Samenvatting
EenVandaag heeft met het ingezonden stuk “Van mediator naar conflictpartij – vervolg”, dat is geplaatst in het Tijdschrift Conflicthantering, journalistiek zorgvuldig gehandeld. Het stuk betreft een reactie op een eerder gepubliceerd artikel van klager in hetzelfde tijdschrift. Daarom was wederhoor niet noodzakelijk. Van feitelijke onjuistheden is niet gebleken.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
de hoofdredacteur van EenVandaag
De heer X te […] (klager) heeft op 4 september 2020 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van EenVandaag (AVROTROS). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie betrokken van klager en van de heer R. van Brakel, hoofdredacteur, van 9 en 21 oktober 2020.
De zaak is met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid behandeld op de zitting van de Raad van 27 november 2020.
Daarbij tekent de Raad aan dat de heer E.J. Schievink als Raadslid heeft deelgenomen aan de behandeling ter zitting, maar inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Raad. De beslissing over de klacht is vastgesteld door de voorzitter en de overige drie Raadsleden.
FEITEN
In juni 2020 verscheen in het Tijdschrift Conflicthantering een ingezonden stuk van EenVandaag met de titel “Van mediator naar conflictpartij – vervolg” met de bovenkop “Reactie EenVandaag op artikel [X]”. De intro van de reactie luidt:
“Tijdschrift voor Conflicthantering 2019 nr. 5 bevat het artikel ‘Van mediator naar conflictpartij, of: waarom ik het MfN-register verliet’, geschreven door [X]. Het artikel klopt volgens EenVandaag op meerdere punten niet, zo heeft het tv-programma laten weten.”
Het stuk bevat de volgende relevante passages:
“De uitzending van EenVandaag die ]X] aanhaalt is die van 7 september 2017, waarin aandacht werd besteed aan de negatieve werkcultuur bij de politie, i.c. de situatie van een agente met PTSS die op haar werk weggepest werd. Daarbij kwam kort de mediation ter sprake die plaatsvond tussen de agente, haar jurist en twee vertegenwoordigers van de werkgever (een jurist en een politiecommissaris). [X] werd als mediator ingeschakeld. Na de mediation bleek dat er een opname was gemaakt tijdens een caucus tussen [X] en de vertegenwoordigers van de politie. [X] stelde daarin onder andere dat de agente ‘de psychiatrie voorbij was’, en gaf hen advies over hoe de politie zonder kosten voor de werkgever het dienstverband kon beëindigen.”
en:
“Het toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor door Tijdschrift Conflicthantering had duidelijk kunnen maken dat het artikel van [X] bol staat van onjuistheden. Een cruciaal punt is dat [X] meldt dat de tuchtklacht tegen hem ongegrond was, waarmee hij in het artikel de indruk wekt dat hem inhoudelijk geen verwijt te maken valt over zijn uitspraken tijdens de mediation, maar dat is niet het geval. De klacht tegen [X] is door de tuchtcommissie gegrond verklaard;[X] had ‘zich niet onafhankelijk, onpartijdig en integer gedragen.’
[X] ging in hoger beroep, het college van beroep gaf aan dat het niet kon vaststellen of het transcript van de opname een volledige en onbewerkte weergave was van het caucusgesprek, ondanks dat zowel mondeling als schriftelijk is aangeboden om de opname te beluisteren tijdens de zitting. Daarnaast had de agente aangegeven dat de strafrechter over verklaringen beschikte waarin de juistheid van de opname werd bevestigd. De agente kon die opname zelf niet aan het college van beroep verstrekken omdat zij toen strafrechtelijk vervolgd werd vanwege de heimelijke opname. In deze strafzaak had [X] zich als benadeelde gevoegd. De agente is daarna vrijgesproken. Ook heeft de politie excuses aangeboden aan de agente voor de wijze waarop zij was behandeld door haar werkgever.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. In het ingezonden stuk staan diverse feitelijke onjuistheden. Zo was er tijdens en bij afloop van de mediation geen sprake van een ‘weggepeste agente met PTSS’. Dit komt ook niet overeen met de internetaankondiging bij de uitzending van 7 september 2017. Klager verzoekt daarom niet alleen om rectificatie van het ingezonden stuk maar ook van de internetaankondiging. Verder wijst klager erop dat EenVandaag in het stuk enerzijds beweert dat de agente aan het college van beroep heeft aangeboden om de opname te beluisteren en anderzijds zij die opname niet aan dat college kon verstrekken, omdat zij strafrechtelijk werd vervolgd vanwege de heimelijke opname. Dit is tegenstrijdig; de beweringen kunnen niet beide juist zijn. Ook is feitelijk onjuist dat klager zich als benadeelde partij heeft gevoegd in de strafzaak tegen de agente.
Daarnaast voert klager aan dat EenVandaag heeft gehandeld in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) door zijn naam in alle door haar geplaatste berichten te vermelden. Klager verzoekt verwijdering van alle door EenVandaag/Jan Born geplaatste berichten.
Tot slot meent klager dat EenVandaag ten onrechte heeft nagelaten om wederhoor toe te passen.
EenVandaag stelt hier – eveneens kort samengevat – het volgende tegenover. Het artikel is geplaatst in het Tijdschrift Conflicthantering. Daarom moet klager zich met zijn klacht over wederhoor richten tot dat medium.
Verder voert EenVandaag aan dat klager in zijn artikel in Tijdschrift Conflicthantering heeft uitgeweid over de uitzending van 7 september 2017, waarin klager even anoniem te horen is geweest. Na de publicatie van het artikel van klager heeft EenVandaag contact opgenomen met de hoofdredactie van het tijdschrift, die liet weten niet aan wederhoor te doen. Omdat het artikel van klager diverse aantoonbare onjuistheden bevatte, heeft EenVandaag in een ingezonden stuk gereageerd.
EenVandaag gaat verder niet in op de gang van zaken rond het arbeidsconflict tussen de agente en haar werkgever.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De Raad merkt allereerst op dat de hoofdredactie van het Tijdschrift Conflicthantering in eerste instantie verantwoordelijk is voor de gehele inhoud van het tijdschrift. De klacht is echter niet gericht tegen de (hoofd)redactie van tijdschrift, maar tegen (de redactie van) EenVandaag die een ingezonden stuk heeft gestuurd als reactie op een artikel van klager.
Dit werpt de vraag op of de klacht betrekking heeft op een ‘journalistieke gedraging’ als bedoeld in artikel 4 van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek en de Raad bevoegd is over de klacht te oordelen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.
De redactie van EenVandaag heeft het stuk duidelijk geschreven in haar rol van programmamaker/journalist – derhalve in de uitoefening van haar journalistieke beroep – en in die hoedanigheid een toelichting op de kwestie gegeven. Dit brengt mee dat sprake is van een ‘journalistieke gedraging’ in de zin van de Statuten. De Raad acht zich daarom bevoegd over de klacht te oordelen.
De Raad overweegt voorts dat hij alleen beoordeelt of EenVandaag met het ingezonden stuk journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld. Voor zover klager heeft verzocht om rectificatie van een internetaankondiging van 7 september 2017 is de klacht op dit punt ruim buiten de klachttermijn van zes maanden en derhalve niet-tijdig ingediend. Verder heeft klager verzocht om verwijdering van ‘alle door EenVandaag/Jan Born geplaatste berichten’. Deze klacht is niet nader gespecificeerd en komt daarom niet voor behandeling in aanmerking. In dit verband merkt de Raad nog op dat hij journalistieke uitingen niet toetst aan wettelijke regels zoals de AVG. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter.
In het ingezonden stuk heeft EenVandaag in reactie op het artikel van klager haar kant van het verhaal belicht en duidelijk gemaakt op welke punten dat verschilt met het standpunt van klager. Voor de gemiddelde lezer is duidelijk dat het gaat om een opinie van EenVandaag.
De door klager benoemde feitelijke onjuistheden betreffen voornamelijk de uitzending van 7 september 2017. Klager heeft daarover eerder een klacht ingediend, waarover de Raad op 22 augustus 2018 heeft beslist (RvdJ 2018/31).
Verder is niet gebleken dat het ingezonden stuk zodanige feitelijke onjuistheden bevat, dat EenVandaag daarmee journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij is relevant dat het hier een opiniestuk betreft als reactie op het artikel van klager. Dat brengt ook mee dat EenVandaag geen wederhoor bij klager behoefde toe te passen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat EenVandaag journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld.
Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A. en B.3
Relevante eerdere conclusie van de Raad: RvdJ 2011/13
CONCLUSIE
EenVandaag heeft journalistiek zorgvuldig gehandeld.
Zo vastgesteld door de Raad op 25 januari 2021 door mw. mr. A.E. van Montfrans, voorzitter, mw. L.M. van de Langenberg MSc, H.P.M.J. Schneider en mw. M. Stenneke, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. N. Tibold, plaatsvervangend secretaris.