemaakt dat er voldoende aanleiding bestond om over het onderwerp te berichten op de wijze zoals zij heeft gedaan. Zij mocht daarbij een kritische benadering kiezen en eendere vraagstelling hanteren. Een journalist en zijn redactie zijn immers vrij in de selectie van nieuws. Het is dan ook aan de redactie om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Van enige journalistiek ontoelaatbare vooringenomenheid is niet gebleken.
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt genoegzaam dat klager vanwege zijn bijzondere expertise – als hoogleraar Europees constitutioneel recht en burgerschap aan de RUG – diverse posities inneemt althans heeft ingenomen. Hij heeft (al dan niet tegen betaling) adviezen verstrekt aan de Maltese regering, is als onderhandelaar en lobbyist opgetreden en had daarnaast enkele zelfstandige zakelijke belangen. In dat licht bezien stond het Nieuwsuur vrij om – na de algemene uitzending van 25 september 2019 – vervolgens als insteek van de berichtgeving de focus te leggen op (de rol van) klager.
Klager heeft in dat verband aangevoerd dat hij zich, toen hij instemde met het interview, niet van die focus op de hoogte was. Volgens hem is hij (slechts) benaderd voor een interview over de juridische kant van investeringsmigratie en burgerschapsrecht, en de Maltese regelgeving ter zake.
Uitgangspunt is dat een journalist die iemand wil interviewen, diegene zodanig behoort in te lichten over de aard van de publicatie, dat de te interviewen persoon voldoende geïnformeerd kan beslissen of hij aan die publicatie wil meewerken. Gezien zijn professionele kennis en ervaring op dit gebied, had klager voorbereid kunnen zijn op de vragen die hem in het interview zijn gesteld. In ieder geval had hij ten tijde van het interview bedacht kunnen en moeten zijn op de wijze waarop in de berichtgeving aandacht aan hem zou worden besteed. Er is geen sprake van een wijziging van de inhoud van de berichtgeving, waardoor niet meer is voldaan aan wat klager – al tijdens het interview – redelijkerwijs mocht verwachten. Het had op de weg van klager gelegen om eventueel tijdens dan wel direct na het interview – maar vóór de uitzending van 26 september 2019 – bezwaar te maken tegen de gang van zaken. Dat hij dat niet heeft gedaan kan Nieuwsuur nu niet met succes worden tegengeworpen. Overigens is gesteld noch gebleken dat de visie van klager in de berichtgeving niet adequaat is verwerkt.
Verder heeft Nieuwsuur aannemelijk gemaakt dat zij gedegen onderzoek heeft verricht en diverse onafhankelijke bronnen heeft geraadpleegd. In dat verband merkt de Raad op dat er geen journalistieke norm bestaat die meebrengt dat een redactie bij een publicatie over een bepaald onderwerp (alle) voor- en tegenstanders aan het woord dient te laten. Overigens heeft Nieuwsuur gemotiveerd aangevoerd dat zij ook nog anderen – die de visie van klager mogelijk hadden kunnen ondersteunen – om commentaar heeft verzocht, maar dat dezen niet hebben willen meewerken.
In dit licht moet ook worden beoordeeld of Nieuwsuur op zorgvuldige wijze aandacht heeft besteed aan de reactie van de RUG. Volgens klager zou Nieuwsuur hebben nagelaten de voor hem ontlastende verklaring over de toestemming voor zijn nevenactiviteiten in de uitzending van 26 september 2019 te vermelden. Nieuwsuur heeft erop gewezen dat de verklaring van de RUG hierover de volgende passage bevat: “De RUG is op de hoogte van de nevenwerkzaamheden van Dimitry Kochenov, zoals deze op zijn persoonlijke pagina op de RUG website zijn vermeld. Deze zijn volgens zijn opgave correct.” Hieruit volgt echter niet dat klager daadwerkelijk ál zijn nevenactiviteiten op zijn website heeft vermeld. Evenmin kan uit de verklaring de conclusie worden getrokken dat klager voor ál die activiteiten (op de juiste wijze) vooraf toestemming heeft gevraagd c.q. de RUG van ál die activiteiten op de hoogte was. Voor zover de volledige verklaring van de RUG niet al op/omstreeks 26 september 2019 op de website van Nieuwsuur online heeft gestaan – hetgeen de Raad niet met zekerheid kan vaststellen – kan dat klager niet baten.
Daarbij komt dat in de bij de uitzending behorende tekst op de website uitdrukkelijk is vermeld: “De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is op de hoogte maar benadrukt geen twijfels te hebben aan de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de hoogleraar.”
Ten slotte is niet gebleken dat de berichtgeving – ten aanzien van klager noch met betrekking tot Malta – relevante onjuistheden bevat. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat een zodanig vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de kwestie is gegeven, dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving. In dit verband overweegt de Raad tevens dat voor Nieuwsuur voldoende aanleiding bestond om (het onderzoeksproject betreffende) de Quality of Nationality-Index (QNI) te omschrijven als ‘omstreden’. De belangen van klager zijn daarmee niet onevenredig geschaad.
Een en ander leidt tot de conclusie dat Nieuwsuur journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld.
Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A., B.1 en C.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2020/24, RvdJ 2019/40, RvdJ 2009/5
CONCLUSIE
De Raad heeft de klacht op enkele onderdelen niet inhoudelijk behandeld. Verder heeft Nieuwsuur journalistiek zorgvuldig gehandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 19 oktober 2020 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, mw. M. ten Katen, S. Kuijper, mw. drs. E.M.H. Lemaier en A. Olgun, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.