Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2024/7 over een klacht tegen I. Smits en RTV Rijnmond te herzien. RTV Rijnmond heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad, zoals gesteld, zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
RTV Rijnmond
tot herziening van de conclusie van de Raad van 6 februari 2024 (RvdJ 2024/7) inzake de klacht van
Society Service B.V., M. van der Velden en ‘Eva’
De heer mr. ir. J. van Vegchel, advocaat te Amsterdam, heeft op 16 februari 2024 namens RTV Rijnmond (verzoekster) verzocht om herziening van de conclusie van 6 februari 2024 inzake de klacht van Society Service B.V., M. van der Velden en ‘Eva’ (hierna gezamenlijk: Society Service c.s.) tegen I. Smits en de hoofdredacteur van RTV Rijnmond. Bij de beoordeling van het verzoek is verder de reactie van Society Service c.s. van 29 februari 2024 betrokken.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 26 april 2024 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.
DE FEITEN
Society Service c.s. heeft op 26 oktober 2023 een klacht ingediend tegen I. Smits en de hoofdredacteur van RTV Rijnmond over het op 7 oktober 2023 verschenen artikel “Van seks met een maagd tot een trio op de Fiji-eilanden: studente Eva verdient bij als luxe escortgirl”.
Op 6 februari 2024 heeft de Raad – voor zover in deze herzieningsprocedure van belang – geconcludeerd dat het klachtonderdeel over het onnodig schenden van de privacy van Eva en het niet nakomen van afspraken over het waarborgen van die privacy gegrond is.
De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“Het voorgaande neemt niet weg dat de journalist in het algemeen een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Verder geldt dat in een publicatie de privacy van personen niet verder mag worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie. Ook in dit opzicht dient dus een belangenafweging plaats te vinden.
RTV Rijnmond heeft erkend dat aan Eva is toegezegd dat zij niet door anderen identificeerbaar zou zijn en vindt dat de wijze waarop Eva is aangeduid, haar privacy voldoende is gewaarborgd. Het enkele feit dat klaagsters menen dat Eva in het artikel kan worden herkend, maakt nog niet dat sprake is van herleidbaarheid en dat RTV Rijnmond haar toezegging niet is nagekomen. Het is aan de Raad om dat te beoordelen.
In dit geval vindt de Raad dat de combinatie van de vermelde persoonlijke gegevens (waaronder de regio van haar woonplaats en haar opvolgende studies, waarvan er een niet erg gangbaar is) heeft geleid tot een onnodige vergroting van de herleidbaarheid in de kring van de directe omgeving van Eva. Het is voorstelbaar dat zij daardoor in die kring kan worden herkend en als gevolg daarvan stress heeft gehad. Daarbij komt dat het weglaten van een deel van deze gegevens geen afbreuk doet aan de inhoud en nieuwswaarde van het artikel.
Gezien de gang van zaken en de gevoeligheid van het onderwerp heeft RTV Rijnmond geen zorgvuldige afweging gemaakt ten aanzien van de vermelding van persoonlijke gegevens van Eva en zich onvoldoende gehouden aan de afspraak (althans intentie) om te zorgen voor volledige onherleidbaarheid naar Eva. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat partijen vooraf diverse keren contact hebben gehad over conceptteksten van het artikel – onder meer in verband met de herleidbaarheid van Eva – maar dat de laatste aanpassingen van de persoonlijke gegevens van Eva niet meer aan klaagsters zijn voorgelegd.”
Bij de weergave van de feiten heeft de Raad onder meer de volgende passage uit het artikel van 7 oktober 2023 geciteerd:
“Eva studeert nog steeds. Na een [studierichting] opleiding aan de universiteit is ze aan een nieuw avontuur begonnen. Een van de onderwerpen die in haar colleges voorbij komt: [onderwerp].”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Verzoekster stelt – samengevat – dat de Raad ten onrechte heeft overwogen dat de herleidbaarheid van Eva onnodig is vergroot door de combinatie van de vermelde persoonlijke gegevens, waaronder de regio van haar woonplaats en de opvolgende studies van Eva, waarvan er een niet erg gangbaar is. Verzoekster wijst erop dat in het gepubliceerde artikel slechts één studie wordt genoemd, namelijk een [studierichting] opleiding aan de universiteit. Zij vermoedt daarom dat de Raad is uitgegaan van een conceptversie van het artikel en daarmee van onjuiste feiten. Haar belang bij herziening is dat de advocaat van Society Service c.s. heeft meegedeeld een civiele procedure te willen starten.
Society Service c.s. heeft – eveneens samengevat – naar voren gebracht dat geen sprake is van feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte zou zijn uitgegaan. Verzoekster heeft ten onrechte het vermoeden dat de Raad is uitgegaan van een conceptversie van het artikel. Uit de conclusie blijkt dat de Raad de uiteindelijk gepubliceerde versie in zijn oordeel heeft betrokken. In die versie is vermeld dat Eva aan een nieuw avontuur is begonnen, waarbij ‘[onderwerp]’ een van de onderwerpen is die in haar colleges voorbij komt. Er is dus melding gemaakt van twee (zeer) verschillende, universitaire opleidingen. Dat zij geen studie maar een college over [onderwerp] volgt, maakt nog niet dat dit haar minder herleidbaar zou maken. Integendeel; het volgen van dat college is specifieker dan het volgen van de overkoepelende studie en draagt daarom bij aan de onnodige herleidbaarheid van Eva.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Herziening van een eerder gedane conclusie is onder meer mogelijk indien een verzoeker aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad ‘berust op feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan’. Volgens verzoekster is hiervan sprake, aangezien in de publicatie – anders dan in de conceptversie – maar één studie van Eva wordt genoemd.
Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Uit de geciteerde passage in de weergave van de feiten blijkt dat de Raad is uitgegaan van de tekst van de daadwerkelijk publicatie en dus niet van de conceptversie. Dat de studie en het onderwerp niet letterlijk zijn geciteerd in de conclusie maakt nog niet dat de Raad niet is uitgegaan van de eindversie van het artikel.
Daarbij merkt de herzieningskamer op dat de tweede studie van Eva weliswaar niet uitdrukkelijk is genoemd, maar dat wel is benoemd dat zij colleges volgt over [onderwerp]. Dat hoort duidelijk niet bij de eerdere [studierichting] opleiding en duidt dus op een tweede studie, die gezien het onderwerp van de colleges niet gangbaar is.
Voor zover verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is dat onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.
De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusies van de Raad (onder meer): RvdJ 2024/10 en RvdJ 2022/22
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 17 juni 2024 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, L.C. Hauben, mr. N.A.M. van Herten, drs. E.M.H. Lemaier en M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.