Samenvatting
De Volkskrant heeft met de publicatie van het interview “Gerri Eickhof: ‘Racisme raakt mij persoonlijk, en ik kan en wil daar niet overheen stappen’” journalistiek zorgvuldig gehandeld. In het interview wordt prof. dr. P.C. Emmer (klager) aangeduid als ‘racistische hoogleraar’. De Raad begrijpt dat klager hierdoor is gegriefd. De aanduiding moet echter worden bezien in de context van het hele interview. Bovendien gaat het duidelijk om een persoonlijke mening. Hoewel sprake is van een grensgeval, was het toepassen van wederhoor niet nodig. Daarbij is van belang dat klager zich als professor mengt in het racismedebat en daarbij de publiciteit niet schuwt. Ten slotte heeft de Volkskrant de klacht adequaat afgehandeld door onder meer een nuancerende ingezonden brief van Eickhof en een opiniestuk van klager te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
prof. dr. P.C. Emmer
tegen
de hoofdredacteur van de Volkskrant
De heer prof. dr. P.C. Emmer te Leiden (klager) heeft op 5 september 2020 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van de Volkskrant. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie betrokken van klager en mevrouw A. Kranenberg, adjunct-hoofdredacteur, van 8 september 2020, 5 en 21 oktober 2020 en 5 november 2020.
De zaak is met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid behandeld op de zitting van de Raad van 27 november 2020.
Daarbij tekent de Raad aan dat de heer E.J. Schievink als Raadslid heeft deelgenomen aan de behandeling ter zitting, maar inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Raad. De beslissing over de klacht is vastgesteld door de voorzitter en de overige drie Raadsleden.
DE FEITEN
Op 31 juli 2020 is op de website en op 1 augustus 2020 in het Zomermagazine van de Volkskrant een interview verschenen met de kop “Gerri Eickhof: ‘Racisme raakt mij persoonlijk, en ik kan en wil daar niet overheen stappen’”. De intro van het interview luidt:
“Lange tijd heeft NOS-verslaggever Gerri Eickhof niet over racisme willen praten – ook al had hij er van kinds af aan mee te maken. Sinds de Black Lives Matter-beweging weer ferm op de agenda staat, heeft hij journaalitems overgeslagen, uit angst niet langer objectief te kunnen zijn. Nu spreekt hij zich toch uit.”
Verder bevat het interview onder meer de volgende passages:
“In zijn geboortestraat in Amsterdam komt hij nog wel eens, zegt Eickhof. ‘Maar alleen als ik me vreselijk depressief voel. Als ik daar ben voel ik me meteen beter, omdat het vroeger nog zoveel erger was. Dat is nu al een jaar geleden. Ik voel me blijkbaar goed genoeg om het niet nodig te hebben. Ondanks de ontwikkelingen van de laatste maanden. Het racismedebat, zoals dat dan heet. Aan de ene kant ben ik blij omdat het er eindelijk eens echt langdurig over gaat, en aan de andere kant is het pijnlijk, omdat het me weer zo met mijn neus op de feiten drukt. In kan je een filmpje laten zien, dat ik heb gemaakt, voor mezelf, om mijn positie op een rijtje te zetten. Het duurt een kwartier. Kijk jij maar, dan ga ik een sigaretje roken.’”
en:
“Hij vertelt dat hij zichzelf ziet als een gematigd mens, in de geest van Dr. King, dat hij niets heeft met de extremen. Dat het voelde als een klap in zijn gezicht dat de NOS in een online-artikel ‘de racistische hoogleraar Piet Emmer’ citeerde, ‘die vindt dat de slavernij wel meeviel’, maar dat hij aan de andere kant Akwasi en Gloria Wekker ook ‘schreeuwende kletskousen’ vindt.”
Op 4 augustus 2020 heeft de Volkskrant een ingezonden brief van een lezer gepubliceerd, die luidt:
“Ook een gematigd mens kan een extreme uitspraak doen. De sympathieke Gerri Eickhof doet dat als hij hoogleraar Piet Emmer een racist noemt, die vindt dat de slavernij wel meeviel. Dat is een beledigende leugen. Emmer noemt de slavernij een gruwelijk fenomeen, en ik heb nooit iets racistisch van hem gelezen. Hij heeft veel onderzoek gedaan en op basis van feiten komt hij tot conclusies.”
Vervolgens heeft de Volkskrant op 12 augustus 2020 een column van de hand van de heer M. Pam gepubliceerd met als titel “Racisme als beschuldiging”. Die column bevat onder meer de volgende passage:
“Bijna had ik het interview uit, toen Eickhof sprak van ‘de racistische hoogleraar Piet Emmer die vindt dat de slavernij wel meeviel’. Het stond daar als een droge waarheid, waarop de interviewer niet inging. Mij verbaasde die uithaal zeer. Ik heb Emmers boek over de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel gelezen en daarin wordt de slavenhandel als iets gruwelijks benoemd en wordt niets goedgepraat. Ook heeft Emmer in verschillende media over dit onderwerp gesproken zonder dat ik er iets racistisch in heb gehoord.”
Op 16 september 2020 heeft de Volkskrant een ingezonden brief van de heer G. Eickhof gepubliceerd. Die brief bevat onder meer de volgende passage:
“Intussen heb ik vernomen dat mijn woordkeuze de professor erg heeft aangegrepen en dat betreur ik. Bij nader inzien was het verstandiger geweest te spreken van ‘de hoogleraar Piet Emmer die uitspraken doet die naar mijn persoonlijke mening racistische implicaties hebben en ook lijken te suggereren dat de slavernij wel meeviel’. Bij deze alsnog, want ik hecht aan zorgvuldigheid en nuance.”
Ten slotte heeft de Volkskrant op 22 september 2020 een opiniestuk van de hand van klager gepubliceerd met als titel “Mijn opvattingen zijn echt niet racistisch, Gerri”. De intro van dit opiniestuk luidt:
“Laat de dreiging om voor racist te worden uitgemaakt niet boven de geschiedschrijving hangen.”
DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN
Klager stelt – samengevat – het volgende. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van slavenhandel en slavernij, en voelt zich door de onheuse aantijging aan zijn adres zeer beledigd. Daarbij is van belang dat Eickhof specifiek klagers naam en professie heeft genoemd. Het zou anders zijn geweest indien Eickhof in algemene bewoordingen had geklaagd over relativerende geluiden in de wetenschap. Bovendien geeft Eickhof geen serieuze motivering voor de beschuldiging. Volgens klager is voor de diskwalificatie ‘racistisch’ geen enkele grondslag te vinden in zijn werk of activiteiten en de interpretatie ‘dat de slavernij wel meeviel’ is niet van hem afkomstig. Het woord ‘racist’ is een van de ergste beschuldigingen, omdat het geloof in rassen en het toeschrijven van menselijke kwaliteiten aan een huidskleur hebben geleid tot miljoenen moorden. De aantijging maakt een einde aan zijn wetenschappelijke integriteit en belet hem in de toekomst nog met gezag te schrijven over onderwerpen binnen zijn specialisatie.
Verder meent klager dat ten onrechte geen wederhoor is toegepast. Dat de beschuldigingen worden gevolgd door een opmerking waarin anderen worden weggezet als ‘schreeuwende kletskousen’, is van geheel andere orde.
Klager vindt dat rectificatie op zijn plaats is. Het publiceren van een ingezonden brief heeft voor de lezers niet hetzelfde gewicht. Hij heeft zijn standpunten uitgebreid toegelicht en concludeert dat de Volkskrant onzorgvuldig heeft gehandeld.
De Volkskrant stelt daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het interview is gerubriceerd onder ‘mensen’ om het persoonlijke karakter van het vraaggesprek te benadrukken. In het interview geeft Eickhof zijn visie op het racismedebat. Klager hanteert een andere definitie en geeft een andere lading aan het woord ‘racistisch’ dan Eickhof heeft gedaan. Het is duidelijk dat Eickhof refereert aan het werk van klager als ‘hoogleraar’ en een relativering van slavernij, die volgens hem in klagers werk besloten ligt, racistisch vindt. In dat verband wijst de Volkskrant op het debat over de vraag wat wel en wat niet kan worden bestempeld als ‘racistisch’. Bovendien heeft Eickhof zijn woorden in een ingezonden brief genuanceerd. Overigens heeft de Volkskrant niet willen zeggen dat ‘racist’ en ‘kletskous’ een gelijkwaardige lading hebben, maar wel hoe de opmerking van Eickhof over klager moet worden bezien in de context.
Wederhoor was niet aan de orde, omdat het gaat om de persoonlijke opvatting van Eickhof en diens definiëring van racisme. Het is een waardeoordeel en geen concrete beschuldiging.
Verder is niet gebleken dat klager monddood is gemaakt of dat hij niet meer met gezag kan spreken over de slavernijgeschiedenis. Na het gewraakte interview heeft klager in verschillende media zijn kennis over dit onderwerp geëtaleerd.
Ten slotte meent de Volkskrant dat geen aanleiding bestaat voor rectificatie, omdat het gaat om een mening en niet om een als vaststaand gepresenteerd feit. Klager is erop gewezen dat het debat op de opiniepagina’s thuishoort en hij is geattendeerd op de mogelijkheid een ingezonden brief te sturen. Aanvankelijk heeft klager van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, maar na de publicatie van de ingezonden brief van Eickhof heeft hij alsnog in een opiniestuk de kwalificaties van Eickhof weersproken. Dit stuk heeft een hoge attentiewaarde gekregen.
De Volkskrant heeft eveneens haar standpunten uitvoerig toegelicht en concludeert dat zij zorgvuldig heeft gehandeld.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Gezien de opzet – een interview met vraag en antwoord – en de toon ervan, zijn de bedoeling en de aard van de daarin opgenomen informatie voor de lezer voldoende duidelijk: de publicatie behelst met name de persoonlijke visie van Eickhof en feitelijke verslaglegging staat niet voorop.
Bij publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten hoeft in beginsel geen wederhoor te worden toegepast. Dat neemt niet weg dat een dergelijke publicatie iemands belang zodanig kan raken dat wederhoor niettemin geboden is. Het is de vraag of daarvan in dit geval sprake is.
Naar het oordeel van de Raad gaat het hier om een grensgeval. De Raad heeft er begrip voor dat de aanduiding ‘racistische hoogleraar’ door klager als grievend is ervaren. Deze – door Eickhof geuite en volledig voor zijn rekening gelaten – aanduiding moet echter in de context van het gehele interview worden bezien.
Bovendien zal klager – gelet op het feit dat hij zich als professor mengt in het racismedebat en daarbij zelf de publiciteit niet schuwt – zich een zekere mate van aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer moeten laten welgevallen.
Hoewel het de Volkskrant had gesierd als vóór publicatie wederhoor bij klager was toegepast, was dit – alle omstandigheden in aanmerking genomen – niet geboden.
Daarbij komt dat de Volkskrant na publicatie ruimschoots tegemoet is gekomen aan de bezwaren van klager. Allereerst heeft zij een ingezonden brief en column met bijval aan klager gepubliceerd. Vervolgens heeft zij de ingezonden brief van Eickhof gepubliceerd, waarin deze zijn standpunt heeft genuanceerd. En ten slotte is ook het door klager ingezonden opiniestuk geplaatst, waarin hij de aantijgingen van Eickhof uitvoerig heeft weersproken. Hiermee is de klacht adequaat afgehandeld.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Volkskrant zorgvuldig heeft gehandeld.
Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A, B.3 en C.1
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2018/4, 2017/33, RvdJ 2013/22 en RvdJ 2004/61
CONCLUSIE
De Volkskrant heeft zorgvuldig gehandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 25 januari 2021 door mw. mr. A.E. van Montfrans, voorzitter, mw. L.M. van de Langenberg MSc, H.P.M.J. Schneider en mw. M. Stenneke, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. N. Tibold, plaatsvervangend secretaris.