Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek heeft in de procedure tussen klager en EenVandaag een verzoek tot wraking van de voorzitter en een lid van de Raad afgewezen. De Raad is van oordeel dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot vooringenomenheid en partijdigheid van één van hen zouden kunnen leiden.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het wrakingsverzoek van
X
De heer X te […] (verzoeker) heeft op 4 september 2020 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van EenVandaag (AVROTROS). Op 9 november 2020 is aan klager bericht dat zijn klacht zal worden behandeld op de zitting van 27 november 2020 waarbij de Raadkamer is samengesteld als volgt:
– mw. mr. A.E. van Montfrans-Wolters – voorzitter – rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam
– mw. L.M. van de Langenberg MSc – docent Verpleegkunde Hogeschool Leiden
– E.J. Schievink – eindredacteur Kassa (BNNVARA)
– H.P.M.J. Schneider – oud-hoofdredacteur regionale dagbladen Mediahuis Nederland
– mw. M. Stenneke – adviseur Valorisation Centre TU Delft, voormalig adviseur bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) en voormalig verslaggever bij onder meer Radio 1 De Ochtenden en ANP.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft verzoeker verzocht tot wraking van mevrouw mr. A.E. van Montfrans en de heer E.J. Schievink. Zij hebben niet berust in de wraking.
Het wrakingsverzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 27 november 2020, waarbij mevrouw Van Montfrans is vervangen door mevrouw mr. J.W. Bockwinkel en de heer Schievink door de heer L.A.M.M. Donders. Het verzoek is beoordeeld op basis van de schriftelijke stukken.
DE STANDPUNTEN VAN VERZOEKER EN DE GEWRAAKTE PERSONEN
Verzoeker stelt – samengevat – het volgende. In een eerdere klachtprocedure van verzoeker tegen EenVandaag heeft mevrouw Van Montfrans zich als voorzitter gebogen over het achterliggende feitencomplex dat zowel in die klacht als in de thans voorliggende klacht een rol speelt. In de eerdere procedure heeft de Raad in het nadeel van verzoeker geoordeeld. Verzoeker kan zich in dat oordeel niet vinden. Bovendien meent hij dat mevrouw Van Montfrans tijdens de zitting neerbuigend en partijdig overkwam.
De heer Schievink heeft eerder verschillende functies gehad bij TROS, waaronder als eindredacteur van TROS Radar in 2006. Radar werkt sinds 2007 – gedurende de leidinggevende en eindverantwoordelijke functie van de heer Schievink – niet meer mee aan de procedure van de Raad. Daarbij komt dat de onderhavige klacht is gericht tegen de oud-werkgever (AVROTROS) van de heer Schievink.
Verzoeker heeft geen vertrouwen in een onpartijdige en onbevooroordeelde houding van mevrouw Van Montfrans en de heer Schievink. Volgens hem is op zijn minst sprake van een schijn van vooringenomenheid.
Mevrouw Van Montfrans heeft daarop – eveneens samengevat – geantwoord dat de enkele omstandigheid dat zij eerder bij een zaak van dezelfde partijen betrokken is geweest, op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van partijdigheid. Van eenzelfde zaak is geen sprake en er zijn geen andere omstandigheden die maken dat er (schijn van) partijdigheid is.
De heer Schievink heeft – eveneens samengevat – geantwoord dat hij al tien jaar niet meer werkt bij TROS en nooit heeft gewerkt voor EenVandaag. Na zijn vertrek bij TROS heeft hij voor andere media gewerkt, die wel meewerken aan de procedures van de Raad. Er is daarom geen sprake van (schijn van) belangenverstrengeling.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK OM WRAKING
Ten aanzien van het verzoek tot wraking van mevrouw Van Montfrans overweegt de Raad het volgende. Weliswaar heeft mevrouw Van Montfrans geoordeeld over een eerdere zaak tussen partijen en is klager daarbij in het ongelijk gesteld (RvdJ 2018/31), maar de onderhavige klacht verschilt zodanig van die eerdere zaak, dat dit onvoldoende is om (schijn van) partijdigheid aan te nemen. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat mevrouw Van Montfrans zich tijdens de mondelinge behandeling zodanig heeft opgesteld dat moet worden getwijfeld aan haar onpartijdigheid. Ook overigens is hiervan niet gebleken.
Ten aanzien van het verzoek tot wraking van de heer Schievink wordt het volgende overwogen. Het enkele feit dat een raadslid in een ver verleden werkzaam is geweest voor een omroep, waartoe het medium behoort waartegen de klacht is gericht, geeft geen blijk van (schijn van) partijdigheid. Ook overigens is hiervan niet gebleken.
Het verzoek om wraking wordt derhalve afgewezen.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2019/20, RvdJ 2009/43 en RvdJ 2004/92
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 7 lid 4
CONCLUSIE
De Raad wijst het verzoek om wraking af.
De zaak wordt teruggewezen naar de Raad in de eerder aan partijen meegedeelde samenstelling.
Zo vastgesteld door de Raad op 25 januari 2021 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, L.A.M.M. Donders, mw. L.M. van de Langenberg MSc, H.P.M.J. Schneider en mw. M. Stenneke, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. N. Tibold, plaatsvervangend secretaris.