Conclusies

Alle conclusies van de Raad voor de Journalistiek vanaf de eerste uitspraak in 1961 tot heden zijn hier te raadplegen. U kunt zoeken op diverse trefwoorden. De resultaten worden weergegeven op volgorde van relevantie.

In de meeste gevallen spreekt de Raad zich uit over de inhoud van een klacht. De Raad beoordeelt klachten dan als ‘gegrond’, ‘deels gegrond’, ‘deels ongegrond’ of ‘ongegrond’. Overigens luidden de eindconclusies van 2014-2022 ‘zorgvuldig’, ‘deels onzorgvuldig’ of ‘onzorgvuldig’. (zie het bericht: Raad voor de Journalistiek: van ‘onzorgvuldig’ naar ‘gegrond’)

In mei/juni 2021 heeft de Raad een lijst met overwegingen opgesteld die hij gebruikt bij de beoordeling van klachten over afgewezen verzoeken tot verwijdering of anonimisering van online publicaties. Het gebruik daarvan wordt nader uitgewerkt in de conclusies die zijn te vinden onder het trefwoord ‘aard van de publicatie – archivering/vergetelheid’.

Recente conclusies

2012/48 | Conclusie: 24/08/2012
Niet-ontvankelijk / Ongegrond

X / G. Vroom en de hoofdredacteur van Emerce.nl

Procedure

  • ontvankelijkheid

Aard van de publicatie

  • ingezonden brieven/reacties op websites

Aard van het medium

  • internet – algemeen
Lees samenvatting

Voor zover klager heeft bedoeld zijn klacht te richten tegen een artikel dat in januari 2010 op de website www.emerce.nl is verschenen, is de klacht niet tijdig door de Raad ontvangen. De door klager aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar doen zijn. Klager is op dit punt in zijn klacht niet-ontvankelijk.
Daarnaast is de klacht gericht tegen reacties die in januari en mei 2012 onder het artikel zijn geplaatst. De reactie van januari bevat in het geheel geen beschuldiging aan het adres van klager. Verder bevat de reactie van mei 2012 – met de verwijzing naar de website www.ihate[X].com – geen zodanige ernstige beschuldiging of een diffamerende uitlating jegens klager, dat deze door verweerders verwijderd had moeten worden. De redactie heeft ten aanzien van hyperlinks in reacties van derden een minder vergaande verantwoordelijkheid dan bij plaatsing van een hyperlink in een redactioneel stuk, waarbij op grond van punt 2.2.7. van de Leidraad een belangenafweging moet plaatsvinden. Verweerders hebben ter zake niet ontoelaatbaar gehandeld.

2012/46 | Conclusie: 21/08/2012
Ongegrond

R.Ch. van Waning / H. Godthelp en de hoofdredacteur van het Amstelveens Nieuwsblad

Journalistieke werkwijze

  • hoor en wederhoor
  • selectie van nieuws

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving

Aard van het medium

  • nieuwsblad – print
Lees samenvatting

In het Amstelveens Nieuwsblad zijn het voorpagina-artikel“Ruim 200 bonnen 2011” en het vervolgartikel “’Dat is niet stad die we willen’” verschenen. Kern van de klacht is dat in het vervolgartikel zonder toepassing van wederhoor onjuist en eenzijdig is bericht over een geschil tussen klager en de gemeente over handhaving van een scooterverbod in het voetgangersgebied, en dat klager negatief is neergezet. Verweerders hebben gemotiveerd aangevoerd dat zij in diverse publicaties aandacht hebben besteed aan het geschil. Er is geen journalistieke norm die meebrengt dat verweerders bij publicaties daarover aan de visie van beide partijen altijd evenveel aandacht behoren te geven. Verder hebben verweerders voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Voor de lezer is duidelijk dat het artikel met name de visie van de wethouder op de kwestie behelst. Mede in aanmerking genomen dat verweerders in eerdere publicaties ook de visie van klager hebben weergegeven stond het hen vrij om in het gewraakte artikel de veel beschreven – en bij de lezers bekende – kwestie voornamelijk van één kant te belichten, zonder klager om een reactie te vragen. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat verweerders stelselmatig negatief over klager berichten. Dat klager het niet eens is met de in het artikel beschreven mening van de wethouder, kan aan een en ander niet afdoen.

2012/44 | Conclusie: 21/08/2012
Niet-ontvankelijk / Ongegrond

X / P. Hilhorst en de hoofdredacteur van De Ombudsman (VARA)

Journalistieke werkwijze

  • hoor en wederhoor

Privacy

  • televisie
  • vermelding persoonlijke gegevens

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving
  • tendentieuze berichtgeving

Aard van het medium

  • omroep (landelijk publiek) – televisie
Lees samenvatting

De klacht betreft een uitzending van De Ombudsman die is gewijd aan ‘de macht van de gezinsvoogd’ en een vervolguitzending waarin reacties uit de politiek zijn weergegeven.
Klager heeft gesteld dat hij bewust, tegen de geldende omgangsregeling in, zijn kind niet op het daarvoor afgesproken tijdstip bij zijn ex-echtgenote heeft teruggebracht en zich vervolgens met zijn kind op een voor haar onbekende plaats heeft opgehouden. Verweerders hebben niet ontoelaatbaar gehandeld door deze handelwijze van klager aan te duiden als ‘ontvoering’. Overigens is in de uitzending geen oorzakelijk verband gelegd tussen de ‘ontvoering’ en ondertoezichtstelling van klagers zoon.
Verder hebben verweerders aannemelijk gemaakt dat zij ter zake van het verblijf van de ex-echtgenote van klager in een blijf-van-mijn-lijfhuis deugdelijk onderzoek hebben verricht. Niet ter discussie staat dat klagers ex-echtgenote daar heeft verbleven. Voor de kijker is duidelijk dat niet verweerders maar de ex-echtgenote van klager van mening is dat zij naar een blijf-van-mijn-lijfhuis ‘moest’.
Van het uiten van (ongefundeerde) beschuldigingen aan klagers adres is geen sprake. De berichtgeving is enerzijds van feitelijke aard en behelst anderzijds duidelijk de mening van klagers ex-echtgenote. Het is dan ook journalistiek toelaatbaar dat geen wederhoor bij klager is toegepast. Daarbij komt dat noch de naam van klager noch die van zijn zoon in de uitzending is vermeld en dat klager verder niet voor het grote publiek identificeerbaar is. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat klager objectief bezien door de uitzending wordt gediskwalificeerd. Dat het verhaal wellicht binnen de (professionele) kring van klager bekend is en hij daardoor op de uitzending wordt aangesproken, kan daaraan niet afdoen.
Verweerders hebben niet journalistiek ontoelaatbaar gehandeld door in de eerste uitzending over klager te berichten op de wijze zoals zij hebben gedaan. Nu de tweede uitzending geen nieuwe informatie over klager bevat, hebben verweerders daarmee evenmin onzorgvuldig jegens klager gehandeld.
Voor zover de klacht betrekking heeft op schending van de belangen van anderen dan klager, is klager in zijn klacht niet-ontvankelijk.

2012/45 | Conclusie: 21/08/2012
Ongegrond / Onthouding oordeel

A.B. Hofstede / M. Linssen en de hoofdredacteur van het Brabants Dagblad

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving

Rectificatie/ weerwoord

  • ingezonden brieven

Aard van de publicatie

  • ingezonden brieven/reacties op websites

Aard van het medium

  • dagblad (regionaal) – print
Lees samenvatting

In het Brabants Dagblad is een artikel verschenen onder de kop “Aangifte smaad tegen CDA’ers Maasdriel” en de bovenkop “Klacht – Politie toetst of er voldoende reden is voor strafvervolging”. De klacht richt zich met name op het gebruik van de term ‘smaad’ en tegen het vermelden van namen van personen tegen wie de aangifte van klager zou zijn gericht. De Raad stelt vast dat in een door klager overgelegde brief aan de politie, waarin klager zijn aangifte heeft beschreven, als vermoedelijke verdachten de in het artikel genoemde personen met naam zijn vermeld. Er is in dit opzicht geen sprake van onjuiste berichtgeving. Met betrekking tot het gebruik van de term ‘smaad’ overweegt de Raad verder dat in het door klager overgelegde proces-verbaal van aangifte is vermeld dat klager aangifte heeft gedaan van ‘belediging, smaad, smaadschrift en laster’. Verweerders hebben niet ontoelaatbaar gehandeld door dit samen te vatten met het begrip ‘smaad’.
Verder is op de website van het Brabants Dagblad het artikel “Vragen over Pasnagelshof” verschenen, waaronder reacties zijn geplaatst. De door klager beschreven reacties bevatten geen zodanig ernstige beschuldiging of diffamerende uitlating jegens hem, dat deze door verweerders verwijderd hadden moeten worden. Verweerders hebben ter zake niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
Ten slotte heeft klager gesteld dat verweerders hebben geweigerd een door hem geplaatste reactie te publiceren. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat zij met een dergelijke weigering niet bekend zijn. De Raad kan op grond van de standpunten van partijen niet vaststellen of het standpunt van klager juist is en onthoudt zich daarom van een oordeel op dit punt.

2012/43 | Conclusie: 30/07/2012
Ongegrond

Stichting Pink Ribbon / J. Pennarts, M. Tweebeeke, C. Kuyl en M. Gelauff (NTR en NOS)

Journalistieke werkwijze

  • bronnen
  • hoor en wederhoor

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving
  • tendentieuze berichtgeving

Aard van de publicatie

  • interview
  • live-uitzendingen

Aard van het medium

  • omroep (landelijk publiek) – televisie
Lees samenvatting

Op 16 november 2011 is in een uitzending van Nieuwsuur aandacht besteed aan klaagster. Die uitzending is aangekondigd in het NOS Journaal van diezelfde dag. Verder is op 28 maart 2012 in Nieuwsuur opnieuw aandacht aan klaagster besteed, waarbij de directeur van klaagster live in de studio is geïnterviewd. Kern van de klacht is dat in de uitzendingen van 16 november 2011 onjuist en tendentieus over klaagster is bericht, waarbij haar onvoldoende gelegenheid tot wederhoor is geboden, en dat vervolgens met de uitzending op 28 maart 2012 niet is voldaan aan de tussen partijen gemaakte afspraken.
Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat op basis van de voorhanden zijnde informatie en documentatie voldoende reden bestond om in de uitzendingen indringende kritische vragen aan de orde te stellen over inkomsten en uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek door klaagster.
Verder is klaagster door middel van een vooraf afgesproken interview uitgebreid aan het woord gekomen. Voorafgaand aan het interview hebben partijen meerdere malen contact hebben gehad. Het interview met de toenmalig interim directeur van klaagster heeft ruim 1,5 uur geduurd, waarbij ook nog een collega van haar aanwezig was. Het is aannemelijk dat daarbij de strekking van de uitzending voor klaagster voldoende duidelijk moet zijn geweest en dat haar interim directeur voldoende gelegenheid heeft gehad om desgewenst opheldering te vragen. Aldus is klaagster voldoende in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de uitzendingen van 16 november 2011 te reageren. Zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de reactie van haar interim directeur op journalistiek onzorgvuldige wijze is verwerkt. Nu het NOS Journaal geen andere aantijgingen bevatte en daarin fragmenten zijn getoond van het interview, behoefde klaagster niet nog apart voorafgaand aan de aankondiging in het NOS Journaal in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren.
Gelet op het voorgaande is van eenzijdige berichtgeving geen sprake. Klaagster heeft echter wel voldoende aannemelijk gemaakt dat op onderdelen onjuist over haar c.q. haar bedrijfsvoering is bericht. Enerzijds kan met recht worden gesteld dat verweerders nog nauwkeuriger onderzoek hadden kunnen verrichten en genuanceerder over de kwestie hadden kunnen berichten, maar anderzijds kan niet worden ontkend dat de onjuiste berichtgeving voor een niet onbelangrijk deel te wijten is aan de gebrekkige informatievoorziening van klaagster zelf. De Raad is van oordeel dat in zoverre in de uitzendingen van 16 november 2011 onjuist en daardoor tendentieus over klaagster is bericht, dit verweerders niet zodanig kan worden toegerekend dat zij daarmee journalistiek ontoelaatbaar hebben gehandeld.
Dat neemt niet weg dat het Nieuwsuur c.q. Tweebeeke zou hebben gesierd – mede gezien het constructieve overleg dat partijen na 16 november 2011 hebben gevoerd – als in het interview van 28 maart 2012 meer begrip zou zijn getoond voor de positie van klaagster en de gevolgen die zij door de berichtgeving van 16 november heeft ondervonden. Naar het oordeel van de Raad is echter niet gebleken dat verweerders met het interview in strijd met gemaakte afspraken of anderszins journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster hebben gehandeld. Dat het interview mogelijk anders is verlopen dan klaagster had verwacht, kan daaraan niet afdoen.

2012/42 | Conclusie: 19/07/2012
Ongegrond

prof. dr. R.A.M. Pruijm / F. van Kolfschooten

Journalistieke werkwijze

  • hoor en wederhoor

Procedure

  • bevoegdheid
  • ontvankelijkheid

Aard van het medium

  • boek
Lees samenvatting

Verweerder is als wetenschaps- c.q. onderzoeksjournalist bezig is aan zijn nieuwe boek over wetenschapsfraude. Kern van de klacht is dat verweerder op onjuiste wijze het beginsel van wederhoor toepast, door in de onderzoeksfase zijn bevindingen over de handelwijze van klager voor te leggen aan derden, zonder eerst de reactie van klager af te wachten. De aan de orde gestelde handelwijze van verweerder moet als een journalistieke gedraging in de zin van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek worden beschouwd, zodat de Raad bevoegd is daarover te oordelen. Dat (nog) geen sprake is van gepubliceerd werk, staat daaraan niet in de weg. De Raad overweegt verder dat er geen norm bestaat die meebrengt dat de journalist eerst de reactie van een betrokkene behoort af te wachten, alvorens hij zich – in het kader van zijn onderzoek – met zijn bevindingen tot derden wendt. Het staat de journalist vrij in de onderzoeksfase zelf te bepalen in welke volgorde hij bronnen en betrokkenen benadert. In de nu voorgelegde fase is geen sprake van schending van het beginsel van wederhoor. Het verzoek van verweerder tot anonimisering van de uitspraak is door de Raad afgewezen.

2012/41 | Conclusie: 19/07/2012
Niet-ontvankelijk / Ongegrond

X / E. Visser en de hoofdredacteur van Dagblad De Limburger

Privacy

  • verdachten/veroordeelden
  • vermelding persoonlijke gegevens

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving

Procedure

  • ontvankelijkheid

Aard van de publicatie

  • rechtbankverslag/verslaggeving rechtszaken

Aard van het medium

  • dagblad (regionaal) – print
Lees samenvatting

De klacht betreft de artikelen “Vriendin geslagen en beplast” en “Mishandeling: vier maanden cel”, die gaan over een strafzaak tegen klager. In de artikelen zijn de voornaam en de initiaal van de achternaam van klager vermeld alsmede zijn leeftijd en de plaats waartoe de woonkern van klager behoort. In het eerste artikel zijn bovendien de voornamen van klagers echtgenote en vriendin vermeld.
In het kader van verslaggeving over rechtszaken is het toelaatbaar dat standpunten van betrokken partijen enigszins worden aangezet en een niet geheel neutrale toon wordt gebruikt.
Klager heeft bovendien gesteld dat hetgeen in het eerste artikel is vermeld, naar de letter gezien allemaal ter sprake is gekomen tijdens de rechtszitting. Weliswaar is in het tweede artikel ten onrechte vermeld dat klager op vrije voeten is gesteld en dat hij een locatie- en contactverbod heeft gekregen, maar die omissies zijn niet van zodanige aard dat verweerders daarmee journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. Op dit punt is de berichtgeving niet journalistiek ontoelaatbaar.
De wijze waarop klager in het artikel is aangeduid is in het kader van berichtgeving over strafzaken journalistiek gebruikelijk en niet ontoelaatbaar. In het algemeen kan daarmee worden voorkomen dat een betrokkene eenvoudig kan worden geïdentificeerd. Het is niet aannemelijk dat klager door het grote publiek in de berichtgeving zal worden herkend. Er is geen sprake van een disproportionele aantasting van klagers privacy. Dat klager wellicht in zijn directe omgeving op de publicatie is aangesproken, kan daaraan niet afdoen. Ook op dit punt is de klacht ongegrond.
Voor zover de klacht betrekking heeft op de privacy van anderen dan klager, is klager in zijn klacht niet-ontvankelijk.

2012/39 | Conclusie: 17/07/2012
Gegrond

X / de hoofdredacteur van De Twentsche Courant Tubantia

Journalistieke werkwijze

  • bronnen
  • hoor en wederhoor

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving

Aard van het medium

  • dagblad (regionaal) – print
Lees samenvatting

Klager maakt bezwaar tegen het artikel “Oude wonden opengereten” met de bovenkop “Zedenzaak – Reclassering benadert slachtoffer ‘in belang’ van dader” dat op de voorpagina is aangekondigd in een bericht met de kop “Excuses Reclassering na ‘verkeerde’ brief”. Kern van de klacht is dat onjuist en tendentieus over de strafzaak tegen klager is bericht, zonder deugdelijk onderzoek en zonder toepassing van wederhoor.
Klager heeft gemotiveerd aangevoerd dat de beweringen over zijn strafzaak op een aantal wezenlijke punten onjuist zijn. Weliswaar heeft de publicatie in eerste instantie betrekking op een geschil tussen de ex-echtgenote van klager en de reclassering, dat neemt niet weg dat het artikel een groot aantal beschuldigingen aan het adres van klager bevat. Anders dan verweerder heeft aangevoerd is in dit geval geen sprake van berichtgeving van (louter) feitelijke aard. De ex-echtgenote van klager kan in dit geval niet als objectieve, betrouwbare bron worden beschouwd. Op verweerder rustte de plicht nader onderzoek te doen naar de juistheid van de beweringen over klager. De verslaggever heeft telefonisch navraag gedaan bij de persvoorlichting van de rechtbank Almelo, die hem kennelijk deels onjuiste informatie heeft verstrekt en bovendien niet heeft gemeld dat de procedure bij het gerechtshof Arnhem is vervolgd. Dit heeft er mede toe geleid dat het artikel een aantal feitelijke onjuistheden bevat, waarvoor verweerder uiteindelijk verantwoordelijk is; degene die onjuiste informatie publiceert, draagt het risico van het onjuist/onvolledig geïnformeerd te zijn geworden. Verweerder had deze onjuistheden wellicht kunnen voorkomen door navraag te doen bij klager of diens raadsman.
Doordat de publicatie een aantal feitelijke onjuistheden bevatte, heeft verweerder journalistiek onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Dat verweerder na de publicatie zijn excuses heeft aangeboden en bereid was de onjuiste berichtgeving te rectificeren, kan daaraan niet afdoen.

2012/40 | Conclusie: 17/07/2012
Onthouding oordeel

X / B. Janssen en de hoofdredacteur van De Twentsche Courant Tubantia

Feitenweergave

  • onjuiste berichtgeving

Procedure

  • onthouding oordeel

Aard van het medium

  • dagblad (regionaal) – print
Lees samenvatting

,

De klacht betreft het artikel “Kinderporno kijken om vrouw te sarren”, dat gaat over een strafzaak tegen de echtgenoot van klaagster. Kern van de klacht is dat in het artikel aan klaagster wordt toegeschreven dat zij heeft gezien dat haar echtgenoot ‘het laatst pornofoto’s van peuters heeft bekeken en eerst denkt de gekiekte kinderen te herkennen’. Klaagster heeft gesteld dat zij nooit foto’s van peuters heeft gezien en dat dus ook nooit heeft verklaard. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat dit zo door de rechtbankpresident op de rechtszitting naar voren is gebracht en dat de verslaggeving derhalve correct is. De Raad meent dat voor een weloverwogen oordeel een bredere kennis nodig is ten aanzien van hetgeen op de rechtszitting is besproken, dan waarover hij beschikt. Op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de stukken die zij hebben overgelegd kan onvoldoende worden beoordeeld welk standpunt juist is. Het proces-verbaal, waaruit klaagster heeft voorgelezen, behelst geen woordelijk verslag en kan derhalve geen uitsluitsel bieden. De Raad onthoudt zich daarom van een oordeel over de klacht.

2012/38 | Conclusie: 16/07/2012
Gegrond

J.C.R. Gerrits en High Fashion Music B.V. / O. Oost, hoofdredacteur van PowNed

Journalistieke werkwijze

  • bandopnames
  • bronnen
  • hoor en wederhoor
  • open vizier/verzwijgen eigen identiteit

Feitenweergave

  • tendentieuze berichtgeving

Procedure

  • medewerking aan procedure

Aard van het medium

  • omroep (landelijk publiek) – televisie
Lees samenvatting

Op 30 november 2011 is op de website van PowNed het bericht “Buma/Stemra bestuurder corrupt” met de onderkop “Buma/Stemra bestuurder Jochem Gerrits maakt misbruik van zijn functie” verschenen. Kort gezegd gaat het bericht over een conflict tussen Gerrits en componist Melchior Rietveldt. In diverse uitzendingen van PowNews van diezelfde dag en daarna, en in andere artikelen op de website is aan de kwestie aandacht besteed. In de uitzending van 30 november 2011 zijn fragmenten getoond van R. Storm – adviseur van Rietveldt – die vanuit de studio van verweerder met Gerrits belt en daarbij aanwijzingen krijgt van een medewerker van verweerder. In een bericht dat op 1 december 2011 op de website van PowNed is geplaatst, is een link opgenomen naar de volledige opname van het telefoongesprek.
De Raad overweegt dat Gerrits in de uitzending van 30 november 2011 wordt verweten zich schuldig te maken aan corruptie. Dit is een zeer ernstige beschuldiging, die louter lijkt te zijn gebaseerd op de beweringen van Rietveldt en Storm – waarmee Gerrits in conflict is – en de getoonde fragmenten van een telefoongesprek dat Gerrits heeft gevoerd met Storm. In dat verband is relevant dat klagers onbetwist hebben gesteld dat het telefoongesprek zonder medeweten van Gerrits is opgenomen en uitgezonden c.q. gepubliceerd. Klagers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder met het instrueren van Storm bij het voeren van het telefoongesprek Gerrits uitspraken heeft ontlokt, terwijl bovendien door de wijze van montage van het telefoongesprek – dat ongeveer een half uur heeft geduurd, terwijl slechts enkele minuten zijn getoond – het gesprek een andere lading heeft gekregen en geen recht doet aan de essentie daarvan. Uit de uitzending is niet gebleken dat voor de beschuldiging van corruptie een nadere onderbouwing bestond. Bovendien is niet gebleken dat klagers voorafgaand aan de uitzending van 30 november 2011 de mogelijkheid tot wederhoor is geboden. Door op 30 november 2011 over klagers te berichten en daarop in latere berichtgeving voort te borduren op de wijze zoals hij heeft gedaan, heeft verweerder journalistiek onzorgvuldig jegens klagers gehandeld.
Dat verweerder later in een publicatie op zijn website een link heeft opgenomen naar het volledige telefoongesprek tussen Gerrits en Storm laat het voorgaande onverlet: in de uitzending van 30 november is niet kenbaar gemaakt dat het volledige telefoongesprek via de website van verweerder te beluisteren was, nog daargelaten de vraag of in dit geval van de gemiddelde kijker kan worden verwacht dat hij na een uitzending van slechts enkele minuten vervolgens via internet een telefoongesprek van ongeveer 30 minuten zal beluisteren om zich zo een beter beeld van de kwestie te kunnen vormen. Evenmin kan aan het oordeel afdoen dat verweerder later geprobeerd heeft Gerrits te interviewen, te meer omdat Gerrits – gelet op de eerdere opstelling van verweerder – dit niet behoefde te beschouwen als een serieuze gelegenheid tot het bieden van een weerwoord.