2023/8 Niet inhoudelijk behandeld / Ongegrond

X / de hoofdredacteuren van het AD en Het Parool

Samenvatting

Het AD heeft in het artikel “Amsterdamse rechter: kakkerlak op vlag Israël beledigt Joden” aandacht besteed aan een rechtszaak waarbij klager is betrokken. Daarin is niet de indruk gewekt dat klager, een anti-Israëldemonstrant, het nazisme aanhangt. De klacht tegen dit artikel is dan ook ongegrond. Omdat Het Parool niet meedoet aan de procedures van de Raad voor de Journalistiek, is de klacht over een gelijkluidend artikel op de website van Het Parool niet inhoudelijk behandeld. De Raad gaat in deze situatie alleen tot behandeling van een klacht over in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken. Een klacht tegen een eerder artikel op de websites van het AD en Het Parool is niet inhoudelijk behandeld, omdat deze niet tijdig is ingediend.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X

tegen

de hoofdredacteuren van het AD en Het Parool (DPG Media)

De heer F. van der Linde, adviseur te Amsterdam, heeft op 15 november 2022 namens de heer X een klacht ingediend tegen de hoofdredacteuren van het AD en Het Parool. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 5 en 9 december 2022.

De hoofdredacteur van Het Parool heeft in het verleden herhaaldelijk aan de Raad bericht dat hij uit beginsel niet wenst mee te werken aan de procedures van de Raad. Bij het doorsturen van de klacht is daarom aan de hoofdredacteur meegedeeld dat indien hij niet binnen de termijn van drie weken inhoudelijk heeft geantwoord, dit als een stilzwijgende afwijzing wordt beschouwd.
De heer mr. J. Baars, senior jurist bij DPG Media, heeft laten weten dat Het Parool niet is aangesloten bij de Raad en om die reden niet inhoudelijk op de klacht zal reageren.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 16 december 2022. Klager en Van der Linde zijn daar verschenen. Namens het AD waren de heer Baars en mevrouw R. Rijpma, hoofdredacteur, aanwezig.

DE FEITEN

Op 14 mei 2021 verscheen op de websites van het AD en Het Parool een artikel met de kop “Anti-Israëldemonstrant met kakkerlakvlag vrijgesproken van belediging”.

Verder verscheen op 23 september 2022 op de websites van het AD en Het Parool een artikel met de kop “Amsterdamse rechter: kakkerlak op vlag Israël beledigt Joden”. De intro van dit artikel luidt:
“Het is beledigend voor Joden als iemand een vlag van Israël draagt waarop de blauwe davidsster is vervangen door een blauwe kakkerlak. Het valt niet onder de vrijheid van meningsuiting, heeft het gerechtshof in Amsterdam vrijdag bepaald.”
Daarop volgt de volgende passage:
“De bekende anti-Israëldemonstrant [voornaam en initiaal achternaam] (66), die de vlag vertoonde, krijgt een voorwaardelijke boete van 350 euro.”
Verder bevat het artikel onder de tussenkop “Nazivlag” de volgende passage:
“Michaël Jacobs (69), tweede generatie slachtoffer van de Holocaust, deed aangifte, zoals hij al tientallen keren aangifte tegen anti-Israëldemonstranten deed, van antisemitisme en discriminatie. Het OM heeft [initiaal achternaam], die in 2017 een nazivlag bij zich droeg, hier nooit eerder voor vervolgd.
Dit keer werd hij aangeklaagd, maar de rechtbank sprak hem vorig jaar vrij. Volgens de rechters toen was de vlag gericht tegen de staat Israël en niet tegen Joden.”

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klager stelt – kort samengevat – het volgende. Het is feitelijk onjuist dat hij in 2017 een nazivlag bij zich heeft gehad. Hij had namelijk een bordje met een Israëlische vlag bij zich, waarin een stuk was weggelaten. Op die plek was een stuk van een nazivlag te zien. Door deze onjuistheid wordt de indruk gewekt dat hij het nazisme aanhangt, terwijl hij dat juist verafschuwt en vergelijkt met het handelen van de Israëlische staat. Het AD en Het Parool behoren die onjuistheid te rectificeren, mede op grond van de AVG, aldus klager.

Het AD stelt hier – eveneens kort samengevat – het volgende tegenover. Van een feitelijke onjuistheid is geen sprake. De vlag die klager bij zich had bevat alle elementen van een nazivlag, namelijk een rode achtergrond met daarop een witte cirkel en in die cirkel een zwart hakenkruis. Dat de vlag deels werd afgedekt door een Israëlische vlag, doet daaraan niet af. Op de zittingen bij de rechtbank en het gerechtshof werd de vlag ook een nazivlag genoemd. Bovendien blijkt uit het artikel dat klager protesteert tegen de staat Israël. Nergens wordt gesuggereerd dat hij protesteert tegen Joden of het nazisme aanhangt. Ten slotte wijst het AD erop dat de volledige naam van klager niet is vermeld.

BEOORDELING VAN DE TIJDIGHEID VAN DE INDIENING VAN DE KLACHT
voor zover deze is gericht tegen de artikelen van 14 mei 2021

Volgens artikel 2a van het Reglement moet een klager zijn bezwaren over een publicatie eerst voorleggen aan het betrokken medium, voordat hij zijn klacht bij de Raad kan indienen. Dit dient te gebeuren binnen drie maanden na het plaatsvinden van de journalistieke gedraging waartegen klager bezwaar heeft. Daarna heeft het medium maximaal één maand de gelegenheid om de klacht af te handelen.
Vervolgens kan de klager zijn klacht indienen bij de Raad en wel uiterlijk binnen zes maanden na de gewraakte publicatie. Indien een klacht niet tijdig is ingediend wordt deze niet inhoudelijk behandeld maar wordt volstaan met de constatering van de niet tijdige indiening van de klacht. Deze constatering blijft achterwege indien redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de niet tijdige indiening van de klacht niet voor rekening van de klager behoort te komen.

Klager heeft zich niet binnen de hiervoor gestelde termijn van zes maanden na de publicaties van 14 mei 2021 tot de Raad gewend. Hij heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakt. De klacht over deze publicaties wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.

BEOORDELING VAN DE KLACHT voor zover deze is gericht tegen het artikel van 23 september 2022 op de website van Het Parool

In artikel 9 lid 7 – tot 1 januari 2023: artikel 9 lid 5 – van het Reglement voor de werkwijze van de Raad is het volgende bepaald: “Indien de klacht is ingediend tegen een medium dat of een journalist die zich uit beginsel niet verweert, ziet de Raad af van behandeling, tenzij de klacht volgens de Raad van algemene strekking of principieel belang is.”
Het Parool wenst blijkbaar (nog steeds) uit beginsel geen medewerking te verlenen aan de procedures bij de Raad en heeft zich ook in deze zaak niet verweerd. De Raad zal dan slechts tot behandeling van de klacht overgaan in het bijzondere geval dat deze van algemene strekking of van principieel belang is. Daarvan is hier niet gebleken.

Het artikel gaat specifiek over klager. De Raad vindt niet dat de strekking van de klacht het belang van klager in zodanige mate overstijgt, dat er sprake is van een algemene strekking. Dat een inhoudelijk oordeel van de Raad mogelijk ook anderen ten goede komt, is daartoe onvoldoende.

Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de klacht betrekking heeft op elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, en daarmee van principieel belang is. De klacht gaat over niet-waarheidsgetrouwe berichtgeving. De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat de door de Raad gehanteerde criteria onvoldoende duidelijk zijn. Dat Het Parool niet volgens deze criteria zou hebben gehandeld, maakt op zichzelf de klacht nog niet van principieel belang.

De Raad ziet dan ook geen aanleiding de klacht inhoudelijk te behandelen.

BEOORDELING VAN DE KLACHT voor zover deze is gericht tegen het artikel van 23 september 2022 op de website van het AD

De Raad stelt voorop dat hij journalistieke uitingen niet toetst aan wettelijke regels zoals de AVG.

Kern van de klacht is dat het artikel een feitelijk onjuistheid (nazivlag) bevat, waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat klager het nazisme aanhangt.

Het was beter geweest als was vermeld dat klager in 2017 een Israëlische vlag gecombineerd met een nazivlag bij zich droeg. Dat dit niet is gebeurd, is echter geen zodanige omissie, dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld.
Onder meer door de aanduiding van klager als ‘bekende anti-Israëldemonstrant’ blijkt immers duidelijk dat hij protesteert tegen het handelen van de Israëlische autoriteiten. Nergens staat of wordt anderszins de indruk gewekt, dat klager het nazisme aanhangt. Integendeel, de vermelding dat klager in 2017 niet is vervolgd, is in dat verband juist ontlastend voor hem. Van een vertekend beeld van klager is geen sprake.

Dit leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

Relevant punt uit de Leidraad: A.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2022/41, RvdJ 2022/25 en 2021/38
Relevante artikelen uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 2a en 9 lid 7

CONCLUSIE

De klacht tegen de artikelen van 14 mei 2021 is niet tijdig ingediend en is daarom niet inhoudelijk behandeld.

De klacht over de publicatie van 23 september 2022 op de website van Het Parool is niet van algemene strekking of principieel belang en is daarom niet inhoudelijk behandeld.

Voor zover de klacht betrekking heeft op het artikel van 23 september 2022 op de website van het AD is de klacht ongegrond.

Zo vastgesteld door de Raad op 6 maart 2023 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, mw. L.M. van de Langenberg MSc, A. Olgun, S. Kuijper en mw. F.G. Sijtsma MA, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.