Samenvatting
NRC heeft in een aantal publicaties aandacht besteed aan het ontslag van klager als teamchef bij de politie en de strafzaak waarin klager is beschuldigd van verkrachting van een hoofdagente. Voor zover klager bezwaar maakt tegen publicaties die zijn verschenen tot en met 2 juli 2022 is de klacht niet inhoudelijk behandeld, omdat de klacht niet tijdig is ingediend. Daarop heeft klager zijn klacht over de publicaties uit de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 ingetrokken, zodat de Raad ook die klacht niet inhoudelijk heeft behandeld.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
M. Haenen en de hoofdredacteur van NRC
De heer X te [woonplaats] (klager) heeft op 20 april 2023 een klacht ingediend tegen de heer M. Haenen en de hoofdredacteur van NRC (hierna gezamenlijk: NRC). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van klager en NRC betrokken van 29 april 2023, 12 en 16 juni 2023.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 23 juni 2023 in aanwezigheid van klager, die werd vergezeld door zijn partner mevrouw S. Slagt en adviseur de heer mr. J. Boorsma. Aan de zijde van NRC zijn Haenen, redacteur, en de heer M. Garschagen, adjunct-hoofdredacteur, verschenen.
DE FEITEN
NRC heeft in een aantal artikelen, voornamelijk van de hand van Haenen, aandacht besteed aan het ontslag van klager als teamchef bij de politie en de strafzaak waarin hij is beschuldigd van verkrachting van een hoofdagente. Tot en met 2 juli 2022 zijn op de website en in de papieren editie van NRC de volgende publicaties verschenen:
– “Politiechef naar huis gestuurd vanwege beschuldigingen seksuele intimidatie”/ “Weer politiechef naar huis gestuurd”;
– “Onderzoek bevestigt klachten over ‘ongewenst gedrag’ teamchef politie” / “Onderzoek bevestigt klachten over teamchef politie”;
– “Politie arresteert klokkenluider die klaagde over machtsmisbruik”/ “Politie arresteert klokkenluidende agent”;
– “Politiebaas Haarlemmermeer ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag” / “Politiebaas Haarlemmermeer weg om ,,grensoverschrijdend gedrag””;
– “Agente die door chef seksueel werd belaagd, wordt nu ontslagen” / “Ontslag dreigt voor agente die seksueel werd belaagd”;
– “Twee agenten niet vervolgd voor lekken vertrouwelijke informatie” / “Agenten niet vervolgd voor lekken vertrouwelijke informatie”;
– “Rechter: agente terecht ontslagen na informeren pers over ongewenst seksueel gedrag” / “Rechter: agente terecht ontslagen”;
– “OM vervolgt oud-teamchef politie Haarlemmermeer wegens verkrachting collega” / “Oud-teamchef politie verdacht van verkrachting”.
Verder heeft Haenen in dezelfde periode in een aantal Twitterberichten over de kwestie bericht.
Vervolgens zijn in de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 op de website en in de papieren editie van NRC de volgende artikelen van de hand van Haenen verschenen:
– “Eis drie jaar voor politiechef wegens verkrachting van hoofdagente” / “Drie jaar cel geëist tegen politiechef om verkrachting”;
– “Ex-politieteamchef vrijgesproken van verkrachting hoofdagente. ‘Verklaringen in de kern niet consistent’” / “Ex-chef vrijgesproken van verkrachting hoofdagente”.
Ook in deze periode heeft Haenen in een aantal Twitterberichten over de kwestie bericht.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. De berichtgeving is zeer eenzijdig en bevat diverse onjuistheden. NRC heeft zich voor het karretje laten spannen van de hoofdagente die klager beschuldigt van seksuele intimidatie, terwijl uit diverse rechterlijke uitspraken uit 2021 objectief blijkt dat zij niet de waarheid spreekt en dat zij terecht door de politie is ontslagen. De rechtbank vond het strafontslag van klager onterecht, maar NRC besteedde hier niet meer dan een Twitterbericht aan. Na de rechterlijke uitspraken is het onbegrijpelijk dat NRC de hoofdagente alleen maar als slachtoffer blijft zien en slechts haar kant van het verhaal vertelt. In dat verband benadrukt klager dat het gezien zijn juridische positie onmogelijk was om met media in gesprek te gaan. NRC had echter andere bronnen kunnen gebruiken om toch beide kanten van het verhaal te belichten. Verder heeft NRC zijn privacy onnodig geschonden door zijn voornaam en de initiaal van zijn achternaam te vermelden. Bovendien heeft NRC zonder zijn toestemming zijn afkomst, geslacht, werkgever en functie vermeld. Ten slotte meent klager dat in WhatsApp-communicatie ongepaste vragen zijn gesteld.
Ten aanzien van het tijdstip van de indiening van de klacht licht klager toe dat hij niet inhoudelijk kon ingaan op de beschuldigingen zolang de strafzaak en ontslagzaak nog liepen, omdat hij zich moest houden aan geheimhouding. Overigens was hij niet bekend met de termijnenregeling van de Raad. Voor zover sprake is van een overschrijding van de klachttermijn is die dan ook verschoonbaar, aldus klager. Hij wijst in dat verband op een eerdere conclusie van de Raad (RvdJ 2022/12) waarin om vergelijkbare redenen de termijnoverschrijding verschoonbaar werd geacht. Daarbij komt dat NRC de klacht ook zo heeft begrepen dat die over alle publicaties en Twitterberichten gaat. Klager trekt zijn volledige klacht in indien de Raad geen inhoudelijk oordeel geeft over de berichtgeving tot en met 2 juli 2022, omdat de procedure dan geen recht doet aan de feiten.
NRC stelt hier – eveneens kort samengevat – het volgende tegenover. Er is geen sprake van eenzijdige en/of onjuiste berichtgeving. De zaken over klager en de hoofdagente zijn zo professioneel mogelijk gevolgd, waarbij is vermeld dat klager is vrijgesproken van verkrachting van de hoofdagente. Klager heeft ook nooit duidelijk gemaakt welke onjuistheden zouden zijn gepubliceerd. Via WhatsApp is diverse keren aan klager om wederhoor gevraagd. Klager heeft enkele keren gereageerd en die reacties zijn verwerkt in de publicaties. Overigens heeft Haenen op 29 maart 2021 de advocaat van klager laten weten altijd bereid te zijn tot een gesprek. Relevant is verder dat klager Haenen op 16 oktober 2021 heeft verboden om nog contact met hem op te nemen. Verder heeft NRC aanvullende bronnen geraadpleegd en die in de artikelen opgevoerd. NRC meent dat de privacy van klager niet onnodig is aangetast. Er bestaat geen journalistiek beginsel dat voorschrijft dat alleen met toestemming van personen namen of initialen mogen worden vermeld. Klager was de baas van de politie Haarlemmermeer, een belangrijke functie, en is regelmatig in de publiciteit getreden. Bij verdachten van strafbare feiten is het niet ongebruikelijk om de voornaam en eerste letter van de achternaam te gebruiken. Klager heeft in de strafzaak zelf zijn afkomst gemeld en het vermelden van zijn functie is journalistiek relevant. Ten slotte meent NRC dat de communicatie via WhatsApp professioneel was.
Ten aanzien van het tijdstip van de indiening van de klacht stelt NRC dat, gelet op het Reglement van de Raad, alleen de publicaties in de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 inhoudelijk kunnen worden beoordeeld door de Raad.
BEOORDELING VAN DE TIJDIGE INDIENING voor zover de klacht is gericht tegen de publicaties tot en met 2 juli 2022
Volgens artikel 2a van het Reglement moet een klager zijn bezwaren over een publicatie eerst voorleggen aan het betrokken medium, voordat hij zijn klacht bij de Raad kan indienen. Dit dient te gebeuren binnen drie maanden na het plaatsvinden van de journalistieke gedraging waartegen klager bezwaar heeft. Daarna heeft het medium maximaal één maand de gelegenheid om de klacht af te handelen.
Vervolgens kan de klager zijn klacht indienen bij de Raad en wel uiterlijk binnen zes maanden na de gewraakte publicatie. Indien een klacht niet tijdig is ingediend wordt deze niet inhoudelijk behandeld maar wordt volstaan met de constatering van de niet tijdige indiening van de klacht. Deze constatering blijft achterwege indien redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de niet tijdige indiening van de klacht niet voor rekening van de klager behoort te komen.
Klager heeft zich niet binnen de hiervoor gestelde termijn van zes maanden na de publicaties tot en met 2 juli 2022 tot de Raad gewend.
Niet is gebleken dat de overschrijding van de termijn klager in redelijkheid niet kan worden verweten. Media publiceren met grote regelmaat over nog lopende onderzoeken, geschillen en procedures. De termijnenregeling in de procedure van de Raad zou aanzienlijk aan betekenis verliezen, als deze niet ook in dergelijke gevallen zou worden toegepast. De termijnenregeling in de procedure van de Raad schept immers duidelijkheid en biedt rechtszekerheid voor de bij een klachtprocedure van de Raad betrokken partijen. Zo geeft de regeling in die zin bescherming aan een journalist of medium, dat zij in beginsel niet tot in lengte van dagen, maar voor een afgebakende periode, rekening hoeven te houden met een klacht over een journalistieke gedraging. Daarom kan alleen in zeer bijzondere omstandigheden op de termijnenregeling een uitzondering worden gemaakt. Daarvan is hier geen sprake.
Dat klager niet bekend was met de termijnenregeling in de procedure van de Raad, is geen bijzondere omstandigheid die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakt. Hetzelfde geldt voor het standpunt van klager dat hij niet eerder kon klagen, omdat dat in strijd zou zijn met de geheimhouding die hij had beloofd aan zijn werkgever en de politie. Nog daargelaten dat de Raad op basis van de aangeleverde informatie niet kan vaststellen dat dat standpunt juist is, is van belang dat klager werd vertegenwoordigd door een advocaat en dat hij de mogelijkheid had om een pro‑forma klacht bij de Raad in te dienen.
De eerdere conclusie van de Raad (RvdJ 2022/12), waarnaar klager heeft verwezen, maakt dit niet anders. In die procedure ging het om een Malawische strafzaak en om omstandigheden die niet vergelijkbaar zijn met de omstandigheden in de onderhavige zaak.
Tot slot ziet de Raad ook niet als zeer bijzondere omstandigheid dat NRC in het verweerschrift aandacht heeft besteed aan alle publicaties en Twitterberichten. De beoordeling van de tijdige indiening van een klacht ligt bij de Raad. Bovendien heeft NRC in het verweerschrift, onder verwijzing naar de termijnenregeling, aangevoerd dat de Raad alleen de publicaties uit de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 inhoudelijk kan beoordelen.
BEOORDELING VAN DE KLACHT voor zover de klacht is gericht tegen de publicaties in de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023
Klager heeft op de zitting laten weten dat hij geen inhoudelijk oordeel meer wenst over de publicaties in de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 in het geval dat de Raad de overschrijding van de klachttermijn ten aanzien van de publicaties in de periode van 3 oktober 2019 tot en met 2 juli 2022 niet verschoonbaar acht en daarom die klacht niet inhoudelijk behandelt.
Gelet op wat de Raad hiervoor heeft overwogen, zal de Raad daarom ook de klacht tegen de publicaties in de periode van 9 maart 2023 tot en met 4 april 2023 niet inhoudelijk behandelen.
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 2a
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2023/8, RvdJ 2023/7 en RvdJ 2017/12
CONCLUSIE
De klacht wordt niet inhoudelijk behandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 17 augustus 2023 door mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, L.C. Hauben, J. Hoogenberg en S. Kuijper, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G. Kamminga, plaatsvervangend secretaris.