2021/24 Deels onzorgvuldig

X / S. van Ierssel en de hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad

Samenvatting

S. van Ierssel en het Eindhovens Dagblad hebben met de publicatie “Buren klagen over geur en kleur van tent: eind aan afhalen eten bij restaurant Schevelingen” onjuist over de kwestie bericht. Dat had voorkomen kunnen worden als deugdelijk onderzoek was verricht, hetgeen is nagelaten. Het Eindhovens Dagblad heeft dan ook terecht erkend in zoverre journalistiek onzorgvuldig te hebben gehandeld. Uit het vervolgartikel blijkt niet ondubbelzinnig dat, en waarom, de eerste publicatie onjuist was. Ook overigens heeft het Eindhovens Dagblad in zijn contact met klaagster onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het eigen handelen. De klacht is daarom niet adequaat afgehandeld, zodat de handelwijze ook op dit punt journalistiek onzorgvuldig is. Ten aanzien van het toepassen van wederhoor was de handelwijze zorgvuldig. De Raad doet de aanbeveling aan het Eindhovens Dagblad om deze conclusie ruimhartig te publiceren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X

tegen

S. van Ierssel en de hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad

Mevrouw X te […] (klaagster) heeft op 15 december 2020 een klacht ingediend tegen de heer S. van Ierssel en de hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad (hierna gezamenlijk: Eindhovens Dagblad). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie betrokken van klaagster en de heren J. van den Oetelaar en L. Tordoir, hoofdredacteur respectievelijk bedrijfsjurist DPG Media, van 25 januari 2021, 8 en 16 februari 2021.

De zaak is met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid behandeld op de zitting van de Raad van 5 maart 2021.

DE FEITEN

Op 12 december 2020 is op de website van het Eindhovens Dagblad een artikel van de hand van Van Ierssel verschenen met de kop “Buren klagen over geur en kleur van tent: eind aan afhalen eten bij restaurant Schevelingen”. De intro van het artikel luidt:
“Paul van Thiel en zijn zonen Bart en Koen van restaurant Schevelingen dachten met een drive-in nog wat te kunnen bijverdienen in donkere horecatijden. Maar nu moet deze afhaal bij het [plaatsnaam]se restaurant dicht. Vanwege twee klagende buurvrouwen. De één vindt het stinken, de ander wijst de kleur van de tent af.”
Verder bevat het artikel onder meer de volgende passage:
“Rond het restaurant aan de [straatnaam] is een pop-up drive-in aangelegd, zodat automobilisten coronaproof hun eten kunnen halen. Na aanhoudende klachten voelde de gemeente [plaatsnaam] zich genoodzaakt een dwangbevel uit te vaardigen.
Frituur en keukenapparatuur mogen buiten niet meer worden gebruikt. Maar op die manier is de drive-in volgens de ondernemers niet haalbaar. Dus trekken ze er nu noodgedwongen de stekker uit.
Vader en zonen zijn met stomheid geslagen: Paul van Thiel: ,,Het doet pijn. Als ondernemer probeer je je altijd te onderscheiden, zeker in deze coronatijden. Onze drive-in werd door klanten als positief ervaren. Het coronaproof werken stond bij ons hoog in het vaandel. Daarmee denk je dat je goed bezig bent. Je laat van je horen. En dan gebeurt dit ineens. We zijn echt uit het veld geslagen.”
De teleurstelling is dus groot: ,,Zeker niet richting de gemeente, dat wil ik even benadrukken”, aldus Van Thiel. ,,Die heeft alles gedaan wat ze kon. Zo hebben ze regelmatig controles om de klachten te toetsen. Als je dan samen met de neus tegen de uitlaat staat en constateren dat het geurloos is, zit je met je handen in het haar. We hebben knetterdure geurloze uitlaten aangeschaft en toch blijft men klagen.”
De buurvrouwen willen niet reageren.”
Klaagster is een van de bedoelde buurvrouwen.

Het artikel is ook verschenen in de papieren editie van het Eindhovens Dagblad.

Op 12 december 2020 heeft klaagster haar bezwaren voorgelegd aan de heer M. Bouwmans, chef regio [plaatsnaam]. Haar e-mail luidt:
“Gisteren sprak ik een van uw collega’s via Facebook Messenger over bovengenoemd artikel. Ik gaf toen aan dat wij er als buren absoluut niet bij betrokken wilden worden én dat het bericht dat de familie Van Thiel op Facebook had geplaatst vol feitelijke onjuistheden stond. Door hen toch een podium te geven, bood u hen de mogelijkheid tot het plegen van laster dan wel smaad voor een enorm publiek. De betreffende medewerker zei overigens ook dat er geen artikel geplaatst zou worden, hetgeen tevens onjuist is gebleken.
Aangezien er maar weinig buren zijn waren de ‘klagende buurvrouwen’ makkelijk op te speuren voor de toetsenbordhelden. Niet alleen stond mijn telefoon vandaag roodgloeiend, ook worden wij voor de meest nare dingen uitgemaakt en worden mensen aangespoord om o.a. stenen door onze ruiten te komen gooien. 
Naast het feit dat ik via Facebook heb aangegeven dat ik absoluut niet genoemd wilde worden, nog voordat er iets was gepubliceerd, gaven mijn ouders telefonisch ook aan dat wij erbuiten wilden blijven. Toch heeft het ED hieraan geen gehoor gegeven en nu zijn wij hiervan de dupe. Terwijl er, nogmaals, veel onjuistheden in het artikel staan hetgeen u bekend was. Ik heb dit namelijk aangegeven toen ik een van uw medewerkers via Facebook sprak. (…)”

Op 13 december 2020 heeft Bouwmans daarop gereageerd als volgt:
“Wat vervelend dat u door onbekenden zo onheus bent bejegend, dat is nooit de intentie van de berichtgeving in het ED geweest. Berichtgeving waarbij we zoals altijd hoor en wederhoor hebben toegepast met betrokkenen waaronder ook diverse buren. Die hebben ons gewoon telefonisch te woord gestaan.
Voordat ik kan toekomen aan een verklaring voor de ‘onjuistheden’ die u ons verwijt, zou u wellicht eerst zelf enkele zaken willen ophelderen. Heeft u zelf contact gehad met onze verslaggever? Die kan u zich namelijk niet herinneren. Noch heeft die via Messenger met u gecorrespondeerd noch via de telefoon. Hoe kan die u dan toezeggingen hebben gedaan?  
Verder heeft de verslaggever zoals gemeld wel telefonisch gesproken met buren van de eetgelegenheid. Op hun verzoek zijn er geen namen gebruikt.”

In reactie daarop heeft klaagster diezelfde dag onder meer het volgende aan Bouwmans geschreven:
“Zoals ik reeds aangaf ben ikzelf niet telefonisch benaderd door jullie maar mijn ouders wel (die hier niet wonen, maar wel op de hoogte zijn van de situatie). Aan mij is helemaal niets gevraagd en ik ben rechtstreeks een buurvrouw (nr. 105). Dat uw medewerkers de aangrenzende buren hebben gesproken is dus pertinent onjuist. Bijgaand treft u drie screenshots aan waaruit blijkt dat ik vrijdag wel degelijk een van uw medewerkers heb gesproken via Facebook.
(…)
Feit blijft dat ik zeer duidelijk heb aangegeven het met het plaatsen van het artikel waarin wij als buren (want veel buren zijn hier niet) genoemd worden absoluut niet mee eens te zijn én hierbij aangaf dat er onjuistheden werden vermeld. (…)”

Naar aanleiding daarvan heeft Bouwmans op 14 december 2020 onder meer het volgende aan klaagster geschreven:
“Duidelijk is dat u vrijdag contact heeft gehad met onze online-afdeling die vanuit Tilburg werkt. De dienstdoende medewerker daar was klaarblijkelijk niet op de hoogte van het werk van een verslaggever van de redactie [plaatsnaam] en heeft u derhalve helaas niet met elkaar in contact kunnen brengen. Er bestaat voor u natuurlijk nog altijd de mogelijkheid uw verhaal te doen. (…)”
Een paar uur later heeft hij daaraan toegevoegd:
“Het telefoongesprek met mijn collega Vermeeren vanochtend is voor u kennelijk helaas niet naar wens verlopen. U wilde niet verder praten.
Inmiddels blijkt dat u vrijdag overdag wel degelijk van de ED-verslaggever de mogelijkheid tot wederhoor voorgelegd hebt gekregen, maar dat u daar toen geen gebruik van wilde maken.
Zo maakt u het ons wel lastig. 
Niettemin willen wij u graag gelegenheid bieden uw kant van het verhaal te doen. Uiteraard is het aan u of u dat nog wilt. Het is echter aan ons om plek, omvang en moment van publicatie te bepalen.”

Daarop heeft klaagster diezelfde dag nog gereageerd als volgt:
“Zoals met uw collega telefonisch besproken geef ik nadrukkelijk geen toestemming van plaatsing van een artikel dat op enige wijze te associëren is met onze identiteit/ons als buren. Hieronder vallen ook uitspraken die wij hebben gedaan. Ik heb u controleerbare feiten gegeven waar u uw verhaal op kunt baseren. U heeft voldoende schade aangericht bij ons en weigert dit op een evenredige manier te herstellen. U zegt te zullen rectificeren, maar u gaat eraan voorbij dat er bij een rectificatie evenredigheid moet zijn in het schadeberokkenende bericht en het herstellende bericht. Er moet dus een artikel komen met een vergelijkebare prominente plaats in het dagblad. 
(…)
Met uw collega wilde ik niet verder praten omdat hij zich niet lijkt te beseffen wat de impact van het ondoordacht handelen van het ED is voor ons. Hij stelde zich totaal onbegripvol op en bagatelliseert zijn eigen handelen. Dit heeft geleid tot emotionele reactie van mij en het besluit om het gesprek te beëindigen in plaats van het te laten escaleren.”

Op 16 december 2020 is vervolgens een artikel op de website van het Eindhovens Dagblad verschenen met de kop “Restaurant Schevelingen in plaatsnaam] sloot afhaalpunt zèlf”. Het artikel luidt:
“Het afhaalpunt bij restaurant Schevelingen aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] is door de eigenaren zelf gesloten. Het afhaalpunt bleek ‘niet levensvatbaar’ nadat de gemeente [plaatsnaam] had geweigerd Schevelingen toestemming te verlenen om in een tent voor de deur te frituren en te bakken. Toen dat toch gebeurde, heeft het gemeentebestuur daar een einde aan gemaakt.
Dat laat een woordvoerder van het [plaatsnaam]se gemeentebestuur desgevraagd weten. De sluiting van het afhaalpunt van de familie Van Thiel aan de [straatnaam] afgelopen vrijdag deed nogal wat stof opwaaien, met name in [woonplaats]. Buren van Schevelingen die geklaagd hadden over overlast door het popup-restaurant werden door veel mensen in het dorp gezien als de kwade geniussen achter de sluiting. Ook op sociale media regende het verwensingen aan hun adres.”
De werkelijkheid ligt genuanceerder, blijkt uit een reconstructie door het [plaatsnaam]se stadsbestuur van de gang van zaken. ,,Eind oktober zijn wij geïnformeerd dat Schevelingen op 5 november 2020 een drive-in wilde starten”, laat een gemeentelijke zegsman weten. ,,Daarvoor is een vergunning nodig. Vanwege de bijzondere coronasituatie heeft het college van B en W op 5 november het principe-standpunt ingenomen te willen meewerken aan een drive-in die tot en met 31 december open zou zijn.
Voorwaarde was wel dat er een vergunningaanvraag zou worden ingediend en die kwam een dag later, op 6 november, binnen bij de gemeente. Daaruit bleek dat Schevelingen in de tijdelijke tent warme gerechten wilde bereiden. ,,Vanwege het ontbreken van een deugdelijke voorziening voor de afvoer van geur, konden wij hiervoor geen vergunning verlenen. Ook omdat er klachten waren uit de omgeving.”
Uiteindelijk is op 2 december een vergunning verleend voor een drive-in met afhaalfunctie, maar niet voor frituren en bakken in de tent. Vervolgens constateerden gemeenteambtenaren dat de ondernemers toch warme gerechten aan het bereiden waren in de tent en niet in de keuken van Schevelingen zelf, zoals de bedoeling was. Toen is er ingegrepen. ,,Daarop hebben de ondernemers ons laten weten dat de drive-in op deze wijze geen bestaansrecht had en dat zij er daarom een punt achter hadden gezet.””

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klaagster stelt – kort samengevat – het volgende. Het artikel staat vol feitelijke onjuistheden over haar, zonder dat deugdelijk onderzoek is verricht naar de waarheid van de aantijgingen jegens haar en zonder dat zij in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren.
Klaagster licht toe dat de redactie haar ouders heeft gebeld, maar dat zij al jaren zelfstandig – en dus ook op een ander adres – woont. Aan haar ouders werd gevraagd of zij iets over de situatie wilden zeggen, waarop zij lieten weten dat niet te willen. De medewerker van het Eindhovens Dagblad heeft hen niet gevraagd naar haar contactgegevens. Daarnaast zijn journalisten langs geweest bij de buren om foto’s te maken. Klaagster werkte destijds elke dag thuis, dus zij hadden ook kunnen aanbellen om hun vragen aan haar te stellen, maar dat hebben zij niet gedaan. Omdat haar ouders haar op de hoogte hadden gebracht van hun contact met de redactie, heeft zij op 11 december 2020 tevergeefs geprobeerd de redactie te bellen. Daarom heeft zij vervolgens contact opgenomen via Facebook om alsnog haar kant van het verhaal te delen. Daarbij heeft zij ook laten weten dat het Facebookbericht van de restauranthouders vol stond met onjuistheden. Die onjuistheden heeft de redactie klakkeloos overgenomen. Kennelijk heeft de redactie ook geen contact gezocht met de gemeente, iets wat in deze context eveneens op haar weg had gelegen.
Nadat zij had uitgelegd wat er aan het verhaal niet klopte, verzekerde een medewerker haar ervan dat er geen artikel over de kwestie geplaatst zou worden. Toch is het artikel verschenen, waarna zij onheus is bejegend en bedreigd. Dat had voorkomen kunnen worden als de redactie haar werk deugdelijk had gedaan.
Volgens klaagster bagatelliseert het Eindhovens Dagblad zijn eigen handelen en heeft het ten onrechte geweigerd om een evenredige rectificatie te plaatsen. Er is weliswaar een vervolgartikel gepubliceerd, maar dat staat niet op gelijke voet met het oorspronkelijke artikel.

Het Eindhovens Dagblad stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. De redactie heeft voor publicatie van het artikel contact gezocht met de buren van het restaurant. Daarbij is ook aan klaagster de mogelijkheid tot wederhoor geboden. De verslaggever heeft telefonisch contact opgenomen en kreeg toen de vader van klaagster aan de lijn. Via hem is gevraagd of klaagster commentaar wilde geven. Hij is toen met de telefoon in de hand naar klaagster gelopen om te vragen of zij wilde reageren, maar dat heeft zij geweigerd. Daarmee heeft de redactie voldaan aan haar plicht tot wederhoor.
Naar aanleiding van het contact met klaagster ná de publicatie, heeft de redactie nader onderzoek verricht. Dat heeft tot de conclusie geleid dat het artikel een onvolledig beeld schetst van de situatie. In het artikel ontbreekt de informatie van de gemeente [plaatsnaam] die het licht op de zaak doet kantelen. Het Eindhovens Dagblad erkent hiermee dat het onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld voordat het artikel is gepubliceerd en betreurt dat klaagster daarvan hinder heeft ondervonden.
Naar aanleiding van het contact met de gemeente is op 16 december 2020 een aanvullend artikel gepubliceerd, waarin wordt verwezen naar de eerste publicatie. In het vervolgartikel is vermeld dat de eigenaren van het restaurant zelf tot sluiting zijn overgegaan, omdat de gemeente geen vergunning kon afgeven. Dat de sluiting alleen het gevolg is geweest van klachten van de buren, is daarmee ontkracht. Ook voor de aanvullende publicatie is klaagster diverse malen in de gelegenheid gesteld om wederhoor te geven, maar daarvan heeft zij wederom geen gebruik gemaakt. Het Eindhovens Dagblad meent dat met het aanvullende artikel alsnog voldoende zorgvuldig over de kwestie is bericht en dat rectificatie daardoor niet meer noodzakelijk is. Op welke wijze en plek de redactie het aanvullende artikel in de krant plaatst, valt binnen haar eigen journalistieke inzichten.
Het Eindhovens Dagblad is het met klaagster eens dat de communicatie met haar – los van het wederhoor – voor de publicatie van het artikel onduidelijk en onvoldoende is geweest. Het contact dat klaagster heeft gehad met één van de medewerkers via Facebook Messenger is daar het voorbeeld van en de toezeggingen via dat medium bleken onjuist. Het Eindhovens Dagblad betreurt deze wijze van communiceren en zal in de toekomst zijn uiterste best doen dit te voorkomen.

BEOORDELING VAN DE KLACHT
 
Kern van de klacht is dat het artikel van 12 december 2020 feitelijke onjuistheden bevat doordat de aantijgingen jegens klaagster niet op waarheid zijn onderzocht, waarbij bovendien onvoldoende wederhoor is toegepast, en het Eindhovens Dagblad bij de afhandeling van de klacht het eigen handelen bagatelliseert.

De Raad stelt voorop dat de journalist vrij is in de selectie van nieuws en geen toestemming nodig heeft van degene over wie hij publiceert. Daarbij is het aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dit neemt niet weg dat de journalist het belang dat met een publicatie is gediend moet afwegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.

In het artikel wordt de suggestie gewekt dat het sluiten van het restaurant louter het gevolg is van ‘twee klagende buurvrouwen’ onder wie klaagster. Niet ter discussie staat dat dit niet juist is. Klaagster is hiermee ten onrechte door de publicatie gediskwalificeerd. Dit klemt te meer omdat het artikel moet worden bezien in het licht van de huidige maatschappelijke situatie; veel burgers ageren tegen de coronamaatregelen, onder meer door de gevolgen daarvan voor de horeca, waardoor de impact van de publicatie in dit geval extra beschadigend voor klaagster kan zijn. De aantijging jegens klaagster had derhalve niet gepubliceerd mogen worden zonder toepassing van wederhoor en zonder adequaat onderzoek naar de juistheid ervan.

De Raad acht het aannemelijk dat de redactie in ieder geval heeft geprobeerd contact te zoeken met klaagster. Ten aanzien van het verdere verloop staan de standpunten van partijen tegenover elkaar, waarbij de Raad niet kan vaststellen welk standpunt juist is. Klaagster heeft echter wel erkend dat haar ouders hebben laten weten ‘erbuiten te willen blijven’. Bovendien blijkt uit de correspondentie via Facebook Messenger dat klaagster voor de publicatie aan de redactie heeft laten weten: “Wij wensen daarom ook absoluut niet zo in een artikel te staan, vandaar dat wij ook geen commentaar willen geven. Wij staan erbuiten dat zij hebben besloten om te sluiten.” Er bestaat dan ook onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat de zin “De buurvrouwen willen niet reageren.” een onjuiste weergave, of althans omschrijving, bevat van het (in)directe contact met klaagster. Op dit punt is niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld.

Het voorgaande neemt echter niet weg dat de omissie in de berichtgeving voorkomen had kunnen worden als deugdelijk onderzoek was verricht, hetgeen is nagelaten. Het Eindhovens Dagblad heeft dan ook terecht erkend in zoverre journalistiek onzorgvuldig te hebben gehandeld.
De vraag is of dit voldoende is hersteld met de vervolgpublicatie van 16 december 2020. De Raad vindt dat dit niet het geval is. Uit die publicatie blijkt niet ondubbelzinnig dat, en waarom, de eerste publicatie onjuist was. Met die publicatie had de onterechte beschuldiging jegens klaagster moeten worden rechtgezet en dat is onvoldoende gebeurd. Ook overigens heeft het Eindhovens Dagblad in zijn contact met klaagster onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het eigen handelen. De klacht is daarom niet adequaat afgehandeld, zodat de handelwijze ook op dit punt journalistiek onzorgvuldig is.

Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3 en D.
Relevante eerdere conclusie: RvdJ 2020/3

CONCLUSIE

S. van Ierssel en het Eindhovens Dagblad hebben journalistiek onzorgvuldig gehandeld door onjuist over te kwestie te berichten en de klacht niet adequaat af te handelen. Ten aanzien van het toepassen van wederhoor was de handelwijze zorgvuldig.

De Raad verzoekt het Eindhovens Dagblad om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.

Zo vastgesteld door de Raad op 11 mei 2021 door mw. mr. J.W. Bockwinkel, voorzitter, S.A. Agterberg, L.C. Hauben, mw. L.M. van de Langenberg MSc en mw. A. Pruis, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.


Publicatie in het Eindhovens Dagblad d.d. 21 mei 2021