Samenvatting
S. Verschoor en Medisch Contact hebben in het artikel “Hoe onafhankelijk zijn patiëntenorganisaties?” bericht over de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over geldstromen van medische industrie naar patiëntenorganisaties. Zij hebben daarbij niet feitelijk onjuist of tendentieus aandacht besteed aan de Nederlandse Hartstichting en haar directeur H. Snijder (klagers). Het is journalistiek toelaatbaar dat de Hartstichting onder het – in het artikel toegelichte – verzamelbegrip ‘patiëntenorganisatie’ is geschaard en dat vervolgens de geldstromen tussen de medische industrie en de Hartstichting zijn besproken. Daarbij is mede van belang dat in het artikel een uitgebreide reactie van de Hartstichting is opgenomen, waaruit blijkt dat zij een gezondheidsfonds is en de gedragscode van de Patiëntenfederatie over transparantie niet op haar van toepassing is. De lezer wordt niet feitelijk onjuist voorgelicht. Verder is niet tendentieus de indruk gewekt dat tussen de Hartstichting en de medische industrie iets oneigenlijks is gebeurd. De klacht is daarom ongegrond.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
H. Snijder en de Nederlandse Hartstichting
tegen
S. Verschoor en de hoofdredacteur van Medisch Contact
De heer H. Snijder, directeur, heeft op 7 juni 2023 mede namens de Nederlandse Hartstichting (hierna gezamenlijk: klagers) een klacht ingediend tegen de heer S. Verschoor en de hoofdredacteur van Medisch Contact (hierna gezamenlijk: Medisch Contact). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van Medisch Contact betrokken van 26 juni 2023.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 7 juli 2023. Namens klagers waren Snijder en de heer D. Krajenbrink, senior perswoordvoerder, aanwezig Aan de zijde van Medisch Contact zijn Verschoor, journalist, en de heren R. Crommentuyn en E. Pronk, adjunct-hoofdredacteuren, verschenen.
DE FEITEN
Op 30 en 31 mei 2023 is op de website respectievelijk in de papieren editie van Medisch Contact een artikel van de hand van Verschoor gepubliceerd met de kop “Hoe onafhankelijk zijn patiëntenorganisaties?” en de onderkop “De transparantie over de geldstroom van industrie naar patiëntenverenigingen laat te wensen over”. De intro van het artikel luidt:
“Patiëntenorganisaties zijn een onmisbare schakel in de Nederlandse zorgketen en staan garant voor de stem van de patiënt bij het vormgeven van hun zorg. Maar hoe komen ze aan hun inkomsten? En hoe houden we deze geldstromen transparant zodat ze onafhankelijk kunnen blijven opereren?”
Verder bevat het artikel onder meer de volgende passages:
“Om zicht te krijgen op de geldstromen tussen medische bedrijven en patiëntenorganisaties heeft Medisch Contact vijf patiëntenorganisaties onderzocht: de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting (NCFS), Alzheimer Nederland, Diabetesvereniging Nederland, Reuma Nederland en de Nederlandse Hartstichting. Deze organisaties hebben gemeen dat ze patiënten vertegenwoordigen die chronisch ziek zijn en vaak de rest van hun leven dure medicatie moeten gebruiken.”
en:
“De snelste manier om te zien hoeveel een patiëntenorganisatie van de medische industrie ontvangt, is door hun inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel in te vullen in het Transparantieregister Zorg.
In het Transparantieregister vullen medische bedrijven per jaar in wat zij aan artsen, zorginstellingen en patiëntenorganisaties betalen. De gegevens in het register worden drie jaar bewaard, het onderzoek van Medisch Contact bestrijkt daarom de jaren 2019 tot en met 2021.
De NCFS ontving – volgens het Transparantieregister – tussen 2019 en 2021 166.650 euro (zie tabel 1), oplopend van 750 tot 62.610 euro per medisch bedrijf. De Hartstichting krijgt in dezelfde periode 914.614 euro, het kleinste bedrag is 500 euro en de hoogste donatie is 500.000 euro (zie tabel 2). Bij de Diabetesvereniging ontvangen ze 900.748 euro over drie jaar. Hier is de kleinste donatie 15.000 euro en de hoogste 344.222 euro (zie tabel 3).
Dit geld kan voor van alles bedoeld zijn; zo kreeg de Nederlandse Hartstichting in 2019 in totaal 450.000 euro van Philips voor een groot project om heel Nederland van defibrillators te voorzien. Ook maken farmaceutische bedrijven geld over aan patiëntenverenigingen om congressen te sponsoren, of tijdens deze bijeenkomsten een kraampje te huren en hun producten aan bezoekers aan te prijzen.”
en:
“Patiëntenfederatie Nederland, het overkoepelende orgaan van heel veel patiëntenorganisaties, benadrukt dat patiëntenorganisaties wettelijk gezien nergens toe verplicht zijn. Wel probeert de federatie haar leden tot transparantie te bewegen door middel van de volgende bepaling in de ‘Gedragscode van de Patiëntenfederatie inzake fondsenwerving en sponsoring’ uit 2019. Alle overeenkomsten tussen bedrijven uit de medische industrie en patiëntenorganisaties moeten worden vermeld op de website, in het jaarverslag of in het inhoudelijke bestuursverslag. En ook moet duidelijk zijn hoeveel geld er is geschonken en voor welke doeleinden dit bedoeld is.”
en:
“Zo ontvangen de Nederlandse Hartstichting en de Diabetesvereniging Nederland niet alleen tonnen per jaar meer vanuit de industrie, maar geven zij op hun website of jaarrekening gebrekkig, of niet, aan van welke bedrijven dit geld precies afkomstig is of waar zij dit geld voor gebruiken.
Nederlandse Hartstichting
Volgens perswoordvoerder Dave Krajenbrink is de Nederlandse Hartstichting niet verplicht om op hun website of jaarverslagen te vermelden van welke farmaceutische bedrijven zij geld ontvangen en waarvoor zij dit geld gebruiken. De stichting is namelijk geen patiëntenvereniging, maar een gezondheidsfonds. Daarom zijn ze geen lid van de Patiëntenfederatie en hoeven zij zich dus niet te houden aan de gedragscode.
De patiëntenvereniging voor hartpatiënten is Harteraad. Harteraad ontving tussen 2019 en 2021 volgens het Transparantieregister 6125 euro vanuit de medische industrie, maar ontvangt jaarlijks wel ongeveer een miljoen euro van de Hartstichting – bijna de helft van de totale inkomsten. Krajenbrink verwerpt de suggestie dat er via een achterdeurtje geld naar Harteraad wordt doorgesluisd.
Al het geld dat vanuit de medische industrie bij de Hartstichting binnenkomt, is bedoeld voor onderzoek en andere projecten. De twee organisaties zijn volgens de Hartstichting bewust apart georganiseerd.
Krajenbrink zegt over transparantie verder: ‘Uiteraard voldoen wij aan alle richtlijnen die zijn opgesteld door toezichthouders Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) en de Vereniging Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF) waarbij wij als Hartstichting zijn aangesloten. Ook verantwoorden wij onze inkomsten conform de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.’
Daarnaast benadrukt hij dat ‘de Hartstichting bij samenwerkingsverbanden met farmaceutische bedrijven nooit met één enkel bedrijf samenwerkt, maar altijd met meerdere bedrijven in zee gaat om exclusiviteit te voorkomen’.”
Medisch Contact heeft klagers op 30 maart 2023 onder meer de volgende vragen voorgelegd:
“Van die 7 ton komt 4.5 ton van Philips en ook Novartis, Bayer en Boehringer Ingelheim schenken bedragen van bijna 1 ton, waarom schenken zij zoveel? Waar geven jullie het geld van deze schenkingen aan uit? Hoe kan ik dat controleren?”
Perswoordvoerder Krajenbrink heeft daarop, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“Mbt Philips gaat het hier om bijdragen voor het opzetten en ontwikkelen van een landelijk dekkend netwerk van AED’s, die samenwerking vind je ook terug in onze jaarverslagen.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klagers stellen – kort samengevat – het volgende. Zij vinden het onzorgvuldig en feitelijk onjuist dat de Nederlandse Hartstichting (hierna: Hartstichting) in het artikel als ‘patiëntenorganisatie’ wordt aangemerkt en dat haar geldstromen aan de hand van de ‘Gedragscode van de Patiëntenfederatie inzake fondsenwerving en sponsoring’ onder de loep worden genomen. Vooraf is duidelijk kenbaar gemaakt dat de Hartstichting een gezondheidsfonds is, waarop die gedragscode niet van toepassing is. Dat de Hartstichting wellicht in de beleving van het algemene publiek een patiëntenorganisatie is, maakt dit niet anders. De teneur van het artikel is immers dat de Hartstichting – afgaande op de afspraken voor patiëntenorganisaties – gebrekkige informatie geeft over financiële stromen vanuit de (farmaceutische) industrie. De Hartstichting voldoet echter aan alle toepasselijke richtlijnen en verantwoordt haar inkomsten ook conform die richtlijnen in haar jaarverslag. Verder heeft de Hartstichting geen geld verdiend aan de samenwerking met Phillips. De bijdrage van Philips bestond uit een fikse korting op de aanschaf van AED’s. Op de zitting voegt Krajenbrink hieraan toe dat hij bij de beantwoording van de betreffende vraag wellicht duidelijker had moeten zijn. Hij had echter niet gedacht, dat zijn antwoord zo zou worden uitgelegd dat de Hartstichting zelf geld zou hebben ontvangen. Tot slot wordt ten onrechte en tendentieus de indruk gewekt dat de farmaceutische industrie bij de Hartstichting een kraampje kan huren om producten aan te prijzen.
Klagers concluderen dat door de onjuiste en tendentieuze berichtgeving schade wordt toegebracht aan de reputatie van de Hartstichting. Ter zitting heeft Snijder toegelicht dat een precieze berichtgeving over de aard van de Hartstichting erg van belang is, omdat zij afhankelijk is van donateurs.
Medisch Contact heeft daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover gesteld. Het artikel heeft als doel om geldstromen van de medische industrie naar patiëntenorganisaties en de verantwoording daarvan in beeld te brengen. Patiëntenorganisaties zijn in deze context organisaties die een maatschappelijk belang vertegenwoordigen vanuit het perspectief van de patiënt. Daaronder vallen dus ook organisaties die onderzoek naar bepaalde ziektebeelden en aandoeningen stimuleren. In de praktijk is de scheidslijn tussen patiëntenvereniging, patiëntenorganisatie en gezondheidsfonds erg dun. De Hartstichting is bijvoorbeeld aangesloten bij de Vereniging Samenwerkende Gezondheidsfondsen, die volgens de eigen website 4,5 miljoen huishoudens van patiënten met een ziekte of aandoening vertegenwoordigt. Ook de website van de Hartstichting staat vol met informatie voor (potentiële) patiënten. Daarnaast zijn sommige organisaties zowel een gezondheidsfonds als patiëntenvereniging. Ook andere relevante partijen, zoals het geraadpleegde Transparantieregister Zorg en de Zorgkaart Nederland, maken geen onderscheid tussen een gezondheidsfonds en een patiëntenorganisatie. Dat de Hartstichting is aangeduid als patiëntenorganisatie is dan ook geen feitelijke onjuistheid. Bovendien is in het artikel vermeld dat de Hartstichting een gezondheidsfonds is. Op de zitting heeft Medisch Contact hieraan toegevoegd dat het bij nader inzien duidelijker was geweest als in een kader uitleg was gegeven over de verschillende begrippen.
Verder is de berichtgeving over de donatie van Philips feitelijk en correct. Ten slotte is niet de indruk gewekt dat de farmaceutische industrie bij de Hartstichting een kraampje kan huren. De zin “Ook maken farmaceutische bedrijven geld over aan patiëntenverenigingen om congressen te sponsoren, of tijdens deze bijeenkomsten een kraampje te huren en hun producten aan bezoekers aan te prijzen.” heeft niet specifiek betrekking op de Hartstichting, maar op patiëntenorganisaties in het algemeen.
Medisch Contact verwerpt de suggestie dat de Hartstichting onderwerp is van tendentieuze berichtgeving waarmee schade is toegebracht aan haar reputatie.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Kern van de klacht is de Hartstichting in strijd met de feiten is aangeduid als ‘patiëntenorganisatie’, dat ten onrechte is gesuggereerd dat de Hartstichting een rechtstreekse donatie van Philips heeft ontvangen en daaraan heeft verdiend, en dat de farmaceutische industrie bij haar een kraampje kan huren.
De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Daarbij is het aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. In dit geval is van belang dat blijkens de toelichting van Medisch Contact het onderscheid tussen patiëntenvereniging, patiëntenorganisatie en gezondheidsfonds diffuus is. Verder is aannemelijk dat de doelgroep van Medisch Contact, medisch specialisten, het onderscheid doorgaans weet te maken. Daarom is het journalistiek toelaatbaar dat Medisch Contact in het kader van het artikel de Hartstichting onder het – in het artikel toegelichte – verzamelbegrip ‘patiëntenorganisatie’ heeft geschaard en vervolgens de geldstromen tussen de medische industrie en de Hartstichting heeft besproken.
Bovendien is in het artikel een uitgebreide reactie van de woordvoerder van de Hartstichting opgenomen. Daaruit wordt duidelijk dat de Hartstichting een gezondheidsfonds is en zich daarom niet hoeft te houden aan de gedragscode van de Patiëntenfederatie. De lezer wordt dus niet onjuist voorgelicht. Medisch Contact behoefde dit niet al in het begin van het artikel te vermelden. Transparantie is immers ook van belang bij de geldstromen van de medische industrie naar de Hartstichting. Dat zij een gezondheidsfonds is, doet niets af aan de strekking van het artikel dat in algemene zin verbeteringen nodig zijn wat betreft de transparantie over de geldstromen.
Ook voor het overige is niet gebleken van onjuiste of tendentieuze berichtgeving. Dat de Hartstichting van Philips een groot bedrag kreeg om heel Nederland van defibrillators te voorzien, strookt in essentie met het door Krajenbrink gegeven antwoord op de ter zake door Medisch Contact gestelde vraag. Dat Krajenbrink mogelijk niet adequaat heeft gereageerd, komt voor rekening van klagers. Verder heeft de zin over het huren van kraampjes een algemene strekking. In het artikel wordt niet tendentieus de indruk gewekt dat er tussen de Hartstichting en de medische industrie iets oneigenlijks is gebeurd.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: A. en C.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2022/21 en RvdJ 2022/8
CONCLUSIE
De klacht is ongegrond.
Zo vastgesteld door de Raad op 24 augustus 2023 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, mr. N.A.M. van Herten, M.J.P.H. Josten, S. Kuijper en dr. J. Luttikhold, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.