2020/8 Afgewezen

X - verzoekster inzake herziening conclusie RvdJ 2019/47 / M. Louhenapessy, N. Souisa en R. Hallatu, hoofdredacteur van Marinjo

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om een conclusie over een klacht tegen M. Louhenapessy, N. Souisa en R. Hallatu, hoofdredacteur van Marinjo (RvdJ 2019/47) te herzien. Verzoekster maakt bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

X

tot herziening van de conclusie van de Raad van 31 oktober 2019 (RvdJ 2019/47) betreffende haar klacht

tegen

M. Louhenapessy, N. Souisa en R. Hallatu, hoofdredacteur van Marinjo

Mevrouw X te […] (verzoekster) heeft op 27 november 2019 verzocht om herziening van de conclusie van 31 oktober 2019 inzake haar klacht tegen M. Louhenapessy, N. Souisa en R. Hallatu, hoofdredacteur van Marinjo (hierna gezamenlijk: Marinjo). Bij de beoordeling van het verzoek is verder correspondentie van verzoekster betrokken van 17 januari 2020. Marinjo heeft laten weten niet inhoudelijk op het verzoekschrift te zullen reageren.

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 24 januari 2020 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

Verzoekster heeft op 3 juni 2019 een klacht ingediend tegen Marinjo over het artikel “Overplaatsing van bung Johan Teterissa naar Nania in Ambon”.

In zijn conclusie van 31 oktober 2019 heeft de Raad zich onthouden van een oordeel voor zover de klacht betrekking heeft op schending van de privacy van klaagster. Verder heeft de Raad geconcludeerd dat voor het overige de handelwijze van Marinjo zorgvuldig was. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“De Raad stelt voorop dat hij niet de rechtmatigheid van een journalistieke gedraging beoordeelt. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter. Het is dan ook niet aan de Raad om te beoordelen of in strijd is gehandeld met juridische normen (i.c. inzake portretrecht en AVG).
Verder overweegt de Raad dat de journalist vrij is in zijn selectie van nieuws en geen toestemming nodig heeft van degene over wie hij publiceert. Wel dient hij – in het algemeen – het belang dat met een publicatie is gediend af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. En meer in het bijzonder geldt dat in een publicatie de privacy van personen niet verder mag worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie.
Klaagster heeft aangevoerd dat ten onrechte is beweerd dat zij en de Molukse mensenrechtenorganisatie Perintis Aksi Kilat (PAK) van Teterissa geen actie mogen voeren met gebruikmaking van zijn attributen, en dat zij aldus in een kwaad daglicht is gesteld.
Marinjo heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de publicatie de feitelijke weergave betreft van het verhaal van Teterissa. Dit is zowel in de intro als aan het eind van het artikel ook aan de lezer kenbaar gemaakt.
De Raad kan niet vaststellen wat Teterissa in het vertaalde gesprek letterlijk heeft gezegd. Klaagster heeft echter op de zitting erkend dat Teterissa haar uiteindelijk heeft verboden om zijn naam op t-shirts te gebruiken.
Aldus is niet vast komen te staan dat het artikel ten aanzien van klaagster relevante onjuistheden bevat. Ook vindt de Raad niet dat sprake is van een zodanige diskwalificatie van klaagster dat Marinjo vooraf wederhoor bij klaagster had moeten toepassen. Daarbij komt dat Marinjo achteraf heeft aangeboden een weerwoord van klaagster te publiceren. Het stond de redactie vrij om als voorwaarde op te nemen dat dit weerwoord maximaal twee pagina’s mocht bedragen. In dat kader merkt de Raad nog op dat de passage over klaagster en haar foto nog geen halve pagina uitmaken van de hele publicatie van zes pagina’s. Het aanbod van Marinjo kan dan ook niet als onredelijk worden beschouwd.
Ten slotte heeft de Raad op basis van de stukken en de toelichting niet kunnen vaststellen dat klaagsters privacy verder is aangetast dan voor de berichtgeving noodzakelijk is. De Raad onthoudt zich daarom op dit punt van een oordeel.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor zover de klacht betrekking heeft op schending van de privacy van klaagster, de Raad zich onthoudt van een oordeel. Voor het overige was de handelwijze van M. Louhenapessy, N. Souisa en R. Hallatu (Marinjo), zorgvuldig. Bij deze uitkomst kan in het midden blijven of de individuele gedragingen van Louhenapessy en Souisa kunnen worden aangemerkt als journalistieke gedragingen.”

HET STANDPUNT VAN VERZOEKSTER

Verzoekster stelt – samengevat – het volgende. De Raad miskent dat een groot deel van haar bezwaar ziet op de foto waarop zij duidelijk herkenbaar is neergezet als iemand die zonder toestemming gebruik zou maken van attributen van Johan Teterissa. Souisa heeft die foto ongevraagd op een openbare gelegenheid genomen met als doel om die zonder toestemming te publiceren in Marinjo. Verzoekster ging ervan uit dat Souisa alleen een foto maakte van het door haar ontworpen ‘Free Johan Teterissa’ T-shirt. Souisa heeft er echter bewust voor gezorgd dat zij ook op de foto staat, om haar vervolgens in Marinjo zwart te maken. De Leidraad van de Raad ziet uitdrukkelijk ook op beeldmateriaal. Daarnaast is het volledige hoofdstuk C.l van de Leidraad gewijd aan privacy, waar ook het portretrecht onder valt.
Overigens heeft verzoekster op de zitting van de Raad meegedeeld dat zij vanaf 5 oktober 2018 wel degelijk toestemming heeft gekregen van Teterissa. De brief waarin dat staat, heeft zij niet ingediend omdat deze in het Maleis is opgesteld en niet op tijd vertaald kon worden. Verzoekster heeft juist de naam van Teterissa op de (PAK) T-shirts gebruikt, omdat Amnesty International hem al als gezicht van alle Molukse politieke gevangenen heeft laten fungeren. Het is wrang dat Teterissa aanvankelijk enthousiast was over de T-shirts en dat het ‘verbod’ in september 2018 aanvankelijk niet rechtstreeks van hem kwam, maar van Souisa.
Verzoekster voert verder aan dat een journalist de nodige moeite moet doen om in contact te komen met de persoon over wie wordt gepubliceerd. Als dat niet direct lukt, moet de publicatie zo nodig worden uitgesteld. Het beginsel van hoor en wederhoor betekent dat een journalist – als hij iets wil publiceren dat beweringen over personen, groepen of organisaties bevat – de betrokkenen om een reactie moet vragen en de publicatie vergezeld laat gaan van die reactie of van een goede samenvatting ervan. Als de negatieve kwalificaties betrekking hebben op een bedrijf, instelling of overheidsinstantie, moet navraag worden gedaan bij een woordvoerder die gerechtigd is namens die organisatie te spreken. Ook bij beschuldigingen ten aanzien van een groep, is het wenselijk een vertegenwoordiger van die groep om een reactie te vragen. De publicatie kan daardoor winnen aan kwaliteit. Het feit dat Marinjo achteraf heeft aangeboden een weerwoord te publiceren is nutteloos, omdat Marinjo de toezegging tot publicatie én rectificatie tot op heden niet is nagekomen. De Raad kan bij zijn beoordeling dan ook niet laten meewegen dat haar een concreet aanbod tot publicatie van een weerwoord zou zijn gegeven, aldus verzoekster.
Zij maakt er voorts bezwaar tegen dat de Raad zich heeft onthouden van een oordeel over de schending van haar privacy. Alleen zij heeft het recht op het vermelden van haar naam en niemand anders, zeker niet zonder toestemming en al helemaal niet in combinatie met onwaarheden. Verzoekster betwist dat voor het overige de handelwijze van Marinjo zorgvuldig kan worden genoemd.
Ten slotte meent verzoekster dat in de conclusie twee uitspraken van voorzitter Bockwinkel ontbreken, namelijk: dat bij een eventueel gesprek tussen alle partijen er gekozen moet worden voor een onafhankelijke intermediair waar alle partijen zich in kunnen vinden, en dat het voor alle partijen het beste is als haar artikel in Marinjo wordt gepubliceerd.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoeker aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoekster heeft dit niet gedaan.

Het verzoekschrift bevat (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoekster eerder al in haar klacht heeft geformuleerd dan wel tijdens de mondelinge behandeling van haar klacht naar voren heeft gebracht, en waarover de Raad een oordeel heeft gegeven. Niet aannemelijk is geworden dat de Raad zijn oordeel op basis van onjuiste constateringen heeft gedaan.

In essentie vraagt verzoekster om een herbeoordeling van de klacht omdat zij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroeps)procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting en uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.

Dat verzoekster het niet eens is met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.

Ten overvloede overweegt de herzieningskamer dat de Raad beoordeelt of met een gewraakte journalistieke gedraging de grenzen van de journalistieke ethiek zijn overschreden. De uitgangpunten die de Raad daarbij hanteert zijn vastgelegd in de Leidraad. Het ‘portretrecht’ maakt onderdeel uit van de Auteurswet. De Raad toetst journalistieke uitingen echter niet aan wettelijke regels. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter.

Relevante eerdere conclusie van de Raad: RvdJ 2019/54
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1

BESLISSING

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo vastgesteld door de Raad op 2 maart 2020 door mw. mr. A.E. van Montfrans, voorzitter, mw. mr. N.A.M. van Herten, M. Keppels, F.Th.H. Ruys en E.J. Schievink, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.