2022/12 Onzorgvuldig

J.W. Akster / de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad

Samenvatting

Het Reformatorisch Dagblad
heeft in het artikel “Financieel directeur Timotheos opnieuw aangehouden” tendentieus
over klager bericht door zonder deugdelijke grondslag te vermelden dat hij is aangehouden
op verdenking van ontucht met meerdere minderjarige meisjes en de indruk te
wekken dat hij daaraan daadwerkelijk schuldig is. Hoewel in het latere artikel “Nieuwe zaak tegen
ex-medewerker Timotheos” een evenwichtiger beeld van de kwestie is geschetst, is
daarin – opnieuw zonder deugdelijke grondslag – de suggestie gewekt van  mogelijk misbruik van meerdere minderjarige
meisjes door klager. Bovendien is met de vermelding van de naam van klager een
disproportionele inbreuk gemaakt op zijn privacy. Het Reformatorisch Dagblad
heeft dan ook journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
De Raad voor de Journalistiek
doet de aanbeveling aan het Reformatorisch Dagblad om deze conclusie ruimhartig
te publiceren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

J.W. Akster

tegen

de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad

De heer J.W. Akster te Blantyre, Malawi (klager) heeft op 28 augustus 2021 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad (RD). Nadat de secretaris klager over de klachtprocedure had geïnformeerd, heeft klager nog aanvullende stukken aan de Raad gestuurd op 1, 6 en 13 september 2021. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 13 oktober 2021, 7 en 10 januari 2022 en van 17 en 18 februari 2022.

De klacht is behandeld op de digitale zitting van de Raad van 25 februari 2022. Namens klager is daar mr. R.G.S. Pennino, advocaat te Heerlen, verschenen. Aan de zijde van RD waren mevrouw E. Hoekman, redacteur, de heer S. de Bruijn, hoofdredacteur, en mevrouw mr. D.M. Wille, advocaat te Amsterdam, aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van notities.

DE FEITEN

Op 24 september 2020 verscheen op de website van het RD een artikel met de kop “Financieel directeur Timotheos opnieuw aangehouden”. De intro van het artikel luidt:
“J.W. Akster, de financieel directeur van Stichting Timotheos in Malawi die momenteel op non-actief staat, is donderdagmiddag door de Malawische politie aangehouden op verdenking van ontucht met meerdere minderjarige meisjes.”
Het artikel bevat onder meer de volgende passages:
Dat meldden bronnen vanuit Malawi, en onderzoeksbureau Restment bevestigde dit donderdag. Het Puttense bureau is op de hoogte van bewijsmateriaal en foto’s. De slachtoffers zijn woensdag ondervraagd door de politie en hebben verklaringen afgelegd. Akster zit weer in de cel.
Akster werd op 15 april in Malawi opgepakt op verdenking van seksueel misbruik van Malawische mannen. Na een week cel kwam hij op borgtocht vrij. Het bestuur van Stichting Timotheos stelde hem op non-actief. Een rechtszaak in Malawi volgt waarschijnlijk over enkele weken.
Het bestuur van Stichting Timotheos liet in een vrijdag verspreide persverklaring weten dat het donderdagavond rond kwart over zeven op de hoogte is gesteld van de arrestatie. “Veel is nog onduidelijk en getracht wordt om zo snel mogelijk meer duidelijkheid te krijgen rond deze aanklacht. Voor zover het bestuur nu op de hoogte is, zal vrijdag het verhoor hierover plaatsvinden.”
Het bestuur stelt verder de beschuldigingen tegen Akster “uiterst serieus” te nemen en het “zal zich hier op korte termijn verder over beraden.””
en:
“Woordvoerder Johan Arends liet vrijdagmorgen in een reactie weten dat de steungroep is “overvallen door dit opnieuw schokkende en verdrietige nieuws. Ons medeleven gaat uit naar alle slachtoffers. Wij zullen onze inspanningen om alle betrokkenen volledig hun verantwoordelijkheid te laten nemen, verdubbelen.””

Verder verscheen op 5 juni 2021 op de website van het RD een artikel met de kop “Nieuwe zaak tegen ex-medewerker Timotheos”. De intro van dat artikel luidt:
“Bij een rechtbank in Blantyre in Malawi is vrijdag een nieuwe zaak ingediend tegen Wim Akster, voormalig financieel directeur van de Nederlandse Stichting Timotheos. Het betreft een aanklacht van seksueel misbruik.” 
Het artikel luidt verder:
“De zaak is aangespannen door enkele niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) uit Malawi. Het gaat om een vervolg op een eerdere aanklacht.
Op sociale media circuleerde een foto uit 2017 met vier meisjes –naar schatting tussen de twaalf en veertien jaar– die seksueel contact hadden met een blanke man. Andere bronnen stellen echter dat het niet gaat om vier meisjes maar om drie, die niet minderjarig zouden zijn. De politie en de ngo’s hebben aangegeven dat ze nader onderzoek willen doen naar de leeftijd van de betrokkenen.
Onderzoekers hebben de identiteit van een van de meisjes kunnen achterhalen. Zij wees Akster aan als dader. Zij heeft bij de politie aangegeven dat ze 23 is, zodat ze waarschijnlijk 19 jaar oud was toen het seksuele contact plaatshad.
Het meisje was overigens een leerling van een school van stichting Stéphanos. Timotheos ontstond in 2011 na een conflict tussen onder anderen Akster en Stéphanos. Het meisje en Akster hadden in 2017 allebei Stéphanos al verlaten.
Een andere rechtbank in Malawi seponeerde vorige week een eerdere zaak tegen Akster. Die betrof een aanklacht van misbruik en mensenhandel van hetzelfde meisje. De rechter oordeelde dat de zaak lang genoeg liep om deze te seponeren, zoals Akster had verzocht. “De vertragingen door de staat om de zaak binnen een redelijke termijn te vervolgen, hebben het recht van Wim Akster op een eerlijk proces geschonden, zoals voorzien in de grondwet”, aldus de rechter.
De rechter sprak overigens ook uit dat de staat vrij is om de zaak te heropenen wanneer het bewijsmateriaal beschikbaar is.
Akster wordt ook verdacht van het seksueel misbruiken van drie mannen en van zes studenten die door Timotheos bekostigd onderwijs volgden. Deze zaak werd op 10 mei doorverwezen naar het Constitutioneel Hof in Malawi.
Akster heeft nog niet gereageerd op de nieuwe aanklacht. Wel stuurde hij een brief rond nadat op 28 mei bleek dat hij vrij was van rechtsvervolging. In de brief gaat hij onder meer in op de foto uit 2017. “Men had mijn arm van een Facebookfoto afgehaald en op een foto geplakt met naakte meisjes”, schrijft Akster. “Ik heb nooit zulke zaken gedaan en ben volledig onschuldig.”
Over de geseponeerde zaak schrijft hij: “Uiteraard schreeuwt de aanklager dat hij bewijs heeft etc., maar waarom heeft hij dat dan al die tijd nog niet ingebracht? Daarom vroegen wij om nietigverklaring.””

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klager stelt, kort samengevat, het volgende. Hij is in Malawi betrokken bij twee rechtszaken: een strafzaak over (vermeend) grensoverschrijdend gedrag en mensenhandel met betrekking tot een destijds 19-jarige vrouw en een constitutionele zaak betreffende homoseksualiteit. Het gaat om mensenrechten, waarbij de vraag is of homoseksualiteit in de huidige tijd nog strafbaar mag zijn. De behandeling van die zaak is inmiddels uitgesteld naar april 2022.
Het artikel van september 2020 is gepubliceerd naar aanleiding van zijn arrestatie in de eerst bedoelde zaak. Volgens klager is dit artikel tendentieus, omdat wordt gesproken over ‘slachtoffers’. Daarmee wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat hij al is veroordeeld. Klager benadrukt dat hij de aantijgingen heeft ontkend. Het RD heeft bovendien onvoldoende toegelicht op basis van welke bronnen is geschreven dat hij is aangehouden wegens verdenking van ontucht met ‘minderjarigen’. Dat is feitelijk onjuist; het gaat om een aanklacht van één niet-minderjarige vrouw. Klager heeft niet eerder over dit artikel geklaagd, omdat hij door zijn advocaat in Malawi is geïnstrueerd om niet over de zaak te spreken zolang die onder de rechter was. Nadat de zaak in mei 2021 was geseponeerd, heeft hij zich begin juni 2021 met zijn bezwaren over de publicatie tot het RD gewend.
Verder wordt in het artikel van juni 2021 ten onrechte gesuggereerd dat er sprake is van een tweede ontuchtzaak. Ook vindt klager het onzorgvuldig dat hij in het RD heeft moeten lezen wat de aanklacht tegen hem was, zonder dat hij daarvan door de politie op de hoogte was gesteld, en dat zijn familie en vrienden uit het RD hebben moeten vernemen dat hij gearresteerd was.
Als reactie op het standpunt van het RD heeft klager de betrouwbaarheid van de bronnen ter discussie gesteld. Een van de bronnen is niet van onbesproken gedrag, de ander heeft de vrouw in kwestie onder druk gezet om een valse verklaring ten nadele van klager af te leggen en op de foto’s is een man te zien die, gelet op zijn postuur, duidelijk klager niet is.
Ten slotte vindt klager het onjuist dat in beide artikelen zijn volledige naam is vermeld, aangezien er nog geen veroordeling heeft plaatsgevonden.
Klager concludeert dat het RD onzorgvuldig heeft gehandeld door louter eenzijdig en negatief over hem te berichten. Over zaken die neutraal of positief voor hem zijn, wordt niet gepubliceerd.

Het RD voert allereerst aan dat de klacht over het artikel uit 2020 te laat is ingediend en daarom niet voor een inhoudelijke behandeling in aanmerking komt. Voor het geval de Raad toch overgaat tot een beoordeling van die klacht, licht het RD toe dat de ontwikkelingen omtrent Timotheos en klager relevant en nieuwswaardig zijn. Het gaat om vermeende misstanden bij een organisatie die over gelden beschikt die door de achterban van het RD ter beschikking zijn gesteld voor zendingswerk in Malawi. De publicatie draagt dan ook bij aan het maatschappelijk debat dat binnen de lezerskring van het RD gaande is.
Volgens het RD zijn de publicaties niet onjuist of tendentieus. De bronnen op basis waarvan wordt bericht over een verdenking van ontucht met minderjarigen, zijn in het artikel van september 2020 genoemd. Op de zitting heeft het RD desgevraagd meegedeeld dat de publicatie is gebaseerd op drie bronnen: de plaatselijke journalist van het RD, een voormalige Nederlandse rechercheur die in Malawi werkt voor Love Justice en anoniem wilde blijven, en onderzoeksbureau Restment. De redactie beschikt overigens niet over een rapport van onderzoeksbureau Restment, maar heeft de informatie  gekregen van een medewerker van dat bureau. Die plaatselijke journalist heeft de politie hier toen ook rechtstreeks over gesproken.
Verder wordt in het artikel van juni 2021 genuanceerd gesproken over de aanklacht van seksueel misbruik. Zo wordt daarin vermeld dat de leeftijd van betrokkenen niet duidelijk is en nader wordt onderzocht.
Dat de naam van klager is vermeld, komt omdat de berichtgeving uit 2020 is gebaseerd op een persbericht van Timotheos waarin zijn naam ook is genoemd. Bovendien geniet klager grote bekendheid in de lezerskring van het RD en wist iedereen dat hij financieel directeur was van Timotheos, en het vermelden van die positie was relevant voor de berichtgeving. Het gebruik van initialen zou juist onnodig criminaliserend werken.
Volgens het RD is evenwichtig en waarheidsgetrouw, controleerbaar en zo volledig mogelijk over de kwestie bericht. Dat klager, zijn familie en vrienden bepaalde omstandigheden uit de krant moesten vernemen, kan het RD niet worden aangerekend.

BEOORDELING VAN DE TIJDIGHEID VAN DE INDIENING VAN DE KLACHT
voor zover deze is gericht tegen het artikel van 24 september 2020

Volgens artikel 2a van het Reglement moet een klager zijn bezwaren over een publicatie eerst voorleggen aan het betrokken medium, voordat hij zijn klacht bij de Raad kan indienen. Dit dient te gebeuren binnen drie maanden na het plaatsvinden van de journalistieke gedraging waartegen klager bezwaar heeft. Daarna heeft het medium maximaal één maand de gelegenheid om de klacht af te handelen. Vervolgens kan de klager zijn klacht indienen bij de Raad en wel uiterlijk binnen zes maanden na de gewraakte publicatie. Indien een klacht niet tijdig is ingediend wordt deze niet inhoudelijk behandeld maar wordt volstaan met de constatering van de niet tijdige indiening van de klacht. Deze constatering blijft achterwege indien redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de niet tijdige indiening van de klacht niet voor rekening van de klager behoort te komen.

Klager heeft aangevoerd dat hij door zijn advocaat in Malawi is geïnstrueerd niet publiekelijk te spreken over de strafzaak die betrekking had op de aanklacht van de 19-jarige vrouw, zolang die zaak onder de rechter was. Om die reden heeft hij zijn klacht niet binnen de hiervoor bedoelde termijnen aan het RD voorgelegd en bij de Raad ingediend.

De Raad acht het aannemelijk dat klager tot het sepot van de strafzaak (in mei 2021) niet vrij was om over de zaak te spreken. Dit is ook niet ter discussie gesteld door het RD.

De door klager aangevoerde omstandigheden zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn, zodat de klacht inhoudelijk kan worden behandeld. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat klager zich kort na het sepot met zijn bezwaren tot het RD heeft gewend.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Kern van de klacht is dat tendentieus over klager is bericht, omdat hij zonder deugdelijke grondslag in verband is gebracht met misbruik van minderjarige meisjes, waarbij de indruk is gewekt dat hij daaraan daadwerkelijk schuldig is, terwijl bovendien zijn volledige naam is vermeld. De Raad zal zich tot deze kern beperken.

De Raad stelt voorop dat media een belangrijke taak hebben om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Het is maatschappelijk en journalistiek relevant om onderzoek te verrichten naar en/of te berichten over strafzaken over ontucht of misbruik, wellicht mede in de hand gewerkt door financiële afhankelijkheid van de slachtoffers, door een bestuurder van een zendingsorganisatie. Daarbij zijn de journalist en zijn redactie vrij in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dit neemt niet weg dat het belang dat met een publicatie is gediend moet worden afgewogen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. De berichtgeving moet verder waarheidsgetrouw en controleerbaar zijn, waarbij geldt dat in publicaties in beginsel de bronnen worden vermeld en beschuldigingen alleen worden gepubliceerd wanneer onderzocht is of hiervoor een deugdelijke grondslag bestaat.

Ten aanzien van de berichtgeving van september 2020 heeft het RD aangevoerd dat de bronnen daarin zijn genoemd. In het artikel is ter zake vermeld:
“Dat meldden bronnen vanuit Malawi, en onderzoeksbureau Restment bevestigde dit. Het Puttense bureau is op de hoogte van bewijsmateriaal en foto’s.”
Dat ‘bronnen uit Malawi’ deze aanhouding hebben gemeld, is onvoldoende concreet en niet controleerbaar. De journalist van het RD die in Malawi werkzaam is en – blijkens de toelichting van het RD ter zitting – met de politie zou hebben gesproken, is niet als zodanig benoemd. Bovendien is op geen enkele wijze in het artikel verwerkt dat hij van de politie heeft vernomen dat klager op verdenking van misbruik van minderjarige meisjes zou zijn aangehouden. En ook ten aanzien van de andere bron – de voormalige Nederlandse rechercheur – is geen enkele informatie in het artikel opgenomen en uitgelegd waarom deze anoniem is opgevoerd.
Verder is op de zitting gebleken dat het RD geen bewijs heeft gezien, bijvoorbeeld van het onderzoeksbureau, dat klager om voormelde reden zou zijn aangehouden.
Klager heeft de betrouwbaarheid van de bronnen gemotiveerd ter discussie gesteld, terwijl de Raad  niet over de mogelijkheid beschikt om de door het RD ter zitting verstrekte informatie op enigerlei wijze te verifiëren.
De Raad concludeert dat het RD de bronnen in de berichtgeving onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt en dat bovendien niet kan worden vastgesteld dat er een deugdelijke grondslag bestaat voor de berichtgeving van september 2020, inhoudend dat klager was aangehouden op verdenking van ontucht met meerdere minderjarige meisjes.
Klager heeft verder terecht aangevoerd dat door gebruik van het woord ‘slachtoffers’ (in plaats van: ‘vermeende slachtoffers’) ten onrechte de indruk is gewekt dat hij daadwerkelijk schuldig is aan de vermeende verdenking.

Ten tijde van de publicatie in juni 2021 was bekend dat de aanklacht voor misbruik en mensenhandel van de destijds 19-jarige vrouw was geseponeerd. Hoewel dit artikel een evenwichtiger beeld van de kwestie schetst, wordt daarin – opnieuw zonder deugdelijke grondslag – de suggestie gewekt van mogelijk misbruik van meerdere minderjarige meisjes door klager.

Het voorgaande klemt temeer, nu de naam van klager in beide artikelen is genoemd. In een publicatie mag de privacy van personen niet verder worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie.
Gezien de toelichting van het RD is de maatschappelijke relevantie van de berichtgeving gelegen in de functie van klager als bestuurder van Stichting Timotheos. Het weglaten van de naam van klager doet daaraan geen afbreuk.
Verder heeft het RD aangevoerd dat klager bij het lezerspubliek algemeen bekend is. Het RD heeft echter geen recente publicaties overlegd waaruit de Raad dat kan opmaken. Bovendien is de herleidbaarheid van klager niet beperkt tot de lezerskring van het RD; door de online-publicaties is hij voor een groter publiek identificeerbaar.
Ten slotte heeft het RD erop gewezen dat Stichting Timotheos klager al had genoemd in haar persbericht. In dat persbericht is klager echter niet in verband gebracht met ontucht met minderjarigen.
Gelet op hetgeen de Raad hiervoor ten aanzien van de inhoud van de berichtgeving heeft overwogen, leidt dit tot de conclusie dat met de vermelding van de naam van klager een disproportionele inbreuk is gemaakt op zijn privacy.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Reformatorisch Dagblad journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.

Relevante punten uit de Leidraad: A, B.2, C en C.1
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/19, RvdJ 2020/2 en RvdJ 2016/19

CONCLUSIE

Het Reformatorisch Dagblad heeft journalistiek onzorgvuldig gehandeld.

De Raad doet de aanbeveling aan het Reformatorisch Dagblad om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.

Zo vastgesteld door de Raad op 25 april 2022 door mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, mw. dr. J. Luttikhold, A. Olgun, H.P.M.J. Schneider en mw. drs. S.S. Sitalsing, leden in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.


Publicatie op www.rd.nl d.d. 26-4-2022 en in het Reformatorisch Dagblad d.d. 27-4-2022