“‘Hij verdooft zijn slachtoffers en gaat er gruwelijk op los’”. Dit artikel bevat onder meer de volgende passage:
Klager stelt dat het Openbaar Ministerie openbaarmaking van zijn personalia in april 2006 gerechtvaardigd achtte vanwege de wens hem zo snel mogelijk aan te houden. Dat doel was met zijn aanhouding op 27 juni 2006 bereikt, zodat vanaf dat moment voor het Openbaar Ministerie geen noodzaak meer bestond klagers achternaam in publicaties te vermelden. Klager wijst in dat verband op een persbericht van het Openbaar Ministerie van 30 juni 2006, waaruit volgt dat vanaf het moment van zijn aanhouding ook het Openbaar Ministerie klager nog slechts met de eerste letter van zijn achternaam heeft aangeduid. Ook de meeste dagbladen hebben hem vanaf het moment van zijn aanhouding op die wijze aangeduid.
De klacht bevat de volgende onderdelen:
- door de vermelding van zijn volledige naam is klagers privacy onnodig aangetast;
- verweerder heeft ten onrechte gebruik gemaakt van een anoniem citaat.
Ad 1.
Voorop moet worden gesteld dat een nieuwsbericht zoveel mogelijk de gegevens dient te bevatten, die het het publiek mogelijk maken zich een waarheidsgetrouw beeld van het desbetreffende nieuwsfeit te vormen. Daartegenover staat dat, volgens het vaste oordeel van de Raad, de journalistieke verantwoordelijkheid met zich brengt dat de persoonlijke levenssfeer van degene over wie wordt gepubliceerd, niet verder mag worden aangetast dan in het kader van een open berichtgeving nodig is.
Bovendien is, volgens het vaste oordeel van de Raad, ten aanzien van het vermelden van persoonlijke gegevens van verdachten c.q. veroordeelden bijzondere terughoudendheid geboden. Een journalist dient zoveel mogelijk te voorkomen dat hij gegevens publiceert met behulp waarvan een verdachte of veroordeelde op eenvoudige wijze kan worden geïdentificeerd. Dat de identiteit van de betrokkene door een publicatie bekend wordt, maakt die publicatie evenwel op zichzelf niet onzorgvuldig, ook al is sprake van een inbreuk op de privacy van betrokkene. Een dergelijke inbreuk overschrijdt de grenzen van zorgvuldige journalistiek alleen dan, indien deze inbreuk niet in redelijke verhouding staat tot het doel van de publicatie en derhalve een disproportionele aantasting van het privé-leven van de betrokkene vormt. Er dient derhalve een afweging plaats te vinden tussen het belang van de betrokkene bij de bescherming van zijn privacy enerzijds en mogelijke belangen van derden en het maatschappelijke belang anderzijds.
De foto en persoonsgegevens van klager zijn op 11 april 2006 door het Openbaar Ministerie aan de landelijke media verstrekt met het verzoek deze te publiceren teneinde de opsporing en aanhouding van klager te bevorderen. Het doel van het publiceren van de foto en de persoonsgegevens van klager was op de datum van zijn aanhouding bereikt. Of met de publicatie van die gegevens daarna grenzen zijn overschreden van hetgeen – gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid – maatschappelijk aanvaardbaar is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
In dit geval is niet gebleken dat met de vermelding van klagers naam een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele belang van klager. Klager had anoniem kunnen worden genoemd of hoogstens met initialen kunnen worden aangeduid, zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van de berichtgeving. Niet valt in te zien dat door het weglaten van klagers volledige naam een onaanvaardbare onduidelijkheid voor de lezer zou zijn ontstaan.
Verder is van belang dat de bekendmaking van klagers gegevens door het Openbaar Ministerie al geruime tijd vóór de gewraakte publicaties had plaatsgevonden. Voorts is niet gebleken dat klagers naam sindsdien zó bekend is geworden dat zijn belang bij de bescherming van zijn privacy ten tijde van de gewraakte publicaties niet of nauwelijks betekenis had.
Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat verweerder niet op verantwoorde wijze het belang van klager bij de bescherming van diens privacy heeft afgewogen tegen het maatschappelijke belang dat met de publicatie is gediend.
Onder deze omstandigheden vormt het vermelden van de volledige naam van klager in de gewraakte publicaties een ongerechtvaardigde aantasting van zijn privé-leven. Verweerder heeft aldus grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
(vgl. onder meer: X tegen De Telegraaf, RvdJ 2007/5 en X tegen Dagblad van het Noorden, RvdJ 2006/46)
De Raad verzoekt verweerder deze beslissing integraal of in samenvatting in het Dagblad van het Noorden en op de website www.dvhn.nl te publiceren.
drs. B.J. Brouwers, drs. G.H.J.M. Bueters, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en
mr. drs. M.M.P.M. Kreyns, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. drs. M.M. van der Smissen, plaatsvervangend secretaris.