Samenvatting
B. Hinke, A. Fortuin en P. Veldhuis (NRC) hebben op een journalistiek zorgvuldige wijze jegens klager gehandeld. Het stond Hinke vrij om klager te citeren in het artikel “Minister die Zwarte Piet omarmt en ruziede met de NPO-baas”. De relevantie van het citaat en de ruime ervaring van klager met de werkwijze van media, maken dat het artikel mocht worden gepubliceerd op de wijze zoals is gedaan. Verder mocht ombudsman Fortuin de kwestie van klager opnemen in zijn column “Een weigering in harde woorden werd tegen de zin van de afzender toch afgedrukt” zonder toepassing van wederhoor. Ten slotte heeft hoofdredacteur Veldhuis serieus, tijdig en voldoende inhoudelijk op de klacht gereageerd. De klacht is daarom ongegrond.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
B. Hinke, A. Fortuin en P. Veldhuis, hoofdredacteur van NRC
De heer X (klager) heeft op 15 juli 2024 een klacht ingediend tegen de heer B. Hinke, journalist, de heer A. Fortuin, ombudsman, en mevrouw P. Veldhuis, hoofdredacteur van NRC (hierna gezamenlijk NRC). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 18 juli, 3 augustus en 12 september 2024.
De klacht is op de zitting van de Raad van 15 november 2024 behandeld. Ingevolge een beslissing van de voorzitter vond de zitting plaats achter gesloten deuren (art. 7 vierde lid van het Reglement van de Raad). Klager was daar aanwezig, vergezeld door de heer […], en heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van een notitie. Namens NRC zijn de heren Hinke, Fortuin en M. Garschagen, plaatsvervangend hoofdredacteur, verschenen.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft klager de aanwezigheid van Raadslid Y. Lange aan de orde gesteld. Hij heeft erop gewezen dat Lange van 1998-2001 gelijktijdig met Fortuin werkzaam is geweest bij NRC. Daardoor is mogelijk sprake van feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van Lange.
De voorzitter heeft het Raadslid Lange in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Deze zag geen aanleiding zich te verschonen. Daarop is de zitting geschorst voor beraad. De Raad heeft vervolgens besloten dat er geen beletselen zijn om de zitting voort te zetten in de voltallige samenstelling waarna de zitting is hervat.
DE FEITEN
Op 4 en 5 juli 2024 is op de website respectievelijk in de papieren versie van NRC het artikel “Minister die Zwarte Piet omarmt en ruziede met NPO-baas” van de hand van Hinke en B. Bouwman geplaatst. De intro van het artikel, aangeduid als ‘Profiel’ en voorzien van de onder/bovenkop “Reinette Klever | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp” luidt:
“Econoom Reinette Klever, oud-bestuurder van Ongehoord Nederland, laat zich als minister voorstaan op haar familiegeschiedenis. De omstreden Prinsenvlag heeft voor haar „een speciale betekenis”.”
Het artikel bevat onder meer de volgende passage:
“ Opiniemaker [X], oprichter van een […]-denktank waar Klever zich in 2019 bij aansloot, past ervoor om “over de rug van Reinette” mee te werken aan een artikel waarvan de “gure progressieve conclusie al op voorhand geschreven is”.”
Voorafgaand aan deze publicatie hadden Hinke en klager de volgende WhatsApp-conversatie:
Hinke:
“Beste [X], mijn naam is Bart Hinke, redacteur van NRC. Wilt u bijdragen aan een profiel van Reinette Klever? Gaat me vooral om haar […]-denktank tijd. Dank, vriendelijke groet, Bart.”
Klager heeft daarop geantwoord:
“[…] Dus nee: ik doe niet mee, want ik wil geen onderdeel uitmaken van dit soort schoolkrant niveau, waarbij ongetwijfeld de links liberale globalistische invalshoek dominant zal zijn en de gure progressieve conclusie al op voorhand is geschreven en ik slechts dien als usual suspect om de vakjes van het enge rechtspopulistische gedachtengoed in te kleuren over de rug van Reinette.[…]”
Eén minuut later heeft hij hieraan toegevoegd:
“En even voor de goede orde: dit is geen quote voor je artikel.”
Hierop heeft Hinke als volgt gereageerd:
“Helder. […] Quote kan wat mij betreft prima mee.”
Waarop klager per ommegaande Hinke heeft laten weten:
“Nee dus, daar heb je geen toestemming voor.”
Op 5 juli 2024 heeft klager een klacht ingediend bij Fortuin en Veldhuis gezamenlijk over de handelwijze van Hinke.
Veldhuis heeft op 10 juli 2024 geantwoord dat Hinke in lijn heeft gehandeld met de NRC Code.
Een dag later heeft Fortuin aan klager meegedeeld dat hij van plan was om in zijn rubriek aandacht te besteden aan de kwestie. Daarbij heeft hij ook aan klager gevraagd of het juist was dat klager voornemens was naar de Raad te stappen. Klager heeft daarop geantwoord dat te laten afhangen van het artikel van Fortuin.
Op 12 en 13 juli 2024 is op de website respectievelijk in de papieren versie van NRC een column van Fortuin verschenen met de kop “Een weigering in harde woorden werd tegen de zin van de afzender toch afgedrukt”. De column bevat onder meer de volgende passage:
“Vooroordeel en journalistieke werkwijze kwamen samen in een klacht die [X] vorige week stuurde. Hij figureerde in een profiel dat Bart Hinke en Boris Bouwman schreven over minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, PVV) – als iemand die niet aan dat artikel mee wilde werken: ,,Opiniemaker [X], oprichter van een […]-denktank waar Klever zich in 2019 bij aansloot, past ervoor om ‘over de rug van Reinette’ mee te werken aan een artikel waarvan de ‘gure progressieve conclusie al op voorhand geschreven is’.”. Dat laatste had [X] inderdaad per app laten weten aan Hinke. (…) Meteen daarna stuurde hij een tweede bericht, dat zijn tekst niet bestemd was voor publicatie. Hinke publiceerde zijn woorden toch, in een opsomming met twee andere mensen die weigerden met hem te praten. ,,Ik vond dat relevant om duidelijk te maken hoe groot het wantrouwen tegen de gevestigde media is in de kringen van Klever. Dat had ook in een parafrase gekund, maar een citaat maakte het wat mij betreft het beste duidelijk”.
Bovendien had de verslaggever de NRC Code erbij gepakt, waarin staat (lemma: On/off the record) dat als iemand zich tegenover een bron als journalist bekend heeft gemaakt, alles wat diegene zegt publicabel is. ,,Informatie die een bron ‘on the record’ heeft verstrekt, kan niet achteraf eenzijdig door de bron als ‘off the record’ worden bestempeld.” Bovendien is [X] een man met media-ervaring, die ook kan weten dat wat hij een journalist zegt of schrijft, in de krant kan belanden. Hoofdredacteur Patricia Veldhuis steunt de verslaggever, onder verwijzing naar de Code.
Munitie geven
Aan de andere kant: niet alles wat mag, is ook nodig. Er zijn best redenen te bedenken om het citaat niet te publiceren. Vriendelijkheid; al sorteerde de tekst van [X] (die geen reden gaf waarom hij zijn tekst niet afgedrukt wilde zien) niet bepaald voor op harmonieuze omgang. De kern van de weigering was ook in een parafrase te vatten. Bovendien kan deze gang van zaken de wantrouwenden munitie geven: zie je wel, NRC publiceert je uitspraken óók als je expliciet hebt gezegd dat je dat niet wil. De meest pragmatische oplossing was waarschijnlijk geweest om [X] dan maar niet te citeren: geen ruzie (althans niet hierover) en geen voeding voor de theorie van [X] dat NRC vijandig staat tegenover iedereen die ,,gure progressieve conclusies” niet onderschrijft.
Toch denk ik dat dergelijk pragmatisme hier niet boven het principe moet gaan dat een journalist zelf de afweging mag maken wat van de in openheid verkregen informatie in zijn of haar verhaal past en wat niet. Ook als een klacht vooroordelen kan bevestigen die lezers, niet-lezers of bijna-lezers van NRC hebben. Uiteindelijk is de hoofdzaak dat de journalistieke regels zijn gevolgd. ”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. Het gaat er in deze klacht in essentie niet om of iets mág volgens de regels, maar of iets verstandig én wijs is. Hij stoort zich eraan dat hij in het artikel van Hinke is geciteerd, terwijl hij overduidelijk en ruim voor het uitbrengen van het artikel heeft gezegd dat hij dat niet wilde.
Verder heeft klager er bezwaar tegen dat Fortuin – na een klacht hierover – nogmaals een stuk over de kwestie heeft geschreven zonder contact met hem te zoeken voor wederhoor op de inhoud.
Ten slotte vindt klager dat Veldhuis de klacht eenzijdig en ondeugdelijk heeft afgehandeld, door zonder wederhoor de zijde van Hinke te blijven kiezen. Uit haar reactie volgt dat NRC meent op basis van het eigen ontwikkelde handboek zelf te kunnen bepalen of mensen deelnemen aan een publicatie.
Ondanks dat klager vrij veel ervaring heeft met de journalistiek in Nederland heeft hij de handelwijze zoals NRC in deze kwestie heeft laten zien, nog niet eerder meegemaakt. Deze handelwijze schendt het vertrouwen in de journalistiek op grove wijze en dient te worden hersteld, aldus klager.
NRC heeft daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover gesteld. NRC-journalisten moeten zich houden aan de NRC Code, die voortkomt uit de gangbare journalistieke praktijk. Hierin staat dat journalisten met open vizier moeten werken en dat pas sprake kan zijn van ‘off the record’ op het moment dat een journalist hiermee akkoord gaat. In dit geval is de journalist transparant geweest in het voornemen om zijn tekst te publiceren. Hij heeft geen moment de illusie gewekt dat sprake was van een ‘off the record’ setting. Het feit dat klager onmiddellijk na zijn uitgebreide beargumenteerde weigering om mee werken aan de publicatie in een WhatsApp-bericht heeft laten weten dat zijn reactie niet voor publicatie was bedoeld, verandert daar niets aan. De door klager gegeven reden om niet mee te werken is voor de lezer interessant, omdat dit een nieuwe realiteit is waar ook de lezer de gevolgen van zal ondervinden in de verslaglegging rond het nieuwe kabinet. Dit maakt het journalistiek relevant om de beargumenteerde weigering af te drukken. In dit geval speelt ook mee dat klager veel ervaring heeft met media en daardoor had moeten kunnen overzien hoe communiceren met een journalist werkt en wat de regels zijn. Op de zitting heeft NRC de handelwijze van Hinke nogmaals onderschreven. Volgens NRC kan ook in het geval dat de journalist en de bron voorafgaand aan de publicatie hebben afgesproken dat sprake was van een ‘off the record’ gesprek, die afspraak eenzijdig door de journalist opgezegd worden. Die situatie doet zich bijvoorbeeld voor als het maatschappelijk belang om de informatie van de bron te gebruiken uitstijgt boven de afspraak om niet te publiceren.
Verder betreft ook de rubriek van de ombudsman zorgvuldige journalistiek. Fortuin heeft de feiten van de kwestie samengevat en het journalistieke handelen van Hinke gewogen. De rubriek bevat geen nieuwe feiten over de aantijgingen van klager en zijn standpunt wordt samengevat correct weergegeven.
Ten slotte is de klacht serieus behandeld. De hoofdredactie heeft tijdig en inhoudelijk gereageerd, waarbij de feiten zijn gewogen en de handelwijze is getoetst aan de NRC Code.
BEOORDELING VAN DE BEVOEGDHEID voor zover de klacht is gericht tegen de rubriek van de ombudsman
De Raad is bevoegd klachten over ‘journalistieke gedragingen’ te beoordelen. Op grond van artikel 4 leden 1 en 2 van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek wordt onder ‘journalistieke gedraging’ verstaan: een handelen of nalaten van een journalist in de uitoefening van zijn beroep dan wel een handelen of nalaten in het kader van journalistieke werkzaamheden van iemand die – geen journalist zijnde – regelmatig en tegen betaling meewerkt aan de redactionele inhoud van dagbladen.
Volgens NRC is het schrijven van de (wekelijkse) column – die niet alleen gaat over de afhandeling van klachten – een journalistieke gedraging; de column is een opiniërende journalistieke bijdrage. De Raad deelt dit oordeel. Dat maakt dat de Raad bevoegd is de klacht hierover te beoordelen.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De kern van de klacht bestaat uit de volgende drie onderdelen:
1. klager is geciteerd zonder zijn toestemming;
2. de ombudsman heeft geen wederhoor toegepast bij het schrijven van zijn column;
3. de klachtafhandeling door de hoofdredactie is eenzijdig en ondeugdelijk geweest.
De Raad zal zich hiertoe beperken.
De Raad stelt voorop dat hij beoordeelt of een journalist zorgvuldig zijn werk heeft gedaan en of met een publicatie grenzen van de journalistieke ethiek zijn overschreden. Daarbij hanteert hij de uitgangspunten uit zijn Leidraad. De Raad doet geen uitspraak over of op grond van andere (journalistieke) richtlijnen.
Ad.1
Journalisten dienen zich als zodanig bekend te maken aan potentiële gesprekspartners en moeten duidelijk zijn over hun journalistieke bedoelingen. Verder zijn journalisten vrij in hun selectie van wat zij publiceren. Daarbij dient het belang dat met de publicatie is gediend, afgewogen te worden tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Hinke heeft zich in zijn WhatsApp-bericht aan klager bekend gemaakt als journalist en heeft daarin ook zijn journalistieke bedoelingen duidelijk gemaakt. Verder heeft NRC de uitgebreide, gemotiveerde weigering van klager om mee te werken aan een publicatie over minister Klever nieuwswaardig geacht. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het belang van publicatie had moeten wijken voor het belang van klager om niet tot publicatie over te gaan. Daarbij is van belang dat klager veel ervaring heeft met (de werkwijze van) media. Hij had zich vóór verzending van zijn reactie kunnen en moeten realiseren dat deze voor publicatie kon worden gebruikt.
Gelet op de reactie van klager in het WhatsApp-verkeer was het wellicht denkbaar geweest als NRC ervoor had gekozen de reactie niet of geparafraseerd weer te geven, maar niet is gebleken dat klager zodanig in zijn belang is geschaad, dat de wijze waarop zijn reactie nu is weergegeven journalistiek onzorgvuldig is. Dat klager direct na verzending – zonder toelichting – heeft laten weten dat uit zijn reactie niet mocht worden geciteerd, maakt dat niet anders.
De Raad komt overigens niet toe aan de vraag of al dan niet sprake was van een ‘off the record’ gesprek en of (mogelijk) in strijd daarmee is gehandeld, nu dit niet behoort tot de kern van de klacht.
Ad. 2
Columnisten zijn vrij om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. Bovendien geldt het beginsel van wederhoor niet voor publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten.
Voor de lezer is duidelijk dat de column de persoonlijke mening van Fortuin behelst over de vraag of klager geciteerd mocht worden in de publicatie van Hinke ondanks dat hij hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Het stond de ombudsman vrij om hierover te publiceren op de wijze zoals hij heeft gedaan, zonder bij klager wederhoor toe te passen.
Ad. 3
Hoofdredacteur Veldhuis heeft serieus, tijdig en voldoende inhoudelijk op de klacht gereageerd. Dat klager zich in die reactie niet kan vinden, is onvoldoende voor de conclusie dat de klacht op onzorgvuldige wijze is afgehandeld.
Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht ongegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.1, B.3 en C.
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2022/40 en RvdJ 2018/19
CONCLUSIE
De klacht is ongegrond.
Zo vastgesteld door de Raad op 20 januari 2025 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, L.C. Hauben, Y. Lange, dr. J. Luttikhold en E. Schievink, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. E. Hoefnagel, adjunct-secretaris.