Een rolmodel herinnert ons aan het belang van research en de goede vragen. Ligt dat voor de hand? Ja en nee.
Onder de titel ‘de mores’ schrijft Frits van Exter over dilemma’s in de journalistiek, gebaseerd op de praktijk van de Raad voor de Journalistiek. De serie verschijnt op villamedia.nl en op deze site.
Enigszins moe van de debatten over de rol van de journalistiek in het tegenwoordig zo gepolariseerde publieke debat, verwelkomde ik Kyle Clark als een koele bries in de verzengend hitte van de nieuwswoestijn. Van een afstand lijkt hij op een van de talloze gladgeschoren, kort gekapte en kleurloos geklede tv-presentatoren (niet te knap, niet te lelijk), die de wereld in het algemeen en de VS in het bijzonder rijk zijn. Nader beschouwd is hij mijn rolmodel.
De tv-journalist van 9News in Denver, Colorado, kreeg in de zomer landelijke bekendheid door zijn no-nonsense aanpak tijdens een live-debat met kandidaten voor een zetel in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Maar hij staat voor meer kwaliteiten, weet ik dankzij de Columbia Journalism Review .
Clark en zijn collega’s in Denver werken op basis van twee beginselen: we doen dit werk niet voor onszelf en we houden mensen aan onze normen.
Zij weten welke vragen leven onder de kijkers en ook welke antwoorden ze in hun woonkamers tot wanhoop kunnen drijven. Daarom accepteert de journalist geen gedraai. ‘U heeft nu 1 minuut de tijd gehad om mijn vraag te beantwoorden. Ik stel vast dat u ervoor gekozen heeft dat niet te doen. Laten we daarom naar een andere kandidaat gaan.’ De microfoon gaat onverbiddelijk uit, je hoort de politicus op de achtergrond nog wat sputteren.
Wie werkt voor een landelijk medium zit dichter op de politiek, maar wie werkt voor een regionaal medium zit dichter op de kiezer. De eerste zal bijvoorbeeld misschien meer geïnteresseerd zijn in de vraag of Geert Wilders het migratiedebat heeft gewonnen, terwijl de tweede wil weten of er nu minder asielzoekers op straat moeten slapen. Landelijke media zetten de toon, maar regionale media maken de muziek.
Om de goede vragen te kunnen stellen, putten Clark en de zijnen zich uit in research. Elke vraag moet een heldere, feitelijke basis hebben. Daarmee willen zij voorkomen dat een geïnterviewde met zijn eigen ‘alternatieve’ feiten komt. En als hij dat toch probeert, is de interviewer dankzij de research, meestal in staat er meteen doorheen te prikken op een wijze die de kijker overtuigt. Dit is wat een journalist moet doen voor mensen die geen tijd of geen zin hebben om het allemaal zelf uit te zoeken.
Dat betekent ook dat de journalist zich niet moet beperken tot de rol van aangever, waarbij hij, met de stopwatch in de hand, de ene partij commentaar laat leveren op de andere; hij moet zelf een onwaarheid benoemen.
Liegen is voor Clark een morele ondergrens. ‘Het is ons doel de norm te stellen en de mensen te laten weten wanneer iemand die niet haalt.’ En: ‘Als we weten wat de waarheid is moeten we dat onomwonden zeggen.’
Daarbij loop je onvermijdelijk het risico dat een deel van het publiek je verdenkt van partijdigheid. Clark heeft daar geen afdoend antwoord op. Sommige politici liegen zoveel dat je het gesprek zou doodslaan als je alle onwaarheden zou benoemen. Je moet selectief zijn en laten zien dat je de andere kant gelijk behandelt. Je moet accepteren dat niet alle kijkers dat zo zien.
Clark is niet zo van de gezelligheid, waar onze praatprogramma’s zo goed in zijn. Hij spreekt liever over wederzijds respect. Politici in Colorado weten hoe hij te werk gaat. ‘Ik respecteer je zozeer als kandidaat voor een ambt, dat ik geen cliché-vragen zal stellen om vervolgens niet naar je antwoorden te luisteren. Ik heb uitvoerig onderzocht wat je zegt, wat je gelooft en wat je hebt gedaan, en ik zal proberen daar serieuze vragen over te stellen in de hoop dat ik een serieus antwoord terugkrijg.’
De vragen zijn doordacht. Zo vraagt Clark niet aan een kandidaat of hij spijt heeft van zijn opstandige gedrag tijdens zijn arrestatie wegens openbare dronkenschap (dat heeft hij al meermalen betuigd), maar waarom hij, toen hij eenmaal nuchter was, het heeft verzwegen. ‘Ik ga ervan uit dat hij zijn politieke werk niet doet als hij onder invloed is. Vandaar de vraag naar zijn beoordelingsvermogen toen hij nuchter was en besloot dit niet aan zijn collega’s te vertellen.’
Ondanks alle research wil Clark niet de betweter zijn. De vragen moeten simpel, direct en herkenbaar zijn. Zo vroeg hij aan een kandidaat, die zich onderscheidt in schampere opmerkingen over vrouwen en minderheden, waarom hij dat eigenlijk deed. Waarom zeg je dat een vrouwelijke tegenstander gekleed gaat als een prostituée? Waarom zo weinig respectvol? Clark is niet bang voor het morele oordeel. Het is een vraag die een politicus kan ontregelen, tenminste uitnodigt afstand te nemen van het gekrakeel om naar zichzelf te kijken. Maar bovenal is het een vraag waarbij mensen zullen denken: ‘Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten: waarom doe je dat eigenlijk?’
Het zijn eigenlijk voor de hand liggende journalistieke kwaliteiten. Kyle Clark herinnert ons eraan hoe je die hanteert en waarom dat zo de moeite waard is. Niet ten overvloede.
