Journalisten worden vaak beoordeeld op het vermogen kritische vragen te stellen. De vraag is of de antwoorden er ook toe doen.
Onder de titel ‘de mores’ schrijft Frits van Exter over dilemma’s in de journalistiek, gebaseerd op de praktijk van de Raad voor de Journalistiek. De serie verschijnt op villamedia.nl en op deze site.
Het televisieprogramma De Hofbar staat in twee uitzendingen stil bij de risico’s van elektronische sigaretten voor de gezondheid van jongeren. Rutger Castricum interviewt een medicus, de verantwoordelijke staatssecretaris, een betrokken oud-politicus en een vader met zijn zoon, die verslaafd was aan het vapen.
De journalist laat zijn welwillende houding varen tegenover Emil ’t Hart, de vertegenwoordiger van de Esigbond, de brancheorganisatie van verkopers van e-sigaretten. In de voice-over is de toon gezet: Vape is “het apparaatje met een lekker smaakje dat zogenaamd met de beste bedoelingen aan de man wordt gebracht. In werkelijkheid is het een vieze truc van de tabaksindustrie die de gewone sigaret langzaam ziet verdwijnen. Wat nou als we iets verzinnen dat jonge mensen, het liefst kindertjes, verslaafd maakt aan nicotine? Dan hebben we in de nieuwe generatie weer klantjes voor het leven. Maar de voorzitter van de Esigbond, Emil ’t Hart, is zich van geen kwaad bewust.”
Een goede waakhond neemt geen genoegen met ontwijkende antwoorden. Maar in dit interview komt de pleitbezorger van ‘verantwoord vapen’ daar amper aan toe. Castricum onderbreekt hem elf keer, veelal voordat hij een zin heeft uitgesproken. De interviewer gaat er ook hard in met kwalificaties als ‘crimineel’ en ‘moordenaar’ en de beschuldiging van ‘Russisch rouletten met kleine kinderen’. De toeschouwer ziet meer machtsvertoon dan journalistiek.
De man van de Esigbond dient een klacht in bij de Raad: hij meent dat hij geen eerlijke kans heeft gehad zijn verhaal te doen. In het verweer stelt omroepvereniging PowNed dat de programmamakers ‘zeer maatschappijkritisch’ zijn over het vapen onder jongeren. Daarom heeft de presentator ‘op zijn gebruikelijke ietwat provocerende wijze een gesprek gevoerd met ’t Hart en kritische vragen op hem afgevuurd’. Die aanpak bewaart hij in dit programma overigens exclusief voor de voorzitter van de brancheorganisatie, die wat naïef in de veronderstelling verkeerde dat Castricum op zijn hand zou zijn.
De Raad voor de Journalistiek ziet het maatschappelijk belang van het onderwerp en kan het ‘pittige format’ van Hofbar billijken, maar meent dat er wel meer ruimte moet zijn voor de antwoorden, al was het maar als wederhoor op de ernstige beschuldigingen.
Zoals gebruikelijk bij een (deels) positieve uitkomst voor klager, verzoekt de Raad aan PowNed om het oordeel, al dan niet samengevat, te publiceren. De omroep weigert omdat zij het ‘er niet mee eens is’.
Dat is geen argument, wat je ook van het vapen of de conclusie vindt. Wie meewerkt met journalistieke zelfregulering, moet er rekening mee houden dat de Raad er anders over kan denken dan de journalist zelf. Wat is anders de zin van een onafhankelijke beoordeling, als de redactie niet alleen meent dat zij het zelf beter weet, maar ook geen andere opinie toestaat?
Het is vaker gezegd, maar de beoordeling van journalistieke mores is geen exacte wetenschap; je kunt er van mening over verschillen. Het staat je dan ook vrij erbij te vermelden dat je het er niet mee eens bent.
Het publiek in kennis stellen van de uitkomst, is de minste genoegdoening waar een klager op moet kunnen rekenen. Dat klemt temeer nu de Raad van klagers vraagt af te zien van gerechtelijke stappen. Daar moet wel iets tegenover staan.
Frits van Exter is voorzitter van de Raad voor de Journalistiek. Hij heeft geen stem bij de beoordeling van klachten. Hij verwoordt slechts zijn eigen mening.
