Samenvatting
Het Reformatorisch Dagblad heeft in het artikel “Hoe bestuurders verstrikt raakten in inktzwart dossier” bericht over het handelen van het voormalig bestuur van stichting Timotheos, nadat de financieel directeur was gearresteerd op verdenking van seksueel misbruik. Klager vindt dat hem – als adviseur van het voormalig bestuur – ten onrechte een te grote rol wordt toegedicht en dat zijn privacy disproportioneel is geschaad. Volgens de Raad heeft het RD echter een juiste afweging gemaakt tussen het belang dat met publicatie is gediend en de belangen van klager die daardoor eventueel zouden kunnen worden geschaad. Het RD kon berichten over klager zoals is gedaan. Verder is niet gebleken van (een schijn van) belangenverstrengeling. De klacht is daarom ongegrond.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad
De heer mr. M.T. Pijlman, advocaat te Amsterdam, heeft op 20 december 2024 namens de heer X (klager) een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad (hierna: RD). Na een verzoek van de secretaris van de Raad heeft mr. Pijlman de klacht ingekort ingediend op 10 januari 2025. De heer mr. J.C. Karels, advocaat te Barneveld, heeft in eerste instantie op 30 januari 2025 namens het RD op de klacht gereageerd. Na verzoek van de secretaris heeft mr. Karels diezelfde dag het verweerschrift ingekort ingediend. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 31 januari 2025 en 3 februari 2025.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 7 februari 2025. Klager is verschenen, bijgestaan door mr. Pijlman en de heer mr. H.A.J.M. van Kaam, advocaat te Amsterdam. Namens het RD waren de heer S. de Bruijn, hoofredacteur, mevrouw E. Hoekman, journalist, en mr. Karels aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van notities.
DE FEITEN
Op 23 november 2024 heeft het RD een artikel van de hand van Hoekman gepubliceerd met de kop “Hoe bestuurders verstrikt raakten in inktzwart dossier”.
De intro van het artikel luidt:
“Terwijl er in 2020 in Malawi steeds meer vermeende slachtoffers opstaan die zeggen dat de voorman van Stichting Timotheos hen seksueel misbruikte, doet het Nederlandse bestuur er alles aan om de directeur in het zadel te houden.”
Het artikel bevat onder meer de volgende passages:
“Het inmiddels zevenkoppige bestuur, dat aanvankelijk doet wat nodig is – Akster op non-actief zetten, een onafhankelijke onderzoeker inschakelen, slachtofferhulp regelen –, wijzigt vervolgens de koers. Hoe meer bewijzen tegen Akster pleiten, hoe meer verkeerde afslagen het bestuur neemt. Pas na ruim zeven maanden, in november 2020, maakt het bekend dat het afscheid neemt van de financieel directeur.
Het RD reconstrueerde de gebeurtenissen in deze periode op basis van tientallen interviews, tekstberichten, mailverkeer en verslaglegging van vergaderingen en andere interne besprekingen. De bronnen schetsen een ontluisterend beeld van de crisis. De aanpak is er vooral op gericht Akster te handhaven, welke feiten er ook boven water komen.”
en:
“De kwestie laat zien hoe bestuursvergaderingen en vriendschappelijk overleg voortdurend door elkaar heen lopen. Een deel van de bestuursleden heeft nauwe banden met Akster.
(…)
En in plaats van dat het bestuur een onafhankelijke adviseur in de arm neemt, schakelt het na de arrestatie [X] in. Volgens [X] om de bestuursleden „onbetaald en op vrijwillige basis te ondersteunen”. Eerder trad hij voor de stichting op als mediator en organisatieadviseur in Malawi en had in die rollen al contact met veldwerkers, onder wie Akster. Anno 2024 werkt [X] nog met Akster samen.
Samen met ds. Heemskerk neemt [X] op belangrijke momenten het voortouw in deze crisis. Hij belt en sms’t in de eerste periode elke dag met Akster. Regelmatig deelt hij besprekingen en bevindingen van het bestuur met hem.
Complottheorieën
Aksters neiging tot samenzweren, zoals eerder beschreven in een onderzoeksrapport (2011) over de breuk tussen Akster en zijn eerdere werkgever Stichting Stéphanos, zorgt voor een voedingsbodem waarin complottheorieën gemakkelijk wortel kunnen schieten. Hij overspoelt de bestuursleden met berichten waarin hij zijn collega’s die meewerkten aan het politieonderzoek beticht van omkoping. Zij zouden de vermeende slachtoffers betalen voor een valse verklaring.
Correspondentie laat tegenstrijdigheden zien in de manier waarop [X] met de kwestie omgaat. Enerzijds bepleit hij kort na de arrestatie Aksters ontslag, met oog voor de feiten. Anderzijds betitelt hij de misbruikverhalen al op de eerste dag als een mogelijke „afrekening”. Hij vraagt zich af of anderen Akster daarmee in diskrediet willen brengen. Het is een gedachte die zal postvatten in het Nederlandse bestuur en die een evaluerend rapport later een „complot” noemt. Ds. Lassche schrijft enkele dagen na de arrestatie in een e-mail: „Ik ken Wim al bijna 25 jaar, denk ik. Mede daarom heb ik mijn grote twijfels bij hetgeen waar hij nu van beschuldigd wordt.”
Vier jaar later toont de Katwijkse predikant zich in gesprek met het RD kritisch op zijn handelen. „Ik ging erin mee”, erkent hij met betrekking tot de complotgedachte. En hij is niet de enige. Ook andere bestuursleden geven Akster lange tijd het voordeel van de twijfel. Totdat diens stellingname niet langer geloofwaardig blijkt.
[X] daarentegen is niet van gedachten veranderd, zegt hij, als twee RD-journalisten in het voorjaar van 2024 voor een gesprek aanschuiven in zijn kantoor. „Dat complot is 100 procent waar. Mensen wilden Akster daar weg hebben.”
Aksters handelwijze heeft [X] naar eigen zeggen „nooit kritiekloos geaccepteerd”. Het zit hem echter nog altijd dwars dat het managementteam in Malawi, waar ook de veldwerkers in zitten, het bestuur in het crisisjaar informatie onthield. Het voelde zich hierdoor vanaf het begin van de affaire op afstand geplaatst. „Het is hiermee iedere mogelijkheid ontnomen om zelf te reageren en orde op zaken te stellen. Dit terwijl er geen aanleiding was om te denken dat het bestuur niet in staat was om adequaat te handelen”, aldus [X].”
en:
“Voor de mannen die aangeven dat ze misbruikt zijn, is er evenmin aandacht, blijkt uit een ander verslag. Mede op advies van [X] schakelt het bestuur slachtofferhulp in, maar hier is lang aandringen vanuit Malawi voor nodig, stelt een betrokkene.”
en:
“Ds. Heemskerk blijft bij zijn standpunt. Bestuurslid Jan Visscher volgt ds. Heemskerk in zijn loyaliteit aan Akster. De bestuursleden Johan Arends, Nico Verdouw en Jan Vonk Noordegraaf daarentegen kunnen in de zomer van 2020 niet langer achter de handelwijze van het bestuur staan en bedanken als lid.
Ook Boer en ds. Lassche neigen gaandeweg naar de conclusie dat afscheid nemen van Akster onvermijdelijk is.”
en:
“Het gehavende bestuur heeft externe deskundigen nodig om grip te krijgen op de situatie. Een onafhankelijke commissie komt met aanbevelingen voor de reorganisatie van de stichting. Het onvermijdelijke ontslag van Akster zorgt voor een laatste breekpunt. In november 2020 legt zowel ds. Heemskerk als Visscher zijn bestuursfunctie neer. Ds. Heemskerk: „Als bestuur hadden wij ons jawoord gegeven om te wachten tot een rechterlijk vonnis. Toen de kleinst mogelijke meerderheid van het bestuur toch anders besloot, zijn wij afgetreden.” Ook anno 2024 benadrukt hij dat „de rechter zich nog steeds niet heeft uitgesproken”.
Begin 2021 neemt een interim-bestuur de schade op. Het constateert in een rapport dat het oude bestuur „verblindend loyaal” is geweest aan Akster. Vervolgens pakt het de bestuursstructuur grondig aan om de organisatie weer gezond te maken.”
en:
“Als het RD [X] eind april interviewt over zijn rol tijdens de crisis, zegt hij Akster „niet als de grote vijand” te willen zien. Wel erkent hij dat „Wim mensen manipuleert”. [X] vertelt op dit moment een „goed gecontroleerde” stichting neer te zetten in Malawi, waarbij hij minikredieten verstrekt aan bekenden van hem en Akster. De ontwikkelingswerker coördineert de projecten en krijgt een deel van de rente. Op de vraag of Akster hiermee niet opnieuw in de gelegenheid gesteld wordt om misbruik van zijn macht te maken, stelt [X] dat Akster „hierbij geen enkele macht heeft en intensief wordt gecontroleerd”.
In het bestuur van [X]s stichting hebben ten minste drie predikanten zitting die lid zijn van het moderamen van de Reformed Presbyterian Church (RPC) in Malawi. Interviews maken duidelijk dat de RPC, tevens partner van de Hersteld Hervormde Kerk, tot op de dag van vandaag intensief contact onderhoudt met Akster. Tegenover de krant ontkennen de Malawische voormannen dit.”
In de Verantwoording onder het artikel staat onder meer het volgende:
“Het Reformatorisch Dagblad deed onderzoek naar de gebeurtenissen rond de uitzending en latere aanhouding van de van misbruik beschuldigde ontwikkelingswerker Wim Akster in
Malawi. Tot 2020 was Akster financieel directeur van Stichting Timotheos. In deze vierdelige onderzoeksserie ligt de nadruk voornamelijk op het handelen van de verantwoordelijke besturen in Nederland met als doel om daar lering uit te trekken. Dit onderzoek is gebaseerd op meer dan zeventig interviews, archiefonderzoek, verslaglegging van vergaderingen en correspondentie tussen bestuursleden. Twee redacteuren bezochten Malawi voor onderzoek ter plaatse. Van personen die geanonimiseerd zijn of met een gefingeerde naam in het artikel voorkomen, bijvoorbeeld vanwege hun veiligheid, is de identiteit bekend bij de hoofdredactie.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. De heer Bosch is als bron voor dit artikel gehoord, terwijl hij op dit moment bestuurder is van de stichting Timotheos, als zodanig toegang heeft tot vertrouwelijke informatie (die mede door klager is verstrekt) en er belang bij heeft om kritiek te leveren op het oude bestuur. Met het oog op de toekomst moet namelijk schoon schip worden gemaakt om donateurs vertrouwen te geven. Gelet op de complotgedachte die aan bepaalde oud-bestuursleden wordt toegedicht, vertoont het artikel grote gelijkenissen met het rapport van het nieuwe bestuur met de titel ‘Verblindend Loyaal’. Daarbij komt dat Bosch lid is van de Raad van Commissarissen van de Erdee Media Groep, die toezicht houdt op het RD. Hij kan die taak niet correct uitvoeren als hij zelf een bron voor het artikel is en belang heeft bij de daarin geuite kritiek op het oude bestuur. Volgens klager had het RD Bosch nooit inhoudelijk bij de publicatie mogen betrekken, gelet op diens dubbele functie en eigen belang. Er is sprake van (een schijn van) belangenverstrengeling.
Verder voert klager aan dat zijn naam onnodig is vermeld. Hij is geen publiek figuur, wordt niet verdacht van strafbare feiten, had ten opzichte van het bestuur slechts een ondersteunende rol en droeg geen bestuurlijke verantwoordelijkheid. Het is ook niet juist dat hij ‘op belangrijke momenten het voortouw nam in de crisis’, zoals is vermeld. Hij was slechts de tussenpersoon tussen het bestuur en de medewerkers in Malawi. Door deze zinsnede wordt hij ten onrechte bestempeld als één van de hoofdrolspelers in het verhaal. Daarbij is opvallend dat klager en de heer Heemskerk vooral in negatieve zin aan de orde komen en andere bestuursleden buiten schot worden gehouden. Evenmin juist is de framing als complotdenker. Klager had alleen kritiek op de veldwerkers in Malawi die het bestuur op afstand plaatsten. Door deze onjuistheden in combinatie met het vermelden van zijn naam is zijn privacy disproportioneel geschonden. Dit brengt ernstige schadelijke gevolgen teweeg, aldus klager.
Het RD stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het artikel is geen herhaling van het rapport ‘Verblindend loyaal’. Het maakt deel uit van een reeks over de kwestie, waarin een veel langere (voor)geschiedenis wordt beschreven en alle betrokkenen feiten en nuances hebben kunnen toevoegen. De heer Bosch is slechts één van de zeventig bronnen die het RD heeft gebruikt en is net zo behandeld als alle andere bronnen. In dit verband heeft hoofdredacteur De Bruijn op de zitting bevestigd dat Bosch geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de publicatie. Statutair is vastgelegd dat de hoofdredacteur de zelfstandige verantwoordelijkheid heeft voor de redactionele inhoud; er is geen sprake van een gezagsverhouding tussen Bosch en de hoofdredactie. Voor zover klager heeft betoogd dat ten aanzien van de handelwijze van Bosch sprake is van (schijn van) belangenverstrengeling, is het niet aan de Raad om daarover te oordelen; het gaat daarbij immers niet om een ‘journalistieke gedraging’. Klager heeft verder niet aangetoond dat met betrekking tot de handelwijze van de hoofdredacteur of betrokken journalisten sprake is van (schijn van) belangenverstrengeling. Uit een door klager overgelegde e-mail van Bosch aan hem, blijkt dat juist klager via Bosch heeft geprobeerd invloed uit te oefenen op de publicatie en dat het RD daar niet in is meegegaan.
Verder weerspreekt het RD dat de privacy van klager disproportioneel is aangetast. Het artikel gaat niet over het privéleven van klager, maar over zijn zakelijk handelen in relatie tot de kwestie. Uit mondelinge en schriftelijke bronnen blijkt dat zijn rol aanzienlijk is geweest. Klager heeft binnen het bestuur kenbaar gemaakt dat hij de taak van coördinator op zich wilde nemen. Bovendien was hij op de dag van de arrestatie van de financieel directeur al betrokken bij bestuurlijk overleg. Verder hebben de medewerkers in Malawi het contact tussen de financieel directeur en klager opgevat als bestuurlijk contact. Daarbij komt dat klager bij de achterban van het RD bekendheid geniet en bepaalde publieke functies betrekt. Ten slotte heeft klager meegewerkt aan een interview, wetende dat het om een kritische publicatie zou gaan, zonder bijvoorbeeld anonimiteit als voorwaarde te stellen. Uit de inbreng van klager blijkt ook zijn betrokkenheid bij de kwestie. Het RD kon daarom de naam van klager vermelden in het kader van deze publicatie, die gaat over het bestuurlijk handelen van de stichting rondom de kwestie met de financieel directeur.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De kern van de klacht bestaat uit twee onderdelen. Allereerst vindt klager dat door de rol die Bosch speelt, sprake is van belangenverstrengeling, dan wel dat – gelet op de negatieve strekking van het artikel – de schijn daarvan wordt gewekt. Verder meent klager dat zijn privacy disproportioneel is geschonden, omdat zijn volledige naam is vermeld terwijl hij ten onrechte is neergezet als complotdenker en hoofdrolspeler binnen het bestuur. De Raad zal zich bij de beoordeling tot deze kern beperken.
De Raad stelt voorop dat een journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Het voorgaande neemt echter niet weg dat de journalist in het algemeen een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Verder geldt dat in een publicatie de privacy van personen niet verder mag worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie. Tot slot verrichten journalisten hun werk in onafhankelijkheid en vermijden zij (de schijn van) belangenverstrengeling.
Naar het oordeel van de Raad was het maatschappelijk en journalistiek relevant onderzoek te verrichten naar en te berichten over het handelen van het oud-bestuur van stichting Timotheos nadat de financieel directeur was gearresteerd wegens seksueel misbruik. Bij dit onderzoek hoorde ook aandacht voor de rol en betrokkenheid van klager.
Voor zover klager wordt gevolgd in zijn stelling dat de publicatie het nieuwe bestuur onder leiding van Bosch goed uitkomt, maakt dit nog niet dat de handelwijze van het RD wijst op (schijn van) belangenverstrengeling. Weliswaar houdt Bosch als lid van de Raad van Commissarissen toezicht op het RD, maar niet is gebleken dat de redactie zich door hem heeft laten beïnvloeden. Uit de door klager overgelegde e-mail van Bosch aan hem, blijkt juist dat het RD zich níet heeft laten beïnvloeden toen Bosch op verzoek van klager contact met de redactie opnam over de artikelenreeks. Het is overigens niet aan de Raad om de handelwijze van Bosch te beoordelen.
Het is ook overigens niet gebleken dat de onafhankelijkheid van het RD in het geding is. De Raad betrekt hierbij dat het RD aannemelijk heeft gemaakt dat gedegen onderzoek is verricht, waarbij niet alleen Bosch maar juist een veelheid aan zowel mondelinge als schriftelijke bronnen is gebruikt.
Van een disproportionele schending van de privacy van klager is geen sprake. Het RD heeft een volgbare afweging gemaakt tussen het belang dat met publicatie is gediend en de belangen van klager die daardoor eventueel zouden kunnen worden geschaad. Naast klager zijn in het artikel zeven oud-bestuursleden met naam genoemd. Het is verder duidelijk dat klager niet zelf is betrokken bij de misbruikzaak. De publicatie handelt over het managen van de kwestie met de financieel directeur, waarbij klager geen bestuurlijke verantwoordelijkheid droeg. Wel blijkt zowel uit het artikel als de toelichting op de zitting dat klager hierbij een zodanige rol heeft gehad, dat hij daarmee invloed had of heeft kunnen hebben op het bestuurlijk handelen. Het vermelden van de volledige naam van klager was daarmee journalistiek relevant en niet ontoelaatbaar. Daarbij komt dat klager aan een interview heeft meegewerkt ten behoeve van het artikel, zonder daaraan de voorwaarde te verbinden dat hij zou worden geanonimiseerd. Ook daarom kon het RD over klager berichten op de wijze zoals is gedaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht ongegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.2 en C.1
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2024/12 en RvdJ 2023/1
CONCLUSIE
De klacht is ongegrond.
Zo vastgesteld door de Raad op 1 mei 2025 door mr. S. Djebali, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, L.C. Hauben, drs. M.M. Klaassen en M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.